De Raad voor de Kinderbescherming is een instantie die onder andere adviseert aan de rechter of er wel of geen contact tussen ouders en kinderen in gezag- en omgangszaken moet bestaan. Tot op heden...Show moreDe Raad voor de Kinderbescherming is een instantie die onder andere adviseert aan de rechter of er wel of geen contact tussen ouders en kinderen in gezag- en omgangszaken moet bestaan. Tot op heden bestaat er geen vast afwegingsschema met factoren die in overweging genomen moeten worden in dit advies. In dit adviesrapport is door middel van kwalitatief, verkennend onderzoek gekeken naar mogelijke factoren die een rol spelen bij dit advies. Tijdens twee focusgroepen zijn verschillende factoren aan bod gekomen. Aan de focusgroepen namen zowel gedragswetenschappers als raadsonderzoekers deel. De data van de focusgroepen is getranscribeerd en vervolgens gecodeerd in het programma Atlas.ti. De verschillende factoren werden gecodeerd op basis van codes verkregen uit literatuuronderzoek en verwachte codes. Vervolgens is tijdens de data-analyse gekeken hoe vaak deze codes voorkwamen en of er uitspraken konden worden gedaan over welke factoren meer van belang waren zijn. . De mening van het kind bleek de meest voorkomende factor en is tijdens de focusgroepen 29 keer benoemdIn elke casus wordt gefocust op het kind, waarbij lettend op in welke situatie en context het kind zich bevindt. Het is op basis van dit onderzoek nog niet vast te stellen of de professionals van de Raad hun keuze over het adviseren van contact op basis van een vast afwegingsschema kunnen maken. Wat vast staat is dat er altijd nauwlettend wordt gekeken naar wat voor een kind het beste is. Dit is afhankelijk van het kind en de context waarin het zich bevind. Met andere woorden, het leveren van maatwerk is daarom erg belangrijk. Het betrof een kleinschalig onderzoek met weinig deelnemers. Het was dus onmogelijk om een inclusief beeld te schetsen van alle factoren waar rekening mee gehouden moet worden. Wat uitsluitend kan worden vastgesteld op basis van dit adviesrapport, is dat vervolgonderzoek nodig is om het belang van verschillende factoren in kaart te brengen. Daarover kunnen op dit moment nog geen uitspraken over worden gedaan. Op basis van een vervolgonderzoek zou eventueel een vast afwegingsschema gerealiseerd kunnen worden.Show less
Steeds meer kinderen worden met een scheiding van ouders geconfronteerd, dit is een stressvolle gebeurtenis voor zowel ouder als kind; informatie over de gevolgen hiervan op het executief...Show moreSteeds meer kinderen worden met een scheiding van ouders geconfronteerd, dit is een stressvolle gebeurtenis voor zowel ouder als kind; informatie over de gevolgen hiervan op het executief functioneren (EF) is nodig om de kinderen zo goed mogelijk te kunnen ondersteunen. Het doel van dit onderzoek is de samenhang tussen een scheiding van ouders en problemen met het werkgeheugen en de inhibitie van een kind tussen de twee en de vijf jaar te onderzoeken. De hypothese is dat zowel het werkgeheugen als de inhibitie een negatieve samenhang heeft met een scheiding van ouders. De EF zijn gemeten door middel van de BRIEF-P vragenlijst, deze hebben 856 ouders ingevuld over hun kinderen. De kinderen waren tussen de 2 en de 5 jaar oud, de gemiddelde leeftijd was 3;7 jaar. 53% van de kinderen waren jongens en 47% waren meisjes. Hiernaast zijn er bij sommige kinderen ook neuropsychologische taken afgenomen: de ANT. Deze zijn bij 74 kinderen afgenomen, waarvan 51% meisjes en 49% jongens, de gemiddelde leeftijd van deze groep was 5;1 jaar. Er bleek een significant verschil (U(286247)=11335.500, Z=-2.969, p=0.003) tussen de inhibitie van kinderen van gescheiden ouders (M=26.98, SD=7.15) en de inhibitie van kinderen uit een intact gezin (M=23.65, SD=5.36). Een hogere score duidt op meer inhibitieproblemen. Ook is een significant verschil (U(285250)=11820.500, Z=-2.607, p=0.009) tussen het werkgeheugen van kinderen van gescheiden ouders (M=26.38, SD=6.98) en het werkgeheugen van kinderen uit een intact gezin (M=23.56, SD=5.46). Een hogere score duidt op meer werkgeheugenproblemen. De conclusie van dit onderzoek is dat kinderen van gescheiden ouders dus meer problemen blijken te hebben met inhibitie en werkgeheugen dan kinderen uit een intact gezin.Show less
Master thesis | Cultural Anthropology and Development Sociology (MSc)
open access
Men beschouwt het vermogen om te communiceren vaak als evident. Wanneer we echter gaan praten met doven en slechthorenden merken we hoe zeer we een zintuig als ons gehoor moeten waarderen. Het...Show moreMen beschouwt het vermogen om te communiceren vaak als evident. Wanneer we echter gaan praten met doven en slechthorenden merken we hoe zeer we een zintuig als ons gehoor moeten waarderen. Het verliezen van het gehoor, of het nu veel of weinig is, zal gevolgen hebben voor de communicatie met anderen, en dus voor de toegang tot sociale relaties, locaties en het vervullen van behoeften. Het missen van een communicatiemiddel zoals gehoor zorgt ervoor dat men nieuwe manieren moet zoeken om sociale relaties te kunnen onderhouden. Daarnaast zullen bepaalde locaties niet meer gemakkelijk of zelfs helemaal niet toegankelijk zijn. Dit alles heeft tot gevolg dat men niet meer in alle eigen behoeftes kan voorzien. Denk hierbij aan zoiets simpels als naar de favoriete muziek luisteren of tot het kunnen communiceren met een vriend enzovoorts. Of iemand nu doof of slechthorend wordt geboren of dit op latere leeftijd meemaakt, het zal hoe dan ook de persoon beperken in zijn of haar toegang.Show less