This thesis explores the early modern coffeehouse and its bourgeois clientele in Europe in the form of a case study on Dutch coffeehouses in Amsterdam in the 17th and 18th centuries. The chosen...Show moreThis thesis explores the early modern coffeehouse and its bourgeois clientele in Europe in the form of a case study on Dutch coffeehouses in Amsterdam in the 17th and 18th centuries. The chosen inquiry seeks to elucidate how a new social category – the bourgeoisie – developed over altered drinking habits, materials and the corresponding aesthetical codes within the social institution of the coffeehouse. Rather newly, the coffeehouse as an institution of publicness and consumption in the Enlightenment is researched from the angle of visual and material history. On the whole, this thesis contributes to the cultural historical field of early modern consumption. One result is that the consumer goods coffee and porcelain created a balance between rational forms of conduct and individual attitudes within the public sphere of coffeehouses. A multifarious historical approach by the means of visual and textual sources towards the early modern consumption of both coffee and porcelain considers the correspondent material qualities and suggests that porcelain from China has been remarkably suitable for the coffee ritual which entered Europe from the Middle and Near East. The thereby evolved tastes were groundbreaking for the rise of the bourgeoisie. This is demonstrated by the analysis of the design and arrangement of the vessels required for the individual and collective display of the tastes around coffee-drinking, on the basis of inventories and images. From a postcolonial perspective, the present thesis outlines which associations around the historical concept of luxury accompanied the adoption of Asian coffee and porcelain coffee ware into European consumption habits, while the world of coffee has always been represented as an oriental theme in travelogues, recipe books, medicinal treatises and fashion plates. Furthermore, the thesis describes how these ideas and values associated with coffee-drinking enabled the consolidation of the social construct of a specific regional group of the urban middleclass bourgeoisie, while locating the coffeehouse in the unique historical environment of early modern Amsterdam.Show less
This thesis studies a series concerning the portrayal of Indonesian cuisine: the photo series ‘Indonesian Culinary Photography’ by The Goethe-Institut in Jakarta. It looks at food identity, the...Show moreThis thesis studies a series concerning the portrayal of Indonesian cuisine: the photo series ‘Indonesian Culinary Photography’ by The Goethe-Institut in Jakarta. It looks at food identity, the visualization of taste and smell by word and image, and food identity's place within Indonesia's national narrative.Show less
Samenvatting. In deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar ontwikkelingen in en de betekenis van veranderingen in 18e-eeuwse architectuur en architectuurschilderkunst in interieurs in Parijs. De...Show moreSamenvatting. In deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar ontwikkelingen in en de betekenis van veranderingen in 18e-eeuwse architectuur en architectuurschilderkunst in interieurs in Parijs. De uitzonderlijke architectuurprojecten van Germain Boffrand en Victor Louis vormen de leidraad in een breder betoog over architectuur en ornament en de keuzevrijheid in het variëren in bouwelementen bij het interieur en exterieur van gebouwen na 1750. De nadrukkelijke gerichtheid van Franse architecten op Italiaanse bouwkunst gaf met de toename van kennis over de toepassing van vrije kunsten in Rome en Noord-Italië een nieuwe impuls aan de vormgeving van Parijse interieurs, waarbij artistieke opvattingen en politieke drijfveren hand in hand gingen. De Académie Française in Rome, waar talrijke Franse architecten en schilders hun professionaliteit vergrootten in jaren durende studies van klassieke bouwkunst en ornament, vervulde een belangrijke rol als ambassade voor de kunsten. Het hof van Lodewijk XV en de Académie Royale d’Architècture waren er goed vertegenwoordigd en het weerspiegelde de Franse wens aan Parijs ooit de allure van Rome te kunnen geven. De kunsten waren belangrijk voor de grandeur van de stad Parijs en behoud van de machtspositie van het hof, terwijl vrijwel gelijktijdig door het opkomend verlichtingsdenken de ontwikkeling van de stadsinrichting ter discussie stond bij een steeds beter geȉnformeerd publiek. De stroom van publicaties in de gedrukte pers en het beschikbaar komen van verzamelde prentdrukwerken waren daarbij cruciaal. Een avantgarde van architecten en kunstschilders nam het voortouw in de op de klassieke bouwkunst gebaseerde verandering in decoratie binnen gebouwen in Parijs, waarbij kleinschalige bouwprojecten zich nadrukkelijk leenden voor experimenten van architect en decorateur. De architect Louis en de schilders Charles Natoire en Gabriel Briard hadden tijdens hun verblijf in Rome zeker kennisgemaakt met Giambattista Piranesi, wiens atelier nabij de Académie Française gevestigd was. In diens gravures van de stad Rome is de fantasierijkdom zichtbaar welke zijn naam vestigde als pleitbezorger van de vrije inventie binnen de architectuur. In het late werk van de ornamentschilder Paolo Antonio Brunetti zijn elementen uit Piranesi’s prenten van fantastische architectuur duidelijk aanwezig. In Parijs werd halverwege de 18e eeuw heftig gedebatteerd onder architecten over nieuwe grootschalige architectuur voor de stad en kwam onder andere het door Jacques- Francois Blondel verdedigde traditionele bouwconcept ter discussie. In de luwte van dit debat werkten Boffrand en Louis aan enkele uitzonderlijke bouwprojecten, waarbij Franse architecten en figuratief-schilders samenwerkten met Italiaanse decorschilders in een poging een nieuw podium te verschaffen aan kunstenaars in het tijdens de Bourbon monarchie verwaarloosde kunstklimaat op het terrein van preservatie en bijeenhouden van collecties. De introductie van een toegankelijke kunstgalerij in het Romeinse Palazzo was waarschijnlijk ook opgemerkt door deze Franse kunstenaars en de door Boffrand en Louis in een unieke mise-en-scène gerealiseerde kapelschilderingen van de Chapelle des Enfants Trouvés en de Chapelle des ȃmes du Purgatoire kunnen worden gezien als een opmaat voor het tentoonstellen in een museale setting. De interesse voor deze ongewone interieurarchitectuur blijkt zowel uit essays van de hand van de architectuurcriticus Marc-Antoine 55 Laugier en tijdgenoten als uit artikelen in persberichten. Het illusionistisch effect van de muurschildering in de kapellen werd hooggewaardeerd. Het figuratieve werk van Natoire en Briard kwam ermee in het middelpunt van de belangstelling te staan. De bijdrage van Italiaanse ornamentschilders aan belangrijke architectuur in Parijs is erg onderbelicht gebleven in de kunsthistorische literatuur. Dit is allereerst het gevolg van de geringe belangstelling bij kunstkenners voor ornamentschilderkunst in interieurs bij architectuur, anderzijds het gevolg van de door Haussmann uitgevoerde grootschalige sloop van 17e- en 18e-eeuwse paleizen en panden in Parijs in de 19e eeuw, toen de waardering voor kunsthistorie als studie van belang werd. In deze scriptie wordt het werk van Paolo Antonio Brunetti en zijn vader in Parijs uitvoerig beschreven en in beeld gebracht voor zover het nog bestaat. De superieure wijze van de implementatie van het architecturale kader in geschilderde kapelinterieurs verraad de grote kennis en kunde die generaties Italiaanse ornamentschilders bezaten en die thans voornamelijk in Noord-Italië nog is aan te treffen. De door de ornamentschilders toegepaste trompe-l’oeil schildertechniek beschrijf ik vanaf het gepopulariseerde gebruik in luxueuze Parijse Hȏtels omstreeks 1730 tot aan de sobere decors in de kerkkapellen omstreeks 1760, waarbij de invloed van het classicisme op de muurschilderkunst geleidelijk meer zichtbaar wordt. De verandering in smaak en waardering voor ornamentschildering op wanden is een gevolg van de reeks aan ontwikkelingen die zich halverwege de 18e eeuw voltrokken. In deze scriptie wordt uitgaande van kunsthistorische literatuur en gedeeltelijk uit door directe observatie verkregen beeldmateriaal zeer uitvoerig ingegaan op het transitieproces dat plaatsvond; het juist exposeren van kunst vormde een belangrijke uitdaging voor architecten en beeldend kunstenaars. Het zoeken naar een nieuwe balans in decoraties van interieur en exterieur vond het meest succesvol plaats in het kleinschalige experiment van het tijdelijke samenwerkingsverband tussen architect en decorateur; een transitie in vormgeving en stijl volgde in een reactie op de overdaad aan Barokke architectuur en Rococo-elementen binnen stadspaleizen, in een herwaardering en gebruik van antieke architecturale elementen in het interieur én door innovaties in het tonen van Beeldende Kunst in beter publiekstoegankelijke ruimten. Het werk in Parijs van Paolo Brunetti en zijn vader Gaetano Brunetti is zo goed mogelijk in woord en beeld beschreven op basis van archiefmateriaal en foto’s van nog bestaande muurschilderkunst. Van verloren gegaan werk zijn er korte beschrijvingen die ingaan op de architecturale en sculpturale waarde van het wandillusionisme in met name het Château de Bellevue en het Hôtel de Soubise-Rohan. De schilderijen van dochters van Lodewijk XV van de hand van Adélaïde Labille–Guiard geven een indruk van vergelijkbare classicistische interieurs en vestigen de aandacht op de rol van matronage in de kunst. Als bewoners hadden vrouwen een grote invloed op de uitvoering van interieurdecoraties. In de luxueuze Hȏtels van Parijs convenieerde het wandillusionisme goed in het architecturaal kaderwerk van balkons, overlopen en trappenhuizen, waarbij de open-wand quadratuur werd toegepast. In de kapelschildering van de Sainte-Marguerite greep Brunetti terug op gesloten-wand quadratuur, die sinds Vitruvius’ diskwalificatie van het wandillusionisme in Pompeȉ, herondekt in 1745, niet meer zo succesvol was toegepast.Show less