Net na de Tweede Wereldoorlog kregen verschillende grote steden in Indonesië, zoals Batavia, een Temporaire Krijgsraad die de militaire oorlogsmisdrijven en zware civiele delicten zou berechten....Show moreNet na de Tweede Wereldoorlog kregen verschillende grote steden in Indonesië, zoals Batavia, een Temporaire Krijgsraad die de militaire oorlogsmisdrijven en zware civiele delicten zou berechten. Één van de misdrijven die de Temporaire Krijgsraad van Batavia zou behandelen, was de Semarangse dwangprostitutie-affaire. Voor dit misdrijf was een aantal Japanse soldaten en onderdanen veroordeeld voor het wegvoeren van Nederlandse vrouwen en meisjes uit interneringskampen die tot prostitutie werden gedwongen in speciale bordelen in Semarang. Dieper ingaande op de literatuur vallen twee aspecten op. Ten eerste is het bijzonder dat ‘het wegvoeren van meisjes of vrouwen voor gedwongen prostitutie’ en ‘het dwingen tot prostitutie’ strafbaar was gesteld als oorlogsmisdrijf in het Staatsblad van Nederlandsch-Indië. De Semarangse dwangprostitutiezaak wordt hierdoor uit de context van de Tweede Wereldoorlog gehaald. Het is daarom interessant deze hedendaagse discussie over het verleden, terug in het verleden te plaatsen. De hoofdvraag van deze scriptie is daarom: Hoe groot was de ophef in de kranten over de zaken met dwangprostitutie in vergelijking met de andere rechtszaken voorgelegd aan de Temporaire Krijgsraad in Batavia tussen 1946 en 1949? Hierbij is het belangrijk om te noteren er niet één rechtszaak was waarin gedwongen prostitutie werd veroordeeld, maar vier rechtszaken. De eerste rechtszaak waarin dwangprostitutie was veroordeeld was in 1946, de zaak tegen Japanse bordeelhouder Washio Awochi (hierbij is Washio de familienaam). De andere twee rechtzaken waren die tegen kolonel Ikeda Shoichi in 1948 en die tegen generaal majoor Nozaki Seiji in 1949. Het belang van deze vraag wordt vooral duidelijk binnen het kader van the comfort women issue, oftewel de troostmeisjeskwestie.Show less