In Western society, the prevalence of disruptive behavior disorders (DBDs) is rapidly growing. Scientific research of related child factors contributes to optimization of prevention and treatment...Show moreIn Western society, the prevalence of disruptive behavior disorders (DBDs) is rapidly growing. Scientific research of related child factors contributes to optimization of prevention and treatment of DBDs and psychopathic traits. Previous research has revealed DBDs and psychopathic traits are related to aberrant reward and punishment sensitivity and aberrant response perseveration. Current research aims to investigate the exact reflection of reward and punishment sensitivity and response perseveration in boys with DBDs and psychopathic traits. In current correlational Dutch research, 84 boys between 8 and 12 years from clinical centers, regular and special education have been studied. Both surveys – Diagnostic Interview Schedule for Children-Parent version, Youth Psychopathic traits Inventory-Child Version and Antisocial Processing Screening Device-Parent Form – and assessments for measuring cognitive abilities – Hungry Donkey Task and Door Opening Task – have been used. Results suggest a very large effect of DBDs on psychopathic traits measured by parent reports. No effects on reward and punishment sensitivity and response perseveration have been found between the DBD group and the control group. Psychopathic traits neither correlate with reward and punishment sensitivity and response perseveration, nor moderate reward and punishment sensitivity and response perseveration in the DBD group. In conclusion, boys with DBDs show – according to parents – more disturbances in interpersonal, affective and behavioral responses compared to the control group. No differences in reward and punishment sensitivity and response perseveration are found between these groups, neither when controlling for psychopathic traits. Finally, the extent to which boys with a DBD persevere in their responses (i.e. when no reward is given), cannot be predicted by their responses to reward and punishment (i.e. conduct continuation and adjustment). Compared to earlier research, contradicting findings have been found in current research and further research needs to be done.Show less
Ouders hanteren straffen en belonen van gedrag vaak als opvoedstrategie. Alle kinderen zijn wel eens opstandig of luisteren slecht, maar bij sommige kinderen doen deze gedragingen zich frequenter...Show moreOuders hanteren straffen en belonen van gedrag vaak als opvoedstrategie. Alle kinderen zijn wel eens opstandig of luisteren slecht, maar bij sommige kinderen doen deze gedragingen zich frequenter en langduriger voor. Er wordt dan gesproken van een gedragstoornis (DBD). In dit onderzoek wordt gekeken naar het verschil in de mate van leerbaarheid op basis van straffen en beloning bij jongens van acht tot en met dertien jaar met en zonder DBD. Daarnaast wordt er gekeken of dit verschil kan worden verklaard door executieve (dis-) functies. Het doel is inzicht krijgen in de effectiviteit van leren op basis van straf en beloning bij kinderen met DBD, zodat gedragsproblemen zullen afnemen en hun toekomstperspectief beter wordt. De respondenten zijn kinderen van acht tot en met dertien jaar met en zonder gedragsproblemen. De data zijn verkregen middels cognitieve vaardighedentests (Door Opening Task en Hungry Donkey) en vragenlijsten (CBCL, DISC en BRIEF). Er is geen verschil gevonden tussen jongens met en zonder DBD op de responsperseveratie. Hoewel jongens met DBD meer problemen ervaren op executieve functies dan controle kinderen, dragen executieve functies niet bij aan de mate van responseperseveratie. Alle kinderen lieten een voorkeur zien voor een directe beloning in tegenstelling tot een grotere beloning op de langere termijn, het kan zijn dat zij de gevolgen die hun gedrag heeft voor de toekomst niet kunnen overzien, waardoor zij niet in staat zijn om daarop te anticiperen. Zij prefereren daardoor een directe beloning en kunnen niet zien dat ‘straf’ op de korte termijn uiteindelijk voordeel kan opleveren. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de hersencapaciteiten van deze groep kinderen nog niet voldoende zijn ontwikkeld. De ontwikkeling van de hersenen gaat door tot in de vroege volwassenheid, waarbij de hersenfunctie steeds meer worden uitgebreid en verfijnd. Het zou kunnen dat de cognitieve functies voor alle kinderen binnen dit onderzoek onvoldoende toereikend waren voor de opdrachten die aan hen werden gegeven.Show less