Op 24-jarige leeftijd schilderde de beeldhouwer Gian Lorenzo Bernini zijn eerste zelfportret. Voor dit werk werd geen directe opdracht gegeven, noch verkocht Bernini het tijdens zijn leven. Bernini...Show moreOp 24-jarige leeftijd schilderde de beeldhouwer Gian Lorenzo Bernini zijn eerste zelfportret. Voor dit werk werd geen directe opdracht gegeven, noch verkocht Bernini het tijdens zijn leven. Bernini’s zelfportrettering in de schilderkunst is daarnaast relatief onderbelicht gebleven binnen het brede onderzoek dat over de eeuwen heen werd verricht naar zijn oeuvre. Ook in Bernini’s eigen tijd werd weinig gesproken over zijn kunnen als schilder. Omdat er dus geen duidelijke toedracht is en in het zelfportret zijn eigen fysionomie centraal staat, is de vraag ontstaan waarom Bernini zichzelf schilderde. Werd hij hiertoe aangezet door de kunstenaarstraditie of wedijver (aemulatio), het debat rondom de hiërarchie van de schilderkunst versus de beeldhouwkunst (paragone), wilde hij zichzelf tot alleskunner (uomo universale) ontwikkelen of ligt de verklaring elders? In dit onderzoek relateer ik Bernini’s Zelfportret als jongeman (1623) aan de primaire bronnen en enkele vergelijkbare (zelf)portretten, om zo antwoord te geven op de onderzoeksvraag.Show less
Annibale Carracci’s Zelfportret op de ezel (ca. 1604) wordt dikwijls geïnterpreteerd als een bewijs voor of illustratie van zijn melancholische depressie die door zeventiende-eeuwse biografen wordt...Show moreAnnibale Carracci’s Zelfportret op de ezel (ca. 1604) wordt dikwijls geïnterpreteerd als een bewijs voor of illustratie van zijn melancholische depressie die door zeventiende-eeuwse biografen wordt beschreven. In dit artikel wordt deze relatie geproblematiseerd door een kritische close-reading van deze biografieën, waaruit zal blijken dat biografen vaak aan de hand van kunst het leven van een kunstenaar beschreven. Door het portret in de context van het zeventiende-eeuwse wetenschappelijk en artistieke discours over melancholie te analyseren, zal blijken dat het werk ook gezien kan worden als een zelfbewust voorbeeld van framing in plaats van als een persoonlijke uiting van emotie. Deze these zal ondersteund worden door een nieuwe theorie over de relatie tussen de voorbereidende tekening (thans in de Royal Collection) en het onderhavige schilderij.Show less
Pieter van Laers (1599-1642) merkwaardige Zelfportret met heksenattributen (c. 1635 – 1637), waarop duivelse klauwen het magische ritueel van de schilder verstoren, werd tot op heden vaak verklaard...Show morePieter van Laers (1599-1642) merkwaardige Zelfportret met heksenattributen (c. 1635 – 1637), waarop duivelse klauwen het magische ritueel van de schilder verstoren, werd tot op heden vaak verklaard vanuit een persoonlijke belangstelling van deze Bentvueghel voor magie en occultisme. De overweldigende gelijkenis tussen het schilderij, ontstaan tijdens Van Laers verblijf in Rome, en de Necromancers van Angelo Caroselli (1585-1653) en Pietro Paolini (1603-1681) maakt echter duidelijk dat het afbeelden van een specifiek type magiër: de necromancer, een Romeinse traditie was. Deze Necromancers waren in trek bij de Romeinse clientèle en kwamen terecht in de collecties van belangrijke kardinalen, die de schilderijen verzamelden vanwege hun spottende en vermanende ondertoon. Een analyse van de Romeinse context laat zien dat magie alomaanwezig was in de Eeuwige Stad, maar er is geen bewijs dat Van Laer er zelf bij betrokken was. Tijdgenoten merkten bij Van Laer geen bijzondere belangstelling voor magie op, maar wel een humoristische inslag. Deze humor is terug te zien in het schilderij; Van Laer dreef de spot met zichzelf, andere schilders en de schilderkunst in het algemeen door zich af te beelden als falende magiër. Het Zelfportret als necromancer, zoals het werk zou moeten heten, sloot dus eerder aan bij een algemene magische trend dan bij een persoonlijke belangstelling van de schilder.Show less
Edward Hopper (1882-1967) schilderde in de jaren 1925-1930 een portret van zichzelf met hoed op in olieverf op doek (afbeelding 1). Het zelfportret laat een terughoudende, bedachtzame en introverte...Show moreEdward Hopper (1882-1967) schilderde in de jaren 1925-1930 een portret van zichzelf met hoed op in olieverf op doek (afbeelding 1). Het zelfportret laat een terughoudende, bedachtzame en introverte man zien, verscholen onder zijn hoed. In zijn zelfportret maakt hij gebruik van koele, donkere kleuren geschilderd met een flauwe penseelvoering. Hij kijkt bedachtzaam, zijn ogen verborgen in de schaduw van zijn hoed en zijn houding wat weggedraaid van de toeschouwer wat zorgt voor een gevoel van afstand. Op de achtergrond een wat eenvoudige en sobere voorstelling van een gang. Hopper was midden veertig toen hij zichzelf schilderde in Self-Portrait (1925-1930). Het zelfportret van Edward Hopper is interessant om te onderzoeken omdat het zelfportret verschillend wordt geïnterpreteerd in artikelen van verschillende auteurs. Ook is het zelfportret opvallend omdat Hopper in zijn vroege jaren als kunstenaar talloze zelfportretten tekende en schilderde, maar Self-Portrait (1925-1930) een van de weinige zelfportretten is die hij voltooide tijdens de volwassen fase van zijn carrière.Show less