Hiroshi Ono, een Japanse professor die gespecialiseerd is in educatie, sociologie en economie, bespreekt in zijn “Does Examination Hell Pay Off?” het beruchte fenomeen in Japan waarin prestatiedruk...Show moreHiroshi Ono, een Japanse professor die gespecialiseerd is in educatie, sociologie en economie, bespreekt in zijn “Does Examination Hell Pay Off?” het beruchte fenomeen in Japan waarin prestatiedruk hoog ligt. Japanse middelbare scholieren met de aspiraties om te studeren aan het hoger onderwijs zijn zich bewust van het intensieve proces dat hen te wachten staat. Vanwege de Japanse cultuur staat het namelijk zeer hoog in het vaandel dat zij terecht komen op een universiteit van hun voorkeur. Deze zijn vaak prestigieus van aard. Hoe hoger de instituut in het klassement staat, hoe groter de kans is om na de studie te belanden in een bedrijf dat eveneens prestigieus van aard is. Bedrijven met een hoog aanzien hebben de grootste voorkeuren vanwege de goede startersfunctie, de garantie op een permanente functie en de opbouw van een succesvolle carrière. Om deze droom te verwezenlijken, storten Japanse scholieren zich volledig op de voorbereiding van de toelatingstoetsen en worden ze sinds de kinderjaren klaargestoomd voor die momentopname. De toelating tot de universiteiten is geheel afhankelijk van de toetsresultaten, waardoor de prestatiedruk extreem hoog ligt. Deze periode van voorbereiding heeft daarom de naam toegewezen gekregen als juken jikoku 受験地獄, wat letterlijk naar het Nederlands wordt vertaald als examenhel (Ono, 2007, 271). Deze fase bezorgt de studenten een hoop stress, met somatische gevolgen van dien. Uit het onderzoek van Trueba et al. is bijvoorbeeld gebleken dat de lichamelijke condities van een groep Amerikaanse studenten tijdens de examenperiode achteruit zijn gegaan, hoewel er voor aanvang van het onderzoek is aangetoond dat zij in goede gezondheid waren. Examenstress kan dus negatieve emoties opwekken, waaruit fysieke klachten kunnen voortkomen. Depressie, een psychologische aandoening, ontstaat uit een chronisch patroon van negatieve stemmingen en blijkt een correlatie te hebben met de verzwakking van het immuunsysteem en daarnaast een verminderde werking van de longfunctie (Trueba et al., 2013, 206).Show less
This thesis contains an analysis of the concept 'li', often translated as 'rites', within the received text of the Confucian "Analects". It discusses several meanings which li takes on in the text:...Show moreThis thesis contains an analysis of the concept 'li', often translated as 'rites', within the received text of the Confucian "Analects". It discusses several meanings which li takes on in the text: li as rituals from earlier times; li as ritual propriety, an accompaniment of 'ren' [humaneness]; and li as order in one’s daily life. Thereafter, it discusses the possible value of these meanings of li in battling stress in the modern time, using some literature from the field of psychology.Show less
Onderzoek heeft aangetoond dat een negatieve levenservaring invloed heeft op de copingstijl en middelengebruik. Tot op heden is de relatie tussen inadequate coping, stress en middelenmisbruik nog...Show moreOnderzoek heeft aangetoond dat een negatieve levenservaring invloed heeft op de copingstijl en middelengebruik. Tot op heden is de relatie tussen inadequate coping, stress en middelenmisbruik nog niet geheel duidelijk (Franken, Hendriks, Haffmans & Van der Meer, 2001). Via dit onderzoek wordt er specifiek aandacht besteed aan de invloed van het overlijden van een persoon in de naaste familie op cannabisgebruik en inadequate coping. Aan 1050 respondenten in de leeftijd van 12 tot 30 jaar is gevraagd om tien vragenlijsten in te vullen voor het overkoepelende onderzoek naar middelengebruik onder jongeren en jongvolwassenen en de rol van cognitieve- en emotieregulatiemechanismen. Van deze vragenlijsten zijn er drie, de Utrechtse Coping Lijst, de List of Threatening Experiences Questionnaire en de Middelenlijst, gebruikt om antwoord te geven op de probleemstelling. De multivariate variantie analyse toonde een significante relatie aan tussen cannabis en coping. Daarnaast liet de univariate variantie analyse een significant effect zien tussen cannabisgebruik en de copingstijlen; sociale steun zoeken en passief reactiepatroon. Tenslotte wordt de relatie zichtbaar tussen het overlijden van een persoon in de naaste familie en de copingstijlen passief reactiepatroon en palliatieve reactie. Er kan worden gesteld dat het overlijden van een persoon in de naaste familie er toe leidt, dat er vaker een inadequate copingstijl wordt toegepast in de vorm van een palliatieve reactie en/of passief reactiepatroon. Daarnaast heeft het overlijden van een persoon in de naaste familie invloed op het cannabisgebruik. Het cannabisgebruik is gemiddeld genomen hoger bij personen die ervaring hebben met stressvolle situaties, zoals het overlijden van een naaste. Daarbij passen adolescenten en jongvolwassenen die cannabis gebruiken minder vaak een adequate copingstijl toe, zoeken minder vaak sociale steun, en passen vaker een inadequate copingstijl toe, namelijk een passief reactiepatroon.Show less
Achtergrond: Stress heeft veel gevolgen voor de ontwikkeling van het jonge kind. De emotie- en stressregulatie ontwikkelt zich onder invloed van de relatie tussen ouder en kind. Mogelijk is er...Show moreAchtergrond: Stress heeft veel gevolgen voor de ontwikkeling van het jonge kind. De emotie- en stressregulatie ontwikkelt zich onder invloed van de relatie tussen ouder en kind. Mogelijk is er samenhang tussen de variabelen ‘stress van de ouder’, ‘emotieregulatie van het kind’ en ‘stress van het kind’. Gesuggereerd wordt dat kinderen met autismespectrumstoornis (ASS) en hun ouders meer stress ervaren dan kinderen zonder ASS en hun ouders. Gezien het gebrek aan onderzoek naar stress bij jonge kinderen met en zonder ASS en gezien de ernstige gevolgen van stress is het van belang meer inzicht te krijgen in de samenhang tussen eerder genoemde variabelen. Doel: het beantwoorden van de onderzoeksvraag ‘in hoeverre zijn de factoren emotieregulatie van het kind en stress bij de ouder gerelateerd aan stress bij het kind?’ en daarmee bij te dragen aan de kennis over stress bij jonge kinderen met en zonder ASS. Methode: Dit onderzoek is uitgevoerd bij 47 kinderen tussen de 3 en 7 jaar (M=4.6) en hun moeders. Er waren 42 jongens en 5 meisjes. 12 kinderen hadden ASS. Ouders hebben de BRIEF-P, de SSS en de NOSI ingevuld. Resultaten: Er is samenhang tussen de variabelen ‘emotieregulatie van het kind’ en ‘stress bij het kind’ en tussen ‘stress bij de ouder’ en ‘stress bij het kind’. Stress van de ouder voorspelt de stress van het kind beter dan de emotieregulatie van het kind. Daarnaast blijkt dat kinderen met ASS en hun ouders gemiddeld significant meer stress ervaren dan kinderen zonder ASS en hun ouders. Conclusie: Hoe slechter de emotieregulatie van het kind en hoe meer stress van de ouder, hoe meer stress bij het kind. Omdat kinderen met ASS en hun ouders gemiddeld meer stress ervaren, zou deze samenhang voor hen van groter belang kunnen zijn. Er moet meer onderzoek gedaan worden om de onderliggende mechanismen van deze verbanden te vinden om vervolgens betere interventies te ontwikkelen.Show less
Background: A frequent occurring trait among children with autism is a lack of social attention. Aim: The aim of present study is to investigate whether stress can be an underlying mechanism for...Show moreBackground: A frequent occurring trait among children with autism is a lack of social attention. Aim: The aim of present study is to investigate whether stress can be an underlying mechanism for social attention. In addition to investigating the relationship between stress and social attention, it is also studied whether there is a difference between children with and without autism, with regard to the total amount of perceived stress, the perceived stress of eight different sources of stress and the degree of social attention. Method: This study included 21 children with autism and 35 non-clinical controls, aged three and a half to six years. Perceived stress was measured with the Stress Survey Schedule and the degree of social attention was determined by the, designed for current research, Paradigm of Social Attention. Results: The results showed that children with autism, compared to their typically developing peers, experience more stress, regardless of the source of stress, and have less social attention. No significant relationship was found between the total amount of perceived stress and the degree of social attention. However, negative correlations were found between the degree of social attention and the sources of stress Changes, Anticipation, Sensory/Personal and Social/Environmental. The more stress children experience of these sources, the less social attention they have. Discussion: The most important finding is that stress related to social situations seems to be related to less social attention. Findings and suggestions for future research are discussed.Show less
Steeds meer jongvolwassenen gebruiken middelen. Stressvolle levensgebeurtenissen blijken invloed te hebben op het gebruik van middelen. In dit onderzoek wordt daarom de volgende onderzoeksvraag...Show moreSteeds meer jongvolwassenen gebruiken middelen. Stressvolle levensgebeurtenissen blijken invloed te hebben op het gebruik van middelen. In dit onderzoek wordt daarom de volgende onderzoeksvraag gesteld: ‘Wat is het verschil in het gebruik van middelen tussen jongvolwassen die een ingrijpende gebeurtenis hebben meegemaakt en jongvolwassenen die geen ingrijpende gebeurtenis hebben meegemaakt?’ In dit onderzoek is gebruik gemaakt van twee instrumenten, namelijk de List of Threatening Experiences Questionnaire en Middelenlijst. 1049 respondenten tussen de 14-30 jaar hebben deelgenomen aan dit onderzoek. De uitgevoerde MANOVA laat een trend zien op de invloed van levensgebeurtenissen en de mate van drugsgebruik (p = 0.066), een significant effect op geslacht (p < .001) en een significant interactie-effect (p = 0.043). Vervolg onderzoek is nodig voor een beter beeld op soort levensgebeurtenis en impact.Show less
The purpose of this study is to assess whether infant attachment of early adopted children is related to their cortisol secretion at the age of fourteen. In addition, it is examined whether...Show moreThe purpose of this study is to assess whether infant attachment of early adopted children is related to their cortisol secretion at the age of fourteen. In addition, it is examined whether temperament at the age of fourteen influences this relationship. The 88 participants (37 boys and 51 girls) are examined through the following measurements: At the age of twelve months attachment is measured by the Strange Situation Procedure; at the age of fourteen years cortisol levels during the day are measured by taking saliva and temperament is measured by the Dutch Temperament Questionnaire. The first hypothesis concerned attachment and cortisol levels in general, namely that there is a connection between attachment and the height and slope of the cortisol diurnal curves. Furthermore, we expected insecurely attached children to have lower and flatter cortisol diurnal curves as compared to securely attached children and disorganized attached children to have lower and flatter cortisol diurnal curves as compared to organized attached children. The last hypothesis stated that the relation between attachment and cortisol secretion is different for children with different forms of temperament. All hypotheses had to be rejected according to the results and we conclude that early attachment is not related to cortisol secretion at the age of fourteen. Also, we conclude that temperament does not influence this relationship. A possible explanation for the results could be that there were only 88 participants included in this study. A too small sample size may cause that little differences are less likely to become evident. Another explanation may be that we have to deal with a particular sample, which includes adopted children and their adoptive parents. Off course, it is also possible that the results are indeed a reflection of the reality.Show less