The aim of this study was to investigate the relation between parental mental well-being and parenting skills and whether this relationship differs based on the child's temperament. Parenting...Show moreThe aim of this study was to investigate the relation between parental mental well-being and parenting skills and whether this relationship differs based on the child's temperament. Parenting skills are crucial factors in a child's emotional, cognitive, social, and behavioral development. Data were collected from 20 parents of young children (3 - 5 years old). Parenting skills were assessed using self-report questionnaires regarding confidence in parenting, reflective capacity, and parental sensitivity. The child's temperament was also assessed through questionnaires filled out by the parents. All multiple regressions were non-significant, and the relationships between parental mental well-being and parenting skills were not moderated by the child's temperament. This means that parental mental well-being and the child's temperament were not sufficiently predictive of parental self-confidence, reflective capacity, and parental sensitivity in parenting. By examining the correlations, a moderate positive relationship was found between parental mental well-being and their confidence in parenting. Parents with higher mental well-being had more confidence in their parenting. Parental mental well-being was negatively associated with their reflective capacity, indicating that parents with lower mental well-being displayed higher levels of reflective capacity. A moderate positive relationship was found between the child's temperament and parental sensitivity, suggesting that parents of children with a more challenging temperament were generally more sensitive in their parenting.Show less
Parental sensitivity is an important construct in the development of the child. It is important to know which constructs respond to parental sensitivity. This study investigated whether the child's...Show moreParental sensitivity is an important construct in the development of the child. It is important to know which constructs respond to parental sensitivity. This study investigated whether the child's temperament predicts parental sensitivity. In addition, it was investigated whether this relationship is moderated by the parent's perception of competence, consisting of reflective ability and self-confidence in parenting behavior. The sample consists of 21 parents, both mothers and fathers, with their child. The children were all between three and five years old. There were two measurement moments, two weeks apart, in which the parent performed a structured play task with the child. The parent was coded for sensitivity for both measurement moments using the Ainsworth Scale. Between the two measurement moments, the parents completed the Children's Behavior Questionnaire – very short form, Parental Reflective Functioning Questionnaire and Me as a Parent. The regression used to investigate whether the child's temperament predicts parental sensitivity did not show a significant result. The reflective ability of the parent appears to be a significant negative predictor of parental sensitivity. Reflectivity ability is a significant moderator between child temperament and parental sensitivity, but not in the expected direction. A high reflective capacity of a parent with a child with a difficult temperament was found to show less sensitive parenting behavior. Parental self-confidence in parenting behavior was found to be a significant negative predictor of parental sensitivity. Parental self-confidence in parenting behavior was not found to be a significant moderator in the relationship between child temperament and parental sensitivity. These results should be interpreted with caution as the sample size was very small and not very divers. Due to the large effect sizes and high explained variances, this study provides starting points for further scientific research into the relationship between these constructs.Show less
Inleiding. In dit onderzoek wordt onderzocht wat de invloed is van de sensitiviteit van de moeder en het temperament van het kind op de mate waarin een kind van 12 maanden agressief gedrag laat...Show moreInleiding. In dit onderzoek wordt onderzocht wat de invloed is van de sensitiviteit van de moeder en het temperament van het kind op de mate waarin een kind van 12 maanden agressief gedrag laat zien. Methode. Dit onderzoek is onderdeel van een longitudinaal overkoepelend onderzoek genaamd ‘Een Goed Begin’, waarbij moeders en kinderen wordt gevolgd. Dit onderzoek bestaat uit vijf meetmomenten, waarbij voor dit onderzoek gebruik is gemaakt van de gegevens van het derde meetmoment (N = 124). Moeders worden na hun eerste afspraak ingedeeld als hoogrisico- of laagrisicomoeder. De moeders hebben vragenlijsten ingevuld aangaande het temperament van hun kind (IBQ-R) en de mate van agressie bij hun kind (PASEC). De sensitiviteit van de moeder is gemeten aan de hand van een vrij spel moment. Resultaten. Sensitiviteit van de moeder blijkt geen voorspellende waarde te zijn voor de mate waarin het kind agressief gedrag vertoont. Temperament van het kind blijkt daarentegen wel een significante voorspeller van de mate waarin een kind agressief gedrag vertoont. Kinderen met een moeilijk temperament blijken hierbij meer agressief gedrag te vertonen als kinderen met een makkelijk temperament. Het risicoprofiel van de moeder blijkt een significant verband te hebben met agressief gedrag van het kind en de sensitiviteit van de moeder. Moeders uit de hoogrisicogroep blijken minder sensitief met hun kinderen om te gaan en deze groep kinderen laat meer agressief gedrag zien dan kinderen uit de laagrisicogroep. Discussie. Huidige studie laat zien dat agressief gedrag bij jonge kinderen voorspelt kan worden door het temperament van het kind, daar waar de sensitiviteit van de moeder dit niet doet. De relevantie van dit onderzoek gaat voornamelijk over het inzicht in de risicofactoren die belangrijk zijn voor het ontwikkelen van agressief gedrag bij jonge kinderen, waarbij vroege interventies kunnen worden ingezet om consequenties van agressief gedrag te beperken.Show less
Deze studie onderzoekt de invloed van reflectief functioneren van moeders tijdens de zwangerschap op twee hieraan gerelateerde moeder-kind factoren. In eerder onderzoek is een verband gevonden...Show moreDeze studie onderzoekt de invloed van reflectief functioneren van moeders tijdens de zwangerschap op twee hieraan gerelateerde moeder-kind factoren. In eerder onderzoek is een verband gevonden tussen reflectief functioneren na de zwangerschap en sensitiviteit van de moeder en Theory of Mind bij het kind. Er is echter weinig bekend over de invloed van reflectief functioneren tijdens de zwangerschap op deze factoren. Het doel van deze studie is hier meer duidelijkheid over te geven. Hiertoe zijn 114 moeder-kind dyades (48 meisjes) onderzocht. Reflectief functioneren is tijdens de zwangerschap gemeten aan de hand van het Zwangerschapsinterview. Sensitiviteit is onderzocht tijdens vrij spel van moeder en kind, zes maanden na de geboorte. Voor Theory of Mind is ‘volgen van de blik’ onderzocht. Dit is gedaan door te observeren of de 12 maanden oude baby de wijsrichting van de onderzoeker met de blik volgde. De gegevens werden geanalyseerd met logistische regressie. Uit de analyses bleek dat er geen significant verband was tussen reflectief functioneren en volgen van de blik ( = -0.32, SE = 0.20, p = .103). Wat betreft sensitiviteit kwam de richting van de voorspelling overeen met de verwachting, maar was de voorspellende waarde van de onderliggende categorieën te klein om als significant naar voren te komen ( = -0.38, SE = 0.42, p = .368 voor lage sensitiviteit en = 0.38, SE = 0.21, p = .070 voor hoge sensitiviteit). Omdat de resultaten uit dit onderzoek erop wijzen dat sensitiviteit kan worden voorspeld vanuit reflectief functioneren, wordt vervolgonderzoek aanbevolen.Show less
In dit onderzoek is gekeken naar het stimulerend gedrag van vaders en moeders tijdens een spelsituatie met hun kind. Daarbij is gekeken naar de mogelijke samenhang tussen stimulerend spelgedrag en...Show moreIn dit onderzoek is gekeken naar het stimulerend gedrag van vaders en moeders tijdens een spelsituatie met hun kind. Daarbij is gekeken naar de mogelijke samenhang tussen stimulerend spelgedrag en geslacht van de ouder, geslacht van het kind en de mate van sensitiviteit en nonintrusiviteit van de ouder. In dit onderzoek werden 100 kinderen (51 meisjes) met een gemiddelde leeftijd van 5.0 jaar (SD = 0.29) apart geobserveerd met hun vader en moeder in de thuissituatie. Stimulerend gedrag van de ouder werd geobserveerd tijdens een vrij spel situatie zonder speelgoed. Er is daarin onderscheid gemaakt tussen fysiek uitdagend spel, cognitief uitdagend spel en passief fysiek spel. De mate van sensitiviteit en nonintrusiviteit van de ouder werden geobserveerd tijdens een vrij spel situatie met speelgoed. Uit dit onderzoek bleek dat vaders meer fysiek spel (zowel uitdagend als passief) met hun kinderen lieten zien dan moeders, terwijl moeders meer cognitief uitdagend spel met hun kinderen lieten zien dan vaders. Er bleek geen verschil te zijn in het stimulerend spelgedrag van ouders naar jongens en meisjes toe. Ook bleken er geen verschillen in stimulerend spelgedrag tussen vaders met zoons, vaders met dochters, moeders met zoons en moeders met dochters; er bleek dus geen interactie-effect te zijn tussen geslacht van de ouder en geslacht van het kind. Wat betreft de samenhang tussen stimulerend spelgedrag van de ouder en de mate van sensitiviteit en nonintrusiviteit van de ouder bleek een hogere mate van nonintrusiviteit van vaders marginaal gerelateerd te zijn aan meer passief fysiek spel van de vader. Voor moeders bleek een hogere mate van sensitiviteit marginaal samen te hangen met meer cognitief uitdagend spel en minder passief fysiek spel, terwijl een hogere mate van nonintrusiviteit marginaal gerelateerd was aan minder cognitief uitdagend spel. Inzicht in de kenmerken die samenhangen met stimulerend spelgedrag van de ouders kan helpen bij het optimaliseren van het stimulerend spelgedrag. Met optimaal stimulerend spelgedrag kan ook de ontwikkeling van het kind gestimuleerd worden.Show less
De cognitieve vaardigheden van het kind hangen samen met een goed verloop van alle andere ontwikkelingsgebieden. Verondersteld wordt dat het moederlijk reflecteren (RF) en het sensitieve...Show moreDe cognitieve vaardigheden van het kind hangen samen met een goed verloop van alle andere ontwikkelingsgebieden. Verondersteld wordt dat het moederlijk reflecteren (RF) en het sensitieve opvoedgedrag positief van invloed zijn op deze cognitieve ontwikkeling. Deze studie onderzoekt dit bij 82 moeders in de leeftijd van 18-28 jaar (M = 24.70, SD = 2.40) met hun eerstgeboren twintig maanden oude baby (50% jongens). Aan de hand van het Parent Development Interview en observaties tijdens de Free Play zijn respectievelijk het moederlijk RF en sensitiviteit gemeten. Voorlopers van de cognitieve ontwikkeling bij het kind zijn gemeten middels een werkgeheugen en inhibitie taak. RF en de mate van sensitiviteit in het opvoedgedrag bleken geen invloed te hebben op de voorlopers van de cognitieve ontwikkeling. Het moederlijk RF bleek wel samen te hangen met sensitieve opvoedgedrag. Hoe meer RF moeder vertoont, hoe meer zij sensitief gedrag in de opvoeding laat zien. Vervolgonderzoek is nodig om het verband tussen het RF en opvoedgedrag van de moeder op de cognitieve ontwikkeling te onderzoeken.Show less
De ontwikkeling van empathie bij kinderen is een belangrijk aspect van het opgroeien. Empathie ligt ten grondslag aan de ontwikkeling van verschillende andere ontwikkelingsdomeinen, zoals sociaal...Show moreDe ontwikkeling van empathie bij kinderen is een belangrijk aspect van het opgroeien. Empathie ligt ten grondslag aan de ontwikkeling van verschillende andere ontwikkelingsdomeinen, zoals sociaal begrip en emotionele competentie. Het is daarom belangrijk onderzoek te doen naar de ontwikkeling van empathievoorlopers en factoren die hierop van invloed zijn, om op die manier het begin van de empathieontwikkeling in kaart te brengen. In het huidige onderzoek is gekeken naar 95 moeders tussen de 17 en 24 jaar en hun eerste kind. Er is gekeken naar de invloed die sensitief gedrag van moeder heeft op de ontwikkeling van globale empathie, zelf-troostend gedrag, duur van een verhoogd arousal-niveau bij het kind en latentietijd van de kindreactie. Daarnaast is gekeken of reflectief functioneren (RF) dan wel prenataal RF van invloed is op deze relatie. Er is een interactie-effect gevonden van sensitiviteit en RF op globale empathieontwikkeling. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat moeders met slecht RF niet goed kunnen reflecteren op stress van het kind, waardoor ze op dat moment zelf ook gestrest raken en hun sensitiviteit afneemt. Dit significante effect is niet gevonden voor prenataal RF. Er werd tevens geen effect gevonden voor sensitiviteit en (prenataal) RF op de overige variabelen.Show less
Baby’s worden al blootgesteld aan stress. Het stresssysteem van een kind, dat zich voor de geboorte en tijdens de eerste levensjaren ontwikkeld, kan door een teveel aan stress zich niet adequaat...Show moreBaby’s worden al blootgesteld aan stress. Het stresssysteem van een kind, dat zich voor de geboorte en tijdens de eerste levensjaren ontwikkeld, kan door een teveel aan stress zich niet adequaat ontwikkelen. Dit kan schadelijke gevolgen hebben op zowel psychisch als lichamelijk gebied. Dit onderzoek is uitgevoerd om de invloed en de combinatie van risicovolle omstandigheden en de mate van sensitiviteit van moeder op de ontwikkeling van het stresssysteem van het kind vast te stellen. Het onderzoek is uitgevoerd onder 152 baby’s van circa zes maanden oud. De fysiologische reactiviteit van deze kinderen, waaronder de PEP, hartslag, RSA en huidgeleiding, is gemeten gedurende de Still Face Procedure. Er is onderscheid gemaakt in de stressrespons en de stressregulatie van het kind. De mate van sensitiviteit van moeder werd ook gemeten tijdens deze procedure. Met een vragenlijst zijn de risicovolle omstandigheden van het gezin in kaart gebracht. De resultaten tonen aan dat moeders met risicovolle omstandigheden minder sensitief zijn dan moeders zonder risicovolle omstandigheden. Tevens kwam naar voren dat kinderen waarbij sprake is van risicovolle omstandigheden meer baat hebben bij een sensitieve moeder dan kinderen zonder risicovolle omstandigheden. Deze kinderen weten namelijk beter hun PEP reactiviteit na een stressvolle situatie te reguleren dan kinderen met minder sensitieve moeders. Dit verschil werd niet gezien bij kinderen zonder risicovolle omstandigheden. Kortom het is van belang dat ouders waarbij sprake is van risicovolle omstandigheden zo vroeg mogelijk ondersteuning krijgen bij het opvoeden van hun kind, zodat ze sensitiever kunnen reageren. Behalve bij de PEP zijn er verder geen significante resultaten gevonden. Dit kan er op duiden dat het stresssysteem van een kind van een half jaar oud nog niet volledig is ontwikkeld, waardoor het nog niet adequaat met stress kan omgaan. Meer onderzoek is nodig om duidelijk vast te stellen hoe de ontwikkeling van het stresssysteem verloopt en welke invloeden daarbij een rol spelen.Show less
Frontal EEG asymmetry is a phenomenon that appears to be associated with approach/withdrawal motivation or behaviors in response to an emotionally evocative stimulus, even in infants (Davidson,...Show moreFrontal EEG asymmetry is a phenomenon that appears to be associated with approach/withdrawal motivation or behaviors in response to an emotionally evocative stimulus, even in infants (Davidson, 1982; Fox et al., 1987; Fox et al., 1988; Spielberg et al., 2008). This thesis tested whether infants showed relatively greater left frontal asymmetry watching a supposedly positively valenced animation, and relatively greater right frontal asymmetry watching a supposedly negatively valenced animation. Also, the association between frontal EEG asymmetry of the infants and sensitivity of their mothers was tested. The infants did not show significantly stronger left frontal or right frontal asymmetry in response to a positively valenced or a negatively valenced situation. Only the left hemisphere showed a marginal (though non-significant) decrease of activity between the positively and negatively valenced animations. No association between frontal EEG asymmetry of the infants and sensitivity of their mothers was found. Even though no significant associations were found, the results suggest that, in more extensive or thorough research, effects of watching different emotionally valenced situations on frontal EEG asymmetry in infants may still be observed. Further research is needed.Show less
Emotionele beschikbaarheid refereert naar een aantal aspecten van de ouder zoals: meer dan alleen fysiek aanwezig zijn, het kunnen uiten van emoties en de verantwoording nemen voor de emoties van...Show moreEmotionele beschikbaarheid refereert naar een aantal aspecten van de ouder zoals: meer dan alleen fysiek aanwezig zijn, het kunnen uiten van emoties en de verantwoording nemen voor de emoties van het kind. In huidige studie wordt emotionele beschikbaarheid gemeten door middel van de Emotional Availability Scale (EAS), waarin gekeken wordt naar drie aspecten van de ouder: sensitiviteit, structureren en non-intrusiviteit. De onderzoeksliteratuur laat verschillende relaties en voorspellende verbanden zien met betrekking tot de emotionele beschikbaarheid van de ouder. De vragen die in huidig onderzoek centraal staan zijn: Is er een verschil tussen vaders en moeders in emotionele beschikbaarheid naar hun tweejarige zoon/dochter? Hebben werkuren, opleidingsniveau en/of geslacht van het kind een verband met de hoeveelheid emotionele beschikbaarheid? Tweejarige kinderen (N=61) met hun vaders en moeders zijn door middel van tweejaarlijkse huisbezoeken bezocht. De emotionele beschikbaarheid scores zijn gecodeerd tijdens een acht minuten durende ‘vrij spel’ observatie. Uit de analyses is gebleken dat moeders een significant hogere score hebben op emotionele beschikbaarheid dan vaders. Er is geen verschil gevonden in emotionele beschikbaarheid van de ouder naar zonen of dochters. Het verschil in emotionele beschikbaarheid tussen vader en moeder kan niet verklaard worden door het aantal uren dat een ouder werkt. Opleidingsniveau van de vader is wel voorspellend voor de emotionele beschikbaarheid van de ouder, hoe hoger het opleidingsniveau van vader hoe hoger de score van emotionele beschikbaarheid van de ouder. Uit huidig onderzoek kan geconcludeerd worden dat wanneer ouders meer werken zij niet minder emotioneel beschikbaar zijn. Voor vervolg onderzoek kan aanvullend naast werkuren van ouders gekeken worden naar de hoeveelheid tijd die een ouder aan het kind besteed. Tevens wordt aanbevolen meer onderzoek te doen naar vaders ten aanzien van hun emotionele beschikbaarheid.Show less
Introductie: Moeders en pedagogisch medewerkers in de kinderopvang spelen een belangrijke rol in de opvoeding van kinderen. In de huidige studie zijn verbanden tussen sensitiviteit van de moeder,...Show moreIntroductie: Moeders en pedagogisch medewerkers in de kinderopvang spelen een belangrijke rol in de opvoeding van kinderen. In de huidige studie zijn verbanden tussen sensitiviteit van de moeder, sensitiviteit van de pedagogisch medewerker en internaliserende en externaliserende gedragsproblemen van peuters onderzocht. Er werd een compensatie effect van hoge sensitiviteit van de pedagogisch medewerker voor het negatieve effect van lage sensitiviteit van de moeder op probleemgedrag van het kind verwacht, en een dubbel omgevingsrisico van lage sensitiviteit van de moeder en van de pedagogisch medewerker. Differentiële ontvankelijkheid voor sensitiviteit van de moeder en sensitiviteit van de pedagogisch medewerker is onderzocht voor kinderen met een moeilijk temperament. Methode: De steekproef bestond uit 64 kinderen van 18 tot 48 maanden en hun moeder en pedagogisch medewerker in de kinderopvang. Gedragsproblemen van het kind werden gerapporteerd door de pedagogisch medewerker en temperament van het kind werd gerapporteerd door de moeder. Sensitiviteit van de pedagogisch medewerker werd geobserveerd op het kinderdagverblijf en sensitiviteit van de moeder werd geobserveerd tijdens een huisbezoek. Resultaten: Sensitiviteit van de moeder, sensitiviteit van de pedagogisch medewerker en internaliserende en externaliserende gedragsproblemen bleken niet significant gerelateerd. Er bleek geen interactie-effect van sensitiviteit van de moeder en van de pedagogisch medewerker op gedragsproblemen, en er bleek geen dubbel omgevingsrisico of compensatie effect. Temperament bleek geen moderator op het verband tussen sensitiviteit van de moeder of van de pedagogisch medewerker en gedragsproblemen. Conclusie: Kinderen met een laag sensitieve moeder en een laag sensitieve pedagogisch medewerker hadden niet meer gedragsproblemen dan andere kinderen. Een hoog sensitieve pedagogisch medewerker compenseerde niet voor het negatieve effect van een laag sensitieve moeder. Kinderen met een moeilijk temperament waren niet meer ontvankelijk voor sensitiviteit dan kinderen met een makkelijk temperament. Meer onderzoek wordt aanbevolen naar mogelijke interacties tussen sensitiviteit van de moeder, sensitiviteit van de pedagogisch medewerker, andere kwaliteitsaspecten van de kinderopvang, en temperament, op de gedragsproblemen van het kind.Show less
In the present study, the relation between caregiver sensitivity and child temperament in home-based childcare in the Netherlands was investigated. Eighty caregivers, children (between the age of...Show moreIn the present study, the relation between caregiver sensitivity and child temperament in home-based childcare in the Netherlands was investigated. Eighty caregivers, children (between the age of 11 and 43 months) and their parents participated in this study. Temperament was reported by parent and caregiver using the Toddler Behavior Assessment Questionnaire. Caregiver sensitivity was measured with the Caregiver Interaction Scale during home visits. We did not find a relation between sensitivity and temperament. The results of this study indicate inconsistency in parent and caregiver reports of child temperament. Except for the subscale Activity, there were no significant correlations between corresponding subscales for parents and caregivers. On average, parents report more aggression than caregivers. The educational level of the caregiver is the only significant predictor of caregiver sensitivity. The present study gives reason for further investigating the interaction between temperament and sensitivity in different contexts. This could provide us with more insight into the concept of temperament and its relation to the child’s environment.Show less
Introductie: weinig onderzoek is verricht naar de effecten van kwaliteit van gastouderopvang op de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. In de huidige scriptie zijn associaties tussen...Show moreIntroductie: weinig onderzoek is verricht naar de effecten van kwaliteit van gastouderopvang op de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. In de huidige scriptie zijn associaties tussen kwaliteit van gastouderopvang en het welbevinden van kinderen onderzocht. Om deze relaties te onderzoeken, is sensitiviteit van gastouders en globale kwaliteit van gastouderopvang gemeten. Daarnaast is de differentiële ontvankelijkheid van kinderen voor kwaliteit van gastouderopvang onderzocht. Methode: vraagouders en gastouders van 100 kinderen, in de leeftijd van 7 tot 42 maanden, hebben deelgenomen aan dit onderzoek. Temperament is gerapporteerd door vraagouders en gastouders. De kwaliteit van gastouderopvang en het welbevinden van kinderen is vastgesteld door observatie. Resultaten: er was geen relatie tussen sensitiviteit van gastouders of globale kwaliteit en het welbevinden van kinderen. Temperament van kinderen functioneerde niet als moderator op de relatie tussen sensitiviteit en welbevinden, maar modereerde wel de relatie tussen globale kwaliteit en welbevinden. Twee onderdelen van temperament, namelijk aanhoudende belangstelling van kinderen en neiging tot woede bij jongens functioneerden beide als moderatoren tussen globale kwaliteit en welbevinden van kinderen en jongens. In opvang van hoge kwaliteit toonden kinderen met minder aanhoudende belangstelling een hoger welbevinden dan kinderen met meer aanhoudende belangstelling. Echter in kinderopvang van lage kwaliteit, werd bij kinderen met minder aanhoudende belangstelling een lager welbevinden geobserveerd dan bij kinderen met meer aanhoudende belangstelling. Voor jongens met meer neiging tot woede zijn vergelijkbare resultaten gevonden. Jongens met meer neiging tot woede lieten verhoogde sensitiviteit zien voor kwaliteit van gastouderopvang vergeleken met jongens met minder neiging tot woede. Conclusie: temperament bleek effecten van kwaliteit van gastouderopvang op kinduitkomsten voor baby’s en peuters te modereren. Kinderen met een moeilijker temperament zijn ontvankelijker voor zowel negatieve als positieve opvoedingservaringen binnen de kinderopvang dan kinderen met een makkelijker temperament.Show less
De afgelopen jaren is er steeds meer aandacht gekomen voor de rol van vaders in de ontwikkeling en zorg voor hun kind. Over de invloed van vaders is echter nog lang niet zoveel bekend als over de...Show moreDe afgelopen jaren is er steeds meer aandacht gekomen voor de rol van vaders in de ontwikkeling en zorg voor hun kind. Over de invloed van vaders is echter nog lang niet zoveel bekend als over de invloed van moeders. In deze scriptie is getracht meer duidelijkheid te scheppen over de betrokkenheid van vaders in opvoedingstaken en hun sensitiviteit. Er zijn gegevens van 697 vaders en kinderen uit het Generation R onderzoek gebruikt. De vaders zijn tijdens de zwangerschap met de Three Minute Speech Sample (TMSS) geïnterviewd over hun verwachtingen over het ongeboren kind. Met behulp van vragenlijsten op 3- en 4-jarige leeftijd van het kind zijn de mate van betrokkenheid van vader in opvoedingstaken en het aantal uren dat vader doorbrengt zonder de aanwezigheid van moeder uitgevraagd. Op 4-jarige leeftijd van het kind is de sensitiviteit van vader geobserveerd met behulp van de Erickson Scales. Een hoge Expressed Emotion (EE) score was niet gerelateerd aan de mate van betrokkenheid in de opvoedingstaken van vaders. Wanneer vaders een hoge EE score hadden waren ze niet minder betrokken in de opvoeding van hun kind. EE-scores waren wel geassocieerd met de mate van sensitiviteit in de interactie met het kind. Vaders met een hoge EE-score bleken minder sensitief te zijn. Hiernaast bleek betrokkenheid van vader in de opvoedingstaken niet gerelateerd te zijn aan zijn sensitiviteit. Vaders die hoog betrokken waren toonden niet meer sensitief gedrag in de interactie met het kind dan vaders die laag betrokken waren. Tot slot bleek dat hoog betrokken vaders meer tijd met hun kind spendeerden zonder aanwezigheid van moeder. Toekomstig onderzoek zal zich moeten richten op de invloed van Expressed Emotion op de latere vader-kind relatie omdat er nog nauwelijks onderzoek is geweest naar het verband tussen prenatale verwachtingen van vaders en hun latere betrokkenheid en sensitiviteit. Tevens is het belangrijk aandacht te besteden aan de invloed van een scheiding tussen ouders en het hebben van papadagen op de vader-kind relatie.Show less