Recente publicaties over de rekenprestaties van basisschoolleerlingen geven de indruk dat verbeteringen op het gebied van lesgeven noodzakelijk zijn. Dit onderzoek heeft als doel om...Show moreRecente publicaties over de rekenprestaties van basisschoolleerlingen geven de indruk dat verbeteringen op het gebied van lesgeven noodzakelijk zijn. Dit onderzoek heeft als doel om differentiatievaardigheden van leerkrachten voor sterke en zwakke rekenaars in kaart te brengen. Aan dit onderzoek hebben tien leerkrachten deelgenomen. Zij waren allen werkzaam op dezelfde school en gaven les aan groep vier tot en met acht. Om de differentiatievaardigheden van de leerkrachten in kaart te brengen, heeft er een lesobservatie en interview plaatsgevonden aan de hand van het meetinstrument ADAPT dat differentiatie opdeelt in 23 indicatoren. Zes van die indicatoren zijn gebruikt voor dit onderzoek omdat die gaan over leerlingen uit de verrijkingsgroep en de intensieve instructiegroep, hiermee worden dezelfde leerlingen bedoeld als sterke en zwakke rekenaars. Uit de resultaten blijkt dat leerkrachten niet optimaal differentiëren voor leerlingen uit de verrijkingsgroep. Deze leerlingen worden beperkt op het eigen niveau betrokken bij de klassikale lesonderdelen en krijgen geen instructie op het eigen niveau. Als er aanvullend verrijkt aanbod is, zijn leerkrachten beperkt op de hoogte van de inhoud. Voor leerlingen uit de intensieve instructiegroep wordt vaak niet genoeg nagedacht over de inhoud van de verlengde instructie en is er vaak een onbalans tussen instructietijd en verwerkingstijd. Door de beperkte omvang van het onderzoek en weinig wetenschappelijke gegevens over de betrouwbaarheid en de validiteit van het meetinstrument kent dit onderzoek limitaties. Toch biedt het onderzoek waardevolle informatie voor de onderwijssector en kan het handvatten bieden voor vervolgonderzoek naar wat leerkrachten nodig hebben om beter te kunnen differentiëren.Show less
In dit onderzoek wordt door middel van een correlationeel design de ontwikkeling van het gevoel voor hoeveelheden onderzocht en de invloed van rekenvaardigheid hierop. De steekproef bestaat uit 66...Show moreIn dit onderzoek wordt door middel van een correlationeel design de ontwikkeling van het gevoel voor hoeveelheden onderzocht en de invloed van rekenvaardigheid hierop. De steekproef bestaat uit 66 jongens en 90 meisjes uit Nederland (M = 10.5 jaar, SD = 2.6 jaar) uit groep twee, groep zes, groep acht en uit de brugklas. Rekenvaardigheid en het zijn van een goede of zwakke rekenaar is vastgesteld door middel van een klassikale screeningstest. Een niet-symbolische hoeveelheid vergelijkingstest stelde de gevoeligheid voor verhoudingsbreuken en de gemiddelde reactietijd vast, twee onderdelen van het gevoel voor hoeveelheden. Zwakke rekenaars waren minder gevoelig voor verhoudingsbreuken dan goede rekenaars (R2 = .08, p = .001) en hadden een langzamere gemiddelde reactietijd (R2 = .24, p < .001). Oudere rekenaars waren minder gevoelig voor verhoudingsbreuken dan jongere rekenaars (R2 = .07, p < .001) en hadden een snellere gemiddelde reactietijd (R2 = .02, p = .07). Uit dit onderzoek blijkt dat niet alle onderdelen van het gevoel voor hoeveelheden zich op dezelfde manier ontwikkelen, wat impliceert dat het gevoel voor hoeveelheden niet als een geheel moet worden beschouwd. Ook benadrukt dit onderzoek het belang van een vroege identificatie van zwakke rekenaars, omdat zij vaker problemen hebben met het gevoel voor hoeveelheden dan goede rekenaars.Show less