Jongeren zijn een belangrijke doelgroep als het gaat om deelneming aan pro-klimaatgedrag. SES lijkt voorspellend voor pro-klimaat gedrag. Deze studie onderzoekt of self-efficacy deze relatie...Show moreJongeren zijn een belangrijke doelgroep als het gaat om deelneming aan pro-klimaatgedrag. SES lijkt voorspellend voor pro-klimaat gedrag. Deze studie onderzoekt of self-efficacy deze relatie wellicht kan verklaren als mediator. Een steekproef van 428 jongeren tussen de 16 en 24 jaar hebben een online zelf-rapportage vragenlijst ingevuld. Er is echter geen significante relatie gevonden tussen SES en pro-klimaat gedrag, ook niet als er werd gecorrigeerd voor self-efficacy. Daarnaast werd er ook geen significant mediatie-effect gevonden. Wel werd er een significant positief verband gevonden tussen self-efficacy en pro-klimaat gedrag. Dit toont aan dat self-efficacy een essentiële voorspeller is voor pro-klimaat gedrag, wat in overeenstemming is met de cognitieve theorie van stress. Dit zou interessante informatie voor de makers van klimaatcampagnes kunnen zijn. Naar aanleiding van dit onderzoek lijkt het voor hen nuttig te zijn om in hun campagnes meer in te spelen op het verhogen van de self-efficacy. Het uitblijven van andere verbanden kan wellicht verklaard worden door de bovengemiddelde waardes van SES en self-efficacy. In de discussie wordt gespeculeerd over mogelijke complexiteiten in de relatie tussen SES en pro-klimaat gedrag.Show less
The primary purpose of this research was to examine psychopathic traits in adolescence and the association with ethnicity, self-esteem and socio economic status. Psychopathic traits can be divided...Show moreThe primary purpose of this research was to examine psychopathic traits in adolescence and the association with ethnicity, self-esteem and socio economic status. Psychopathic traits can be divided in three factors; the interpersonal factor, the affective factor and the behavioural factor (Cooke, Michie & Skeem, 2007). In the study two minority groups in the Netherlands; adolescence from Moroccan background and adolescence from Antillean background, were compared with the majority. The minority groups might experience stress trough social defeat, so that the assumption was that they scored higher on psychopathic traits (Selten & Cantor-Graae, 2005). The research question was: ‘What is the influence of ethnicity, socio economic status and self-esteem on psychopathic traits?’. Self-report assessments were administered to 302 adolescence in the age of 12 to 17 in the Netherlands. There were 170 (35%) Dutch adolescence, 108 (22%) adolescence with a Moroccan background and 27 (6%) with a Antillean background. Regression analyses revealed that a lower self-esteem predicted higher scores on psychopathic traits. Self-esteem and an Antillean background were predictors for the interpersonal factor on psychopathic traits. Self-esteem was also a predictor for the behavioural factor of psychopathic traits. And adolescence from Moroccan background with low self-esteem scored higher on psychopathic traits. It is possible that Moroccan adolescence experience social defeat so low self-esteem is a predictor for higher scores on psychopathic traits. This study provided support for the association between low self-esteem and psychopathic traits. The explanation can be found in the mechanism used by threatened egotism, when there is external negative evaluations (Baumeister, Smart & Boden, 1996). People with psychopathic traits are sensitive for ego threats. They will try keeping their self-esteem high with violence and aggression.Show less
In dit onderzoek wordt onderzocht of ouderlijke stress, de leermaterialen en –mogelijkheden van kinderen en/of de aangeboden verrijking aan kinderen de mogelijk negatieve relatie tussen sociaal...Show moreIn dit onderzoek wordt onderzocht of ouderlijke stress, de leermaterialen en –mogelijkheden van kinderen en/of de aangeboden verrijking aan kinderen de mogelijk negatieve relatie tussen sociaal economische status (SES) van ouders en de gedragsproblemen van kinderen in de leeftijd van zes tot tien jaar in Nederland medieert. Er zijn bij 107 gezinnen huisbezoeken afgenomen. Om de data te verzamelen is er gebruik gemaakt van de FAS, de HOME-MC, de NOSI-K en de CBCL. Uit de resultaten is gebleken dat er in Nederland voorlopig geen relatie lijkt te bestaan tussen de SES van ouders en de gedragsproblemen van kinderen tussen de zes en tien jaar en dat de variabelen ouderlijke stress, leermaterialen en –mogelijkheden en verrijking geen mediatoren zijn. Echter, er is wel een relatie gevonden tussen de variabelen ouderlijke stress en gedragsproblemen van kinderen onafhankelijk van de variabele SES. Dit zou implicaties kunnen bieden voor interventies die zich richten op gedragsproblemen en dit gegeven zou een rol kunnen spelen bij het screenen van gezinnen.Show less
Veel van het onderzoek dat heeft uitgewezen dat er een relatie is tussen de Sociaal Economische Status (SES) van ouders en het temperament van kinderen richt zich op kinderen in de...Show moreVeel van het onderzoek dat heeft uitgewezen dat er een relatie is tussen de Sociaal Economische Status (SES) van ouders en het temperament van kinderen richt zich op kinderen in de basisschoolleeftijd. Het doel van de huidige studie is te onderzoeken of een dergelijke relatie al bestaat als de kinderen 6 maanden oud zijn. Aan de huidige studie hebben 87 moeders tussen de 16 en 26 (M = 22.24, SD = 2.33) jaar deelgenomen. Tijdens het onderzoek waren de kinderen gemiddeld 6.37 maanden oud (SD = 0.47) en 51.7% van hen was een jongen. Het temperament van de kinderen is gemeten met de ‘Revised Infant Behavior Questionnaire’ en is afgezet tegen het gezinsinkomen en het opleidingsniveau van de ouders. Uit de resultaten blijkt dat er een verband is tussen het opleidingsniveau van de vader in combinatie met het gezinsinkomen en de negatieve emotionaliteit van het kind. Alleen voor kinderen van laag opgeleide vaders is er een negatief verband tussen het gezinsinkomen en de negatieve emotionaliteit van het kind. Er is ook een relatie gevonden tussen de opleidingsniveaus van de ouders, het gezinsinkomen en het regulatie- en oriëntatievermogen van het kind. Namelijk, er is een positief verband tussen het gezinsinkomen en het regulatie- en oriëntatievermogen van het kind, behalve bij kinderen met één hoog opgeleide ouder en één laag opgeleide ouder, dan is er een negatief verband te zien tussen het gezinsinkomen en het regulatie- en oriëntatievermogen van het kind. De studie bevestigt dat de omgeving die ouders voor hun kinderen creëren invloed kan hebben op het gedrag van hun kinderen.Show less
Uit eerder onderzoek is gebleken dat kinderen met een lage sociaaleconomische status (SES) meer gedragproblematiek vertonen. In het huidige onderzoek werd onderzocht of sociale ouderlijke...Show moreUit eerder onderzoek is gebleken dat kinderen met een lage sociaaleconomische status (SES) meer gedragproblematiek vertonen. In het huidige onderzoek werd onderzocht of sociale ouderlijke betrokkenheid als mediator kan fungeren in de relatie tussen SES en externaliserende gedragsproblematiek. Daarnaast werden de verbanden tussen deze drie variabelen onderzocht. In totaal hebben 102 overwegend Nederlandse kinderen (47 jongens en 55 meisjes) met hun ouder deelgenomen aan het onderzoek. Bij deze respondenten is de Family Affluence Scale, de Child Behavior Checklist en de Alabama Parenting Questionnaire afgenomen. Uit de correlatieanalyses bleek dat er geen significante verbanden waren tussen de variabelen SES, externaliserende gedragsproblematiek en sociale ouderlijke betrokkenheid. De regressieanalyses toonden aan dat er eveneens geen mediërende rol van sociale ouderlijke betrokkenheid was in de relatie tussen SES en externaliserende gedragsproblematiek. Hoewel de rol van sociale ouderlijke betrokkenheid in het huidige onderzoek niet is bewezen, blijft het van belang om wetenschappelijk vervolgonderzoek te doen naar deze ouderschapsfactor en andere ouderschapsfactoren, met inachtneming van de beperkingen van het huidige onderzoek.Show less