Uit onderzoeken naar het verband tussen intelligentie en sociale vaardigheden komen tot op heden tegenstrijdige resultaten. Er zijn onderzoekers die beweren dat een hoge intelligentie leidt tot...Show moreUit onderzoeken naar het verband tussen intelligentie en sociale vaardigheden komen tot op heden tegenstrijdige resultaten. Er zijn onderzoekers die beweren dat een hoge intelligentie leidt tot hoge sociale vaardigheden, maar er zijn eveneens onderzoekers die stellen dat een hoge intelligentie leidt tot lagere sociale vaardigheden. In dit onderzoek werd geprobeerd duidelijkheid te verschaffen over het verband tussen intelligentie en sociale vaardigheden bij kinderen tussen acht en zestien jaar uit het regulier onderwijs. De centrale vraag van dit onderzoek luidde: ‘Is er een verband tussen intelligentie en sociale vaardigheden?’. Er hebben in totaal 23 jongens en 22 meisjes meegedaan aan dit onderzoek. De intelligentie van de kinderen is gemeten door middel van de Cattell Culture Fair Intelligence Test, een non-verbale intelligentietest die poogt intelligentie te meten op een cultuurvrije manier. De test is klassikaal afgenomen. De sociale vaardigheden van de kinderen zijn in kaart gebracht door de Social Skills Rating System van Gresham & Elliott. Dit is een vragenlijst met verschillende subschalen over sociale vaardigheden. De vragenlijst is ingevuld door de ouders van de kinderen. Uit de resultaten is gebleken dat er geen duidelijk verband is tussen de intelligentie en de sociale vaardigheden van de participanten en dat dit niet verschilt voor jongens en meisjes. Dat er geen significant verband werd gevonden kan mogelijk verklaard worden door de kleine onderzoeksgroep, waardoor er een gebrek aan power was. Grootschaliger onderzoek is dan ook nodig om betrouwbaardere uitspraken te kunnen doen over het verband tussen intelligentie en sociale vaardigheden.Show less
In dit onderzoek wordt gekeken naar het verband tussen intelligentie en sociale vaardigheden. Specifiek naar Samenwerken, Zelfbeheersing, Assertiviteit en Verantwoordelijkheid. Uit eerder onderzoek...Show moreIn dit onderzoek wordt gekeken naar het verband tussen intelligentie en sociale vaardigheden. Specifiek naar Samenwerken, Zelfbeheersing, Assertiviteit en Verantwoordelijkheid. Uit eerder onderzoek bleek dat kinderen met een hoge intelligentie ook betere sociale vaardigheden hebben. In dit onderzoek is geprobeerd meer inzicht te krijgen in dit verband en of er op de hierboven genoemde vaardigheden verschillende relaties gevonden worden. Voor het meten van intelligentie is de Cattell Culture Fair Intelligence Test gebruikt. Deze test werd door de kinderen zelf ingevuld. De scores voor sociale vaardigheden komen vanuit de Social Skills Rating system wat door een van de ouders ingevuld werd. De onderzoeksgroep (N=13) bestond uit 6 meisjes en 7 jongens van 9 en 10 jaar oud. Er is geen significante samenhang gevonden tussen intelligentie en sociale vaardigheden (r(13) = -.164, p = .592). Deze uitkomst zou verklaard kunnen worden door verschillende beperkingen in het onderzoek. Enerzijds kan dit komen door een gebrek aan power en anderzijds door een weinig representatieve onderzoeksgroep. Het zou goed zijn in de toekomst een soortgelijk onderzoek te herhalen met een breed sample, zodat een helderder beeld geschetst kan worden.Show less
Wanneer kinderen een negatieve competentiebeleving hebben, heeft dit invloed op hun gevoel van eigenwaarde, sociale leven en schoolvaardigheden. Er is echter nog niet veel onderzoek gedaan naar...Show moreWanneer kinderen een negatieve competentiebeleving hebben, heeft dit invloed op hun gevoel van eigenwaarde, sociale leven en schoolvaardigheden. Er is echter nog niet veel onderzoek gedaan naar welke sociaal cognitieve vaardigheden in verband staan met de competentiebeleving. Voor dit onderzoek is gekeken of er een verband is tussen de Theory of Mind (ToM), sociale vaardigheden en competentiebeleving én of de sociale vaardigheden een mediërende factor zijn in de relatie tussen de ToM en competentiebeleving bij kinderen. Voor dit onderzoek is er bij dertien participanten, in de leeftijd van negen tot elf jaar, voor de competentiebeleving een vragenlijst afgenomen en voor de ToM de Sociale Cognitieve Vaardigheden Test (SCVT). De ouders van deze participanten hebben een vragenlijst ingevuld over de sociale vaardigheden van hun kind. De verwachtingen van dit onderzoek werden niet bevestigd; er werd geen verband gevonden tussen de ToM, sociale vaardigheden en competentiebeleving, waardoor er ook geen sprake was van een mediërende rol van sociale vaardigheden. Een mogelijke verklaring hiervoor zou de grootte van de participantengroep en het respondentmateriaal kunnen zijn. Wanneer in een vervolgonderzoek deze twee punten worden verbeterd, kunnen er gegronde conclusies getrokken worden over het verband tussen sociaal cognitieve vaardigheden en competentiebeleving.Show less
Achtergrond. Zowel exploratiegedrag als sociale competentie lijkt gerelateerd te zijn aan de probleemoplossende vaardigheden waarover een kind beschikt (Caruso, 1993; Fenning, Baker, & Juvonen ...Show moreAchtergrond. Zowel exploratiegedrag als sociale competentie lijkt gerelateerd te zijn aan de probleemoplossende vaardigheden waarover een kind beschikt (Caruso, 1993; Fenning, Baker, & Juvonen , 2011). Onderzoek naar het verband tussen exploratiegedrag en sociale competentie kan inzicht geven in de manier waarop kinderen kennis en vaardigheden eigen maken. Doel. In deze studie wordt gekeken of exploratiegedrag de sociale competentie beïnvloedt bij kinderen in de basisschoolleeftijd. Methode. De onderzoeksgroep bestond uit 154 kinderen, waaronder 70 meisjes en 84 jongens, van een basisschool in Zuid-Holland in de leeftijd 4 tot 9 jaar. Exploratiegedrag werd in kaart gebracht met de HUIS, een computertaak waarbij kinderen objecten kunnen ontdekken in een virtuele huiskamer. In de analyses werd het aantal gevonden unieke objecten meegenomen, kwalitatieve exploratie, en de efficiëntie waarmee het kind de virtuele huiskamer ontdekt, kwantitatieve exploratie. Met de Sociaal Cognitieve Vaardigheden Test (SCVT), een instrument waarbij kinderen aan de hand van stripverhaaltjes vragen moeten beantwoorden, werd sociale cognitie gemeten (Van Manen, Prins, & Emmelkamp, 2009). Door middel van de Social Skill Rating System (SSRS), een vragenlijst over sociaal gedrag van kinderen, werden de sociale vaardigheden in kaart gebracht (Gresham & Elliott, 1990). Resultaten. Uit de correlatieanalyse bleek dat de totaalscore van de SCVT en de totaalscore van de SSRS met elkaar correleren, r(125) = .28, p < .002. Beide meegenomen aspecten van exploratie bleken bij de regressieanalyses geen voorspeller te zijn voor de totaalscore van de SCVT en de totaalscore van de SSRS. Conclusie/discussie. Sociale cognitie en sociale vaardigheden bleken positief aan elkaar gerelateerd te zijn. Beide elementen van exploratiegedrag, kwaliteit en kwantiteit, bleken geen invloed te hebben op sociale competentie. Mogelijk wordt sociale competentie niet verworven door middel van exploratie maar bijvoorbeeld door instructie en uitleg (Klahr & Nigam, 2004; Chen & Klahr, 1999). Anderzijds is de operationalisering van het construct exploratie lastig omdat het onduidelijk is wat exploratiegedrag precies is. Vervolgonderzoek zal een consensus moeten bereiken over vraag wat exploratiegedrag inhoudt.Show less
Achtergrond: Sociale vaardigheden zijn nodig om effectief te kunnen functioneren in de alledaagse maatschappij. Executieve functies zijn hierbij van groot belang. Slechte sociale vaardigheden...Show moreAchtergrond: Sociale vaardigheden zijn nodig om effectief te kunnen functioneren in de alledaagse maatschappij. Executieve functies zijn hierbij van groot belang. Slechte sociale vaardigheden kunnen er bijvoorbeeld voor zorgen dat iemand slecht kan omgaan met relaties en vriendschappen en mogelijk in een sociaal isolement belandt. Dit wil men natuurlijk voorkomen. Doel: Er wordt in dit onderzoek specifiek gekeken in hoeverre executieve functies een rol spelen bij verschillende aspecten van sociale vaardigheden bij kinderen tussen de vier en acht jaar in een niet-klinische populatie. Er moet zo veel mogelijk informatie worden verzameld, zodat kinderen zo vroeg mogelijk begeleid en ondersteund kunnen worden wanneer er sprake is van een probleem met de sociale vaardigheden. Methode: In totaal deden 474 kinderen mee aan het onderzoek, afkomstig van 32 scholen uit Zuid-Holland. Bij de kinderen werden vier verschillende taken van de Amsterdamse Neuropsychologische Taken (ANT) afgenomen en aan hun ouders werd gevraagd om de vragenlijst van de Social Skill Rating System (SSRS) in te vullen. Resultaten: Uit de resultaten blijkt dat er geen significante correlaties zijn gevonden tussen de variabelen van de ANT en de subschaal ‘Coöperatie’. De subschaal ‘Assertie’ correleert significant negatief met de gemiddelde reactiesnelheid van basale informatieverwerkingssnelheid en het aantal fouten bij gerichte aandacht. De subschaal ‘Assertie’ correleert wel significant positief met het percentage fouten in inhibitie. Zowel de subschaal ‘Verantwoordelijkheid’ als ‘Zelf-controle’ correleert significant negatief met de gemiddelde reactietijd van basale informatieverwerkingssnelheid. Conclusie: Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat niet alle executieve functies invloed hebben op de verschillende aspecten van sociale vaardigheden. Er zijn echter sommige executieve functies die wel significant correleren met de verschillende aspecten van sociale vaardigheden. Bij deze correlaties geldt dat betere executieve functies betere sociale vaardigheden voorspellen.Show less
Neurofibromatosis type 1 (NF1) is an autosomal dominant disorder that affects 1 in 3000 to 4560 people worldwide. The phenotype and the degree of severity of NF1 are highly variable. Symptoms...Show moreNeurofibromatosis type 1 (NF1) is an autosomal dominant disorder that affects 1 in 3000 to 4560 people worldwide. The phenotype and the degree of severity of NF1 are highly variable. Symptoms include café-au-lait macules, neurofibromas and Lisch noduli. The aim of this study was to explore the extent to which the disease severity is linked to social factors in the life of the adult with NF1, using regression and mediation analysis. Participants were 46 adults diagnosed with NF1 aged 22 tot 58 years. The data presented have resulted from questionnaires participants filled out online. Disease severity was associated with social skills and perceived social support. A more severe phenotype was associated with a lower score on social skills and was also associated with less perceived social support. Although disease severity and cognition did not correlate, cognition was also a predictor for social skills and perceived social support. A higher score on cognition was associated with a higher score on social skills. A higher score on cognition was also associated with a higher score on perceived social support. These results provide a better understanding of the social profile of adults with NF1 and offer guidelines for support.Show less
Laag geboortegewicht en vroeggeboorte zijn bekende risicofactoren voor een verminderde hersenontwikkeling bij kinderen. De verminderde hersenontwikkeling speelt een rol in een verhoogde kans op de...Show moreLaag geboortegewicht en vroeggeboorte zijn bekende risicofactoren voor een verminderde hersenontwikkeling bij kinderen. De verminderde hersenontwikkeling speelt een rol in een verhoogde kans op de ontwikkeling van stoornissen op latere leeftijd. Er is nog weinig bekend over de ontwikkeling van sociale vaardigheden in relatie tot een laag geboortegewicht en vroeggeboorte. In dit onderzoek is deze relatie in beeld gebracht. De vaardigheden sociaal bewustzijn, sociale cognitie, sociale motivatie, sociale communicatie, prosociaal gedrag en problemen met leeftijdsgenoten zijn door middel van vragenlijsten gemeten, evenals geboortegewicht en zwangerschapsduur. De vragenlijsten zijn afgenomen bij 240 ouders met een kind van gemiddeld 3 jaar en 6 maanden (SD = 0.51). Uit de ingevulde vragenlijsten is geen samenhang naar voren gekomen tussen sociale vaardigheden en zwangerschapsduur. Wel is er een samenhang gevonden tussen geboortegewicht en de sociale vaardigheden sociale cognitie (r(238) = .23, p < .001), sociale motivatie (r(238) = .21, p < .01), sociale communicatie (r(238) = .15, p < .05) en prosociaal gedrag (r(238) = .15, p < .05) op 3-jarige leeftijd. Er is geen relatie gevonden tussen geboortegewicht en sociaal bewustzijn en tussen geboortegewicht en problemen met leeftijdsgenoten. Dit onderzoek brengt een risico in beeld van verminderd sociaal functioneren bij kinderen met een laag geboortegewicht. Stimulering van de ontwikkeling van sociaal functioneren vanaf jongs af aan kan een preventieve werking hebben op het ontstaan van stoornissen.Show less
Met het uitgevoerde onderzoek is getracht meer inzicht te krijgen in de effectiviteit van de gedragstherapeutische Minder Boos en Opstandig bij jeugdigen van acht tot twaalf jaar. Er is onderzocht...Show moreMet het uitgevoerde onderzoek is getracht meer inzicht te krijgen in de effectiviteit van de gedragstherapeutische Minder Boos en Opstandig bij jeugdigen van acht tot twaalf jaar. Er is onderzocht hoe sociale vaardigheden en executieve functies samenhangen met reactieve en proactieve agressie en in welke mate sociale vaardigheden en executieve functies voorspellend zijn voor het effect van de interventie. Er is een voormeting en een nameting uitgevoerd bij jeugdigen die meededen aan het onderzoek. De sociale vaardigheden zijn in kaart gebracht met de social skills rating system (SSRS), de executieve functies met de behavior rating inventory of executive function (BRIEF) en de mate van reactieve en proactieve agressie met de reactive and proactive aggression questionnaire (RPQ). Uit de resultaten blijkt dat reactieve agressie en proactieve agressie in hoge mate met elkaar samenhangen en er weinig onderscheid is in de samenhang met het niveau van sociale vaardigheden en de executieve functies. De sociale vaardigeden en executieve functies blijken niet voorspellend voor het effect van de interventie. Naar aanleiding van de onderzoekresultaten, kan met enige voorzichtigheid worden geconcludeerd dat Minder Boos en Opstandig een werkzame interventie is. Na afloop van de interventie wordt een afname van zowel proactieve als reactieve agressie gezien en een verbetering van de zelfbeheersing en gedragsregulatie. In de toekomst zal meer onderzoek gedaan moeten worden naar het verschil in functioneren tussen reactief agressieve kinderen en proactief agressieve kinderen en de werkzame factoren van een interventie bij deze subgroepen.Show less
In dit onderzoek zijn de ontwikkeling van exploratie, de ontwikkeling van sociale vaardigheden en de relatie tussen exploratie en sociale vaardigheden onderzocht. Dit is gemeten door het programma...Show moreIn dit onderzoek zijn de ontwikkeling van exploratie, de ontwikkeling van sociale vaardigheden en de relatie tussen exploratie en sociale vaardigheden onderzocht. Dit is gemeten door het programma Playhouse in te zetten bij kinderen in de leeftijd van 4 t/m 8 jaar en door de vragenlijst Social Skills Rating System te laten invullen door hun ouders. Deze informatie is van 471 kinderen, 250 jongens en 221 meisjes, verkregen gedurende januari 2009 tot mei 2010. In dit onderzoek wordt duidelijk dat het exploratief gedrag bij 4 tot 5-jarigen significant toeneemt. Bij meisjes neemt het exploratief gedrag toe en neemt de efficiëntie van de stijl van exploratie af. Er is een interactie-effect tussen de stijl van exploratie en het geslacht: waar de stijl van de meisjes minder efficiënt wordt, wordt de stijl van de jongens juist efficiënter tussen de twee meetmomenten. De sociale vaardigheden van de kinderen verbeteren naarmate ze ouder worden. De stijl van exploratie blijkt samen te hangen met de sociale vaardigheden een jaar later. Deze relatie wordt door de jongens verklaard. Geconcludeerd kan worden dat wanneer een kind een meer efficiënte stijl van exploratie vertoont, het op den duur betere sociale vaardigheden heeft dan een kind dat minder efficiënte exploratie vertoont. Ook wordt duidelijk dat jongens en meisjes aanzienlijk verschillen in hun exploratieve ontwikkeling.Show less