Eerdere studies hebben aangetoond dat er een relatie is tussen kritiek van ouders op het kind en externaliserend gedrag bij het kind. Om de negatieve gevolgen van externaliserend gedrag te...Show moreEerdere studies hebben aangetoond dat er een relatie is tussen kritiek van ouders op het kind en externaliserend gedrag bij het kind. Om de negatieve gevolgen van externaliserend gedrag te voorkomen, is het belangrijk om de mechanismen erachter beter te begrijpen. Het doel van dit onderzoek is om te kijken of deze relatie daadwerkelijk bestaat en of een laag zelfbeeld deze relatie versterkt. In een cross-sectioneel onderzoek met 80 kinderen en hun ouder(s), werden ouderlijke kritiek, het externaliseren van de kinderen en het zelfbeeld van de kinderen gemeten aan de hand van vragenlijsten en een interactietaak. De resultaten toonden dat er geen relatie is tussen kritiek van de ouders en externaliserend gedrag van het kind. Ook versterkte een laag zelfbeeld deze relatie niet. Het blijft echter nog de vraag op welke manier deze drie variabelen met elkaar in verband staan en of factoren zoals het geslacht van het kind of verschillen tussen de ouders hier iets mee te maken hebben. Onderzoek hiernaar zou meer duidelijkheid geven rondom dit vraagstuk.Show less
Eerdere studies hebben aangetoond dat kritiek van ouders zowel op lange als korte termijn voor mentale problemen kan zorgen bij adolescenten. Ook heeft ouderlijke kritiek onmiddelijke impact op de...Show moreEerdere studies hebben aangetoond dat kritiek van ouders zowel op lange als korte termijn voor mentale problemen kan zorgen bij adolescenten. Ook heeft ouderlijke kritiek onmiddelijke impact op de stemming (mood) van adolescenten, waarbij het blijkt dat het hebben van een laag zelfbeeld van de adolescent mogelijk een extra risico vormt. Om de gevolgen van ouderlijke kritiek voor adolescenten beter te begrijpen zal meer duidelijk moeten worden over het verband tussen kritiek van ouders en de mood van de adolescent. In dit onderzoek hebben 80 adolescenten en hun ouders een interactietaak uitgevoerd, waarna de ouderlijke kritiek en negatieve mood werden gemeten met een vragenlijst. Ook werd de modererende rol van het zelfbeeld van de adolescent onderzocht. Ouderlijke kritiek bleek geen significante voorspeller te zijn van negatieve mood. Het zelfbeeld van adolescenten heeft wel een modererende rol in dit verband. In tegenstelling tot de hypotheses, bleek dat bij een laag zelfbeeld de relatie tussen ouderlijke kritiek en negatieve mood zwakker was. Bij een hoger zelfbeeld was deze relatie sterker. Toekomstig onderzoek zal verder moeten ingaan op de rol van het zelfbeeld van adolescenten in de relatie tussen ouderlijke kritiek op de mood van het kind, wanneer de feedback overeenkomt met hun eigen opvattingen of juist niet. Alles samen genomen dragen deze resultaten bij aan een beter begrip van de impact van ouderlijke kritiek en kunnen zij mogelijk helpen bij het voorkomen en behandelen van mentale problemen bij adolescenten.Show less
Abstract Background: Externalizing behaviour in childhood is related to future criminal behaviour. To prevent crime, it is important to investigate factors related to externalizing behaviour in...Show moreAbstract Background: Externalizing behaviour in childhood is related to future criminal behaviour. To prevent crime, it is important to investigate factors related to externalizing behaviour in childhood, in order to design interventions accordingly. One of those factors is self-worth. The relation between self-worth and externalizing behaviour has been widely studied, but it is unclear if low self-worth, high self-worth, or both predict externalizing behaviour in primary school children. Therefore, there might be a factor moderating this relationship. An important risk-factor in the development of anti-social and criminal behaviour is empathy. This study aimed to explore the relationship between self-worth and externalizing behaviour and a possible moderating effect of empathy on this relationship. Methods: Participants were 173 Dutch primary school children (130 boys, 43 girls) aged 6 to 12 years (M = 9.88, SD = 1.43). Teacher report questionnaires were used to assess externalizing behaviour and self-report questionnaires were used to determine levels of self-worth and empathy. Multivariate variance analysis was used to examine differences in externalizing behaviour between groups with low, average, and high self-worth. Then, curve estimation was used to explore whether self-worth and externalizing behaviour had a linear- of quadratic relationship. Lastly, multiple regression analysis was used to analyse the moderating effect of empathy on the relationship between self-worth and externalizing behaviour. Results: Results did not show significant differences in externalizing behaviour between the groups. However, a significant negative linear relationship between self-worth and externalizing behaviour was found, meaning children with lower self-worth showed more externalizing behaviour. Moreover, there was a significant moderating effect of empathy on this relationship, indicating that the negative association between self-worth and externalizing behaviour was stronger for children with lower levels of empathy. Discussion: These findings suggest that self-worth and empathy are important factors in predicting externalizing behaviour in primary school children. The findings have implications for the development of interventions aimed at reducing externalizing behaviour (thus crime) in children, particularly those with low self-worth and low empathy levels. However, the cross-sectional nature of the study, the small and generally male sample and the methods of measuring self-image and empathy limit the generalizability of the findings. Also, this small study does not cover the need of research on the relationship between self-worth and externalizing behaviour. Further longitudinal and multi-method studies are needed to confirm these results.Show less
The Preventive Intervention Trajectory (Preventief Interventie Team; PIT) is a project which intervenes preventively in children who have a risk of future criminal behavior. Interventions focus on...Show moreThe Preventive Intervention Trajectory (Preventief Interventie Team; PIT) is a project which intervenes preventively in children who have a risk of future criminal behavior. Interventions focus on reducing externalizing problem behavior in these children. It is important to know which factors have an influence on the effectivity of the PIT. Current research focused on the association between self-worth and externalizing problems. Previous research is inconsistent, which suggests there is a possibility that the association between self-worth and externalizing problems is a quadratic association. Current research examined the possibility that children with average self-worth would have less externalizing problems at timepoint one than children with high and low self-worth. Children with low, average and high self-worth were compared on (reduction of) externalizing problems before treatment, on the short term (six months), and on the long term (twelve months). Results showed that there is was no significant linear association between self-worth and externalizing problems before treatment, which supports the suggestion that there might be a quadratic association. However, ANOVA-analysis revealed that there was also no significant quadratic or linear relation. Externalizing problems in children reduced significantly on the short and long term. However, no significant linear or quadratic relation between self-worth and the reduction in externalizing problems on the short and long term was found, indicating that there is no association between self-worth and (the reduction of) externalizing problems. Future research should include a larger sample to verify the current findings.Show less
Dit onderzoek focust op een zeer specifieke vorm van alledaags nationalisme: het commercieel nationalisme. Het commercieel nationalisme is voor de Nederlandse casus nog niet of nauwelijks...Show moreDit onderzoek focust op een zeer specifieke vorm van alledaags nationalisme: het commercieel nationalisme. Het commercieel nationalisme is voor de Nederlandse casus nog niet of nauwelijks onderzocht. Onderzoek naar nationalisme is, zeker in zijn alledaagse vorm, in stedelijke context gering belicht. Dit is echter interessant, omdat juist het commercieel nationalisme de dagelijkse praktijk van het Nederlands nationalisme weergeeft. Het onderzoek naar commercieel nationalisme schetst bovendien een duidelijk beeld van de praktische ontwikkeling van een moeizaam en onsuccesvol nationalisme (vóór 1870) tot een integraal en succesvol nationalisme. Dit onderzoek focust daarom op de vraag hoe het commercieel nationalisme bijdroeg aan de constructie van de nationale identiteit in de periode 1874 – 1913.Show less
Het doel van dit onderzoek is om te kijken en te vergelijken hoe Japanse uitwisselingsstudenten in Leiden (Nederland) in vergelijking tot de Japanse uitwisselingsstudenten in Amerika een...Show moreHet doel van dit onderzoek is om te kijken en te vergelijken hoe Japanse uitwisselingsstudenten in Leiden (Nederland) in vergelijking tot de Japanse uitwisselingsstudenten in Amerika een uitwisseling ervaren. Daarbij wordt het onderzoek van Sato & Hodge (2015) als voorbeeld gebruikt voor dit onderzoek en daarmee vergeleken. Er wordt onderzocht of de sociale interacties met medestudenten van invloed kunnen zijn op de academische prestaties, de ervaring van de uitwisseling zelf en of het zelfbeeld veranderd zou zijn tijdens de uitwisseling (Young et al., 2015). Uit onderzoeken blijkt namelijk dat Aziatische uitwisselingsstudenten zich vaak buitengesloten, geïsoleerd en gediscrimineerd voelen. De resultaten van dit onderzoek zijn vergaard uit interviews die gevoerd zijn met zes Japanse deelnemers (drie mannen en drie vrouwen) die een 1-jarige uitwisseling doen. De Japanse uitwisselingsstudenten in Leiden beleven een andere ervaring dan Japanse uitwisselingsstudenten in Amerika. Wat voor dit mogelijke verschil gezorgd kan hebben wordt besproken in de discussie.Show less
Pesten heeft vergaande gevolgen, waaronder vroegtijdige schooluitval. In deze studie wordt gekeken of de relatie tussen pesten en schooluitval (schoolbetrokkenheid en schoolafwezigheid) gemodereerd...Show morePesten heeft vergaande gevolgen, waaronder vroegtijdige schooluitval. In deze studie wordt gekeken of de relatie tussen pesten en schooluitval (schoolbetrokkenheid en schoolafwezigheid) gemodereerd wordt door vrienden of zelfbeeld. Voor het onderzoek zijn vragenlijsten door VMBO leerlingen van vijf middelbare scholen ingevuld (N = 364, 203 meiden, 158 jongens, Mleeftijd = 14.65, leeftijdsrange: 13-17 jaar). Van deze groep is 93.96% geboren in Nederland en 5.49% buiten Nederland. Er was een significant effect van pesten op de mate van schoolbetrokkenheid (p = .03), maar niet op de mate van schoolafwezigheid (p = .72). De factoren vrienden en zelfbeeld bleken geen modererend effect te hebben. In vervolgonderzoek kan in plaats van naar de kwantiteit, gekeken worden naar de kwaliteit van vriendschappen.Show less
Gekeken is of Marokkaanse en Antilliaanse jongeren meer kans op het ontwikkelen van een laag zelfbeeld hadden dan Nederlandse jongeren en of er een relatie bestond tussen zelfbeeld en de kans op...Show moreGekeken is of Marokkaanse en Antilliaanse jongeren meer kans op het ontwikkelen van een laag zelfbeeld hadden dan Nederlandse jongeren en of er een relatie bestond tussen zelfbeeld en de kans op crimineel gedrag. De sample bestond uit 221 Marokkaanse (N=82), Antilliaanse (N=32) en Nederlandse (N=108) adolescenten (12-18 jaar). Een MANOVA liet zien dat er geen significant verschil was tussen het gemiddelde impliciete/expliciete zelfbeeld van de verschillende afkomsten. Een logistische regressie wees uit dat er een significante relatie was tussen expliciet zelfbeeld en de kans op crimineel gedrag. Deze resultaten lieten zien dat Antilliaanse en Marokkaanse jongeren geen lager zelfbeeld hadden dan Nederlandse jongeren en dat er een negatieve relatie bestond tussen expliciet zelfbeeld en de kans op crimineel gedrag.Show less
Marokkaanse en Antilliaanse jongens behoren tot een probleemgroep. Het zelfbeeld van een persoon wordt in verband gebracht met het vertonen van gedragsproblemen. Social defeat model en strain...Show moreMarokkaanse en Antilliaanse jongens behoren tot een probleemgroep. Het zelfbeeld van een persoon wordt in verband gebracht met het vertonen van gedragsproblemen. Social defeat model en strain theory kunnen dit mogelijk verklaren. In dit onderzoek wordt gekeken naar de relatie tussen zelfbeeld en gedragsproblemen en wat de invloed van etniciteit hierop is. Er deden 86 Marokkaanse, 26 Antilliaanse en 89 Nederlandse jongens mee aan het onderzoek in de leeftijd van 12 tot en met 18 jaar oud met een gemiddelde leeftijd van 14.47. Vragenlijsten RSES en SDQ werden ingevuld op basis van zelfrapportage. Uit dit onderzoek bleek dat er een verband was tussen zelfwaardering en gedragsproblemen en dat etniciteit geen invloed hierop heeft.Show less
In dit onderzoek is onderzocht wat de relaties is tussen de etniciteit, het zelfbeeld en de schoolbetrokkenheid van leerlingen uit het VMBO onderwijs in Nederland. De leerlingen (N=424) vulde een...Show moreIn dit onderzoek is onderzocht wat de relaties is tussen de etniciteit, het zelfbeeld en de schoolbetrokkenheid van leerlingen uit het VMBO onderwijs in Nederland. De leerlingen (N=424) vulde een zelf-beoordelingsvragenlijst in, waarmee de etniciteit, het zelfbeeld en de schoolbetrokkenheid van de leerling in kaart werden gebracht. In totaal hebben 243 jongens en 179 meisjes, in de leeftijd van 12 tot en met 15 jaar (M=14.21, SD = 0.88) een vragenlijst ingevuld. Er is een verschil gevonden in zelfbeeld tussen autochtone en allochtone leerlingen, deze leerlingen verschilden echter niet in schoolbetrokkenheid. Tussen de etniciteit en de schoolbetrokkenheid van de leerling is geen relatie gevonden, tevens wordt de relatie niet gemedieerd door het zelfbeeld van de leerling.Show less
Pestgedrag komt op vrijwel iedere school voor en de gevolgen hiervan blijven niet beperkt tot de korte termijn. Hoewel er voldoende onderzoeken zijn die de relatie aantonen tussen pesten en een...Show morePestgedrag komt op vrijwel iedere school voor en de gevolgen hiervan blijven niet beperkt tot de korte termijn. Hoewel er voldoende onderzoeken zijn die de relatie aantonen tussen pesten en een laag zelfbeeld, is er weinig bekend over de gevolgen van specifieke vormen van pestgedrag. In dit onderzoek staat de vraag centraal naar de relatie tussen fysiek-, verbaal-relationeel- en cyberpesten en het zelfbeeld van zowel jongens als meisjes. Aan dit onderzoek namen 364 VMBO-leerlingen deel, waarvan 43.4% jongens (M = 14.6, SD = .86) en 55.8% meisjes (M = 14.7, SD = .86). Middels de Personal Experiences Checklist werd informatie ingewonnen over de ervaringen met verschillende vormen van pestgedrag en met de Self-Perception Profile for Children werd het zelfbeeld van de adolescent onderzocht, waarbij adolescenten op een 5-puntsschaal aangaven hoe vaak ze te maken hadden met bepaald pestgedrag en in hoeverre een stelling over het zelfbeeld bij hen paste. Uit statistische analyses bleek dat jongens vaker fysiek gepest worden en meisjes vaker te maken hebben met verbaal-relationeel pestgedrag. Het zelfbeeld van jongens was positiever dan dat van meisjes. Bij jongens was er geen significante relatie zichtbaar tussen de verschillende vormen van pestgedrag en het zelfbeeld, terwijl bij meisjes verbaal-relationeel pestgedrag significant samenhangt met een lager zelfbeeld. Mogelijk heeft dit onder andere te maken met het gebruik van ineffectieve copingstrategieën door meisjes. Het is belangrijk om in behandelingen en interventies rekening te houden met het geslacht van het slachtoffer en het type pestgedrag wat heeft plaatsgevonden, om zodoende de psychische gevolgen van (met name verbaal-relationeel) pestgedrag te voorkomen of verminderen.Show less
In dit onderzoek staat centraal of cyberpesten vaker voorkomt dan andere vormen van pesten en wat de samenhang is tussen verschillende vormen van pesten en verschillende aspecten van het zelfbeeld...Show moreIn dit onderzoek staat centraal of cyberpesten vaker voorkomt dan andere vormen van pesten en wat de samenhang is tussen verschillende vormen van pesten en verschillende aspecten van het zelfbeeld bij VMBO 2, 3 en 4 leerlingen in Nederland. Er deden 364 leerlingen mee, met een gemiddelde leeftijd van 14.65 jaar (SD = .85), waarvan 43.4% jongens en 55.8% meisjes. Gebruikte gegevens uit een zelf-rapportagelijst zijn gebaseerd op de Personal Experiences Checklist en de Self-Perception Profile for Children. De resultaten van de statistische analyses tonen aan dat relationeel-verbaal pesten het meest voorkomt. Cyberpesten heeft een negatieve correlatie met fysieke verschijning. Relationeel-verbaal pesten heeft een negatieve samenhang met het zelfbeeld van sociale acceptatie, fysieke verschijning en sportieve competentie. Fysiek pesten heeft een positieve samenhang met het zelfbeeld van sportieve competentie. Een mogelijke verklaring voor de negatieve samenhang van relationeel-verbaal pesten en zelfbeeld is het principe van operante conditionering waarbij veel beloning en weinig straf zorgt voor een toename van het pestgedrag. Een andere mogelijke verklaring voor resultaten in dit onderzoek is de prevalentie van pesten. Hierbij heeft intensiever pesten mogelijk meer negatieve invloeden op het zelfbeeld. Dit onderzoek benadrukt in het bijzonder de aanpak van relationeel-verbaal pesten. Het belang van interventies voor pesten op scholen wordt hiermee ondersteund.Show less
In dit onderzoek is gekeken naar het zelfbeeld van Rebound- leerlingen tussen de 12 en 18 jaar die al of niet drop out zijn geweest. Er is onderzocht in welke mate zelfbeeld samenhangt met drop out...Show moreIn dit onderzoek is gekeken naar het zelfbeeld van Rebound- leerlingen tussen de 12 en 18 jaar die al of niet drop out zijn geweest. Er is onderzocht in welke mate zelfbeeld samenhangt met drop out en schoolbetrokkenheid en hoe deze variabelen zich verhouden tot elkaar. Dit onderzoek is gedaan om meer inzicht te krijgen in factoren die samengaan met drop out. Dit is noodzakelijk om effectieve interventieprogramma’s in te kunnen zetten ter preventie van drop out. In totaal deden 36 leerlingen mee aan dit onderzoek die tijdens schooljaar 2010-2011 of schooljaar 2011-2012 op één van de Rebounds in de regio Den Haag hebben gezeten. Uit de resultaten van het onderzoek bleek dat er geen verschil in zelfbeeld is tussen de leerlingen die drop out zijn geweest en de leerlingen die dit niet zijn geweest. Het zelfbeeld van de drop out- leerlingen bleek na de Rebound-interventie hoger te zijn dan voorafgaand aan de interventie. Tot slot werd er een samenhang gevonden tussen zelfbeeld en schoolbetrokkenheid bij de groep leerlingen die niet eerder drop out zijn geweest.Show less