People’s attractiveness influences the honesty displayed by individuals towards them. This research investigates if this also holds for artificial agents. In the Psychology Lab on Wheels, 23...Show morePeople’s attractiveness influences the honesty displayed by individuals towards them. This research investigates if this also holds for artificial agents. In the Psychology Lab on Wheels, 23 participants played a coin toss game against a human, a robot, and an avatar on a screen, in which they had to make private predictions of the outcomes. This manipulation incentivized participants to lie. Based on the Uncanny Valley theory, it was expected that the human agent would be evaluated as most attractive, followed by the robot, and finally the avatar. Due to previous research, it was expected that participants would be most honest to the agent they rated as most attractive, thus most honest to the human, followed by the robot, and then the avatar. However, results show no difference in how participants rated the attractiveness of the human agent, the robot, and the avatar. Additionally, no discrepancy was found between the honesty of the participants towards the human agent, the avatar, and the robot. The discussion considers some trends in the data. Recommendations for future research are made.Show less
Mensen met de huidaandoening psoriasis hebben vaak te maken met stigmatisering. Dit kan een sterk negatief effect hebben op het welbevinden. Momenteel wordt er voornamelijk aandacht besteed aan het...Show moreMensen met de huidaandoening psoriasis hebben vaak te maken met stigmatisering. Dit kan een sterk negatief effect hebben op het welbevinden. Momenteel wordt er voornamelijk aandacht besteed aan het ervaren stigma. Het is belangrijk om meer kennis te vergaren over het publiek stigma door te onderzoeken hoe mensen met psoriasis worden waargenomen in de samenleving. Omdat etniciteit invloed kan hebben op de percepties en reacties van een individu, is het relevant om te kijken in hoeverre de mate van publiek stigma verschilt tussen verschillende etnische groepen. Om dit te onderzoeken hebben 120 participanten de mate van stigma gerapporteerd aan de hand van het zien van twee video vignettes waarin psoriasis wel of niet zichtbaar was. Bij de video vignette met zichtbare symptomen van psoriasis werd er meer publiek stigma gemeten (M = 16.18, SD = 4.92) dan als deze symptomen niet zichtbaar waren (M = 15.06, SD = 5.00), (t(119) = -3.28, p = .01). Daarnaast bleken er geen verschillen in de mate van publiek stigma tussen autochtone individuen, individuen met een westerse migratieachtergrond en individuen met een niet-westerse migratieachtergrond (F(2, 117) = 1.30, p = .28). De bevinding dat zichtbare symptomen van psoriasis leidt tot een toename van publiek stigma, benadrukt de noodzaak om hier verandering in te brengen. Wellicht door stigma-verminderende interventies. Daarnaast geeft de afwezigheid van verschillen in publiek stigma tussen de etnische groepen aanleiding tot vervolgonderzoek met een grotere diversiteit aan participanten en een gebalanceerde verdeling van de etnische groepen, om met meer zekerheid te kunnen kijken of deze verschillen er al dan niet zijn.Show less
Kinderen kunnen op verscheidene manieren sociale angsten opdoen. Zelfs wanneer de angst stimuli zelf niet direct aanwezig is. Ouders spelen hierbij de grootste rol binnen de omgeving van het kind....Show moreKinderen kunnen op verscheidene manieren sociale angsten opdoen. Zelfs wanneer de angst stimuli zelf niet direct aanwezig is. Ouders spelen hierbij de grootste rol binnen de omgeving van het kind. Ze vormen namelijk een model waarbij ze via transmissie van informatie sociale angsten kunnen doorgeven aan hun kinderen, wat zich kan uiten in vermijdingsgedrag. De huidige studie had dan ook als doel om het effect van ouderlijke verbale dreigings- (versus veiligheidsinformatie) op het vermijdingsgedrag van kinderen richting vreemdelingen, te onderzoeken. Hierbij werd onderzocht of de mate van ouderlijke sociale angst een modererende rol speelde. Een steekproef van 77 kinderen, tussen de tien en veertien jaar, ontvingen verbale informatie over twee vreemdelingen via hun primaire verzorger. Er werd gebruikgemaakt van dreigingsinformatie (“Ik hoorde dat ze heel streng is“...”) en veiligheidsinformatie (“Ik hoorde dat zij heel lief is“...”). Naderhand werd er tijdens een sociale presenteer taak vermijdingsgedrag van de kinderen richting de vreemdelingen gemeten. De mate van ouderlijke sociale angst werd vastgesteld door middel van een vragenlijst. De resultaten laten zien dat het type informatie geen significant effect had op het vermijdingsgedrag van de kinderen. Ook is er geen significant modererend effect gevonden op dit effect door de mate van ouderlijke sociale angst. Deze resultaten wijzen op het belang om verder onderzoek te doen binnen deze tak van studie. Daarbij blijft het ondanks de niet significante effecten belangrijk dat ouders bedachtzaam zijn wat betreft communicatie richting hun kinderen en de mogelijke gevolgen ervan.Show less
Cognitieve vaardigheden zijn essentieel voor iemands dagelijks functioneren en voor iemands welzijn. Het is bekend dat stress zorgt voor een verslechtering van de cognitieve functies, in het...Show moreCognitieve vaardigheden zijn essentieel voor iemands dagelijks functioneren en voor iemands welzijn. Het is bekend dat stress zorgt voor een verslechtering van de cognitieve functies, in het bijzonder het geheugen en het executief functioneren. Hoewel informatie verwerkingssnelheid valt onder de cognitieve vaardigheden, ontbreekt literatuur die expliciet gaat over de invloed van stress op de verwerkingssnelheid. In deze studie wordt daarom de vraag behandeld wat het verband is tussen stress en informatie verwerkingssnelheid bij volwassenen. In de huidige studie zijn 25 deelnemers onderzocht (M = 33.24 jaar, SD = 16.03; 14 vrouwen, 11 mannen) in het kader van het bachelor-project. De deelnemers hebben de ‘Perceived Stress Scale’ ingevuld om stress te meten en de ‘Symbol Digit Modalities Test’ voltooid om informatie verwerkingssnelheid te bepalen. Naast de hoofdvraag is er ook gekeken of er verschillen zijn tussen jongeren en ouderen, tussen vrouwen en mannen, en tussen gestreste en niet-gestreste deelnemers als het gaat om de relatie tussen stress en informatieverwerkingssnelheid. Correlatieanalyses hebben geen verband gevonden tussen stress en informatie verwerkingssnelheid of verschillen in dit verband tussen de verschillende groepen (p > 0.05). Mogelijke verklaringen voor deze niet-significante resultaten kunnen te maken hebben met lage stressniveaus, het niet meten van acute versus chronische stress en een te kleine steekproef. Toekomstig onderzoek kan zich daarom richten op een grotere en diverse steekproef, en het gebruik van experimentele opzet, waarbij bijvoorbeeld stressniveaus in een laboratorium gemanipuleerd kunnen worden.Show less
Background: Suicide rates have significantly increased in the Netherlands, particularly among adolescents. Suicidal ideation has been found a crucial predictor of self-destructive behavior, but...Show moreBackground: Suicide rates have significantly increased in the Netherlands, particularly among adolescents. Suicidal ideation has been found a crucial predictor of self-destructive behavior, but existing theoretical frameworks lack consideration of the role of the self in these thoughts. The psychoanalytic theory, which acknowledges the agency of the ego in its own destruction, offers an alternative perspective. Object relations, an important concept within this theory, has been linked to psychopathology. Objective: This study aims to address object relations as a predictor of suicidal ideation to investigate the ego involvement in selfdestruction and enrich the existing models of suicidal ideation and attachment. It was hypothesised that the dimensions of Insecure Attachment, Egocentricity and Social Incompetence would predict whether a respondent would be a suicidal ideator or not, while the dimension of Alienation was expected not to be found in the non-clinical sample. Methods: 132 students in the Netherlands participated in this cross-sectional study by filling in the Suicidal Ideation Attributes Scale and the Bells Object Relations and Reality Testing Inventory, of which the data was analysed by means of a Multiple Logistic Regression. Results: The full logistic model containing all predictors was statistically significant (𝜒 2 (15, N = 116) = 52.670, p = <.001). Sexual orientation and the dimension of Insecure Attachment were found to make unique significant contributions to the model. Conclusion: High scores on insecure attachment and a non-normative sexual orientation predicted whether someone was a suicidal ideator, indicating the relevance of these risk factors in detecting early warning signs in students and further research into applying these findings to psychotherapeutic practice.Show less
Bij een vrijwilligersdilemma is er een situatie waar er een maatschappelijke taak is, waar personen vrijwillig aan kunnen bijdragen. Er is minimaal een persoon nodig om een bonus voor de groep te...Show moreBij een vrijwilligersdilemma is er een situatie waar er een maatschappelijke taak is, waar personen vrijwillig aan kunnen bijdragen. Er is minimaal een persoon nodig om een bonus voor de groep te kunnen bewerkstelligen. Dit doen ze echter meestal niet, omdat het gunstiger is een ander dit te laten doen. Er is onderzocht of gelijkenissen tussen groepsleden leidt tot het vaker vrijwillig aanbieden bij het vrijwilligersdilemma. Deze gelijkenissen zijn de antwoorden op een aantal vragen en scoring van muzikale nummers. Het idee hierachter was dat de participanten een (versterkt) groepsgevoel zouden krijgen als ze op basis van hun antwoorden in een groep geplaatst werden en zich zo vaker vrijwillig zouden aanbieden. Er zijn drie groepen, de baseline, de gelijke groep en de ongelijke groep. Elke participant werd eerst in de baseline gedaan om te kijken hoe vaak men zich vrijwillig zou aanbieden bij een random groepsverband, om de resultaten te vergelijken met de andere groepen. De ongelijke groep houdt in dat participanten juist niet op elkaar leken met de gegeven antwoorden en zo is er gekeken of participanten zichzelf minder aan gingen bieden hierdoor. De gelijke groep was de groep waar participanten op basis van gelijke antwoorden bij de vragen in kwamen. De resultaten die uit dit onderzoek kwamen waren niet in lijn met de hypotheses. De gelijke en ongelijke groep had precies evenveel mensen die zich vrijwillig aanboden, hier was dus ook geen significante uitkomst.Show less
Being told by someone that you did a good or bad job can impact your self-esteem. More specifically, individuals can differ in the extent to which they preferentially process positively or...Show moreBeing told by someone that you did a good or bad job can impact your self-esteem. More specifically, individuals can differ in the extent to which they preferentially process positively or negatively valenced social feedback. The present study looked at how the variables of social self-perception and gender influence this social feedback processing. Through previous studies, we know that, on average, most people seek valenced feedback that is in line with their current sense of self to maintain their self- image. It was, therefore, expected that high social self-perceptions would be related to preferential processing of positive social feedback, and that low social self- perceptions would be related to negative social feedback processing. As well, an effect of gender was expected. Using the SELF-Speech paradigm task adapted from Koban et al. (2017), 80 adolescent and 175 adult participants had to give a speech which, they were told, was evaluated by judges. They had to rate their speech performance, were given the judges’ feedback, and were then asked to indicate how they felt about themselves. The higher an individual's learning rate, the more likely they were to update their self-image in response to social feedback. No significant results of gender or social self-perception on social feedback processing were found. Our findings contribute to the current literature on social feedback processing in that it appears that social self-perception does not play an influencing role in this. Furthermore, our findings give us a better understanding of how we function in a social context, as well as, how social feedback processing plays a role in the emergence and maintenance of disorders like SAD and MDD.Show less
Bij een vrijwilligersdilemma is er een situatie waar er een maatschappelijke taak is, waar personen vrijwillig aan kunnen bijdragen. Er is minimaal een persoon nodig om een bonus voor de groep te...Show moreBij een vrijwilligersdilemma is er een situatie waar er een maatschappelijke taak is, waar personen vrijwillig aan kunnen bijdragen. Er is minimaal een persoon nodig om een bonus voor de groep te kunnen bewerkstelligen. Dit doen ze echter meestal niet, omdat het gunstiger is een ander dit te laten doen. Er is onderzocht of gelijkenissen tussen groepsleden leidt tot het vaker vrijwillig aanbieden bij het vrijwilligersdilemma. Deze gelijkenissen zijn de antwoorden op een aantal vragen en scoring van muzikale nummers. Het idee hierachter was dat de participanten een (versterkt) groepsgevoel zouden krijgen als ze op basis van hun antwoorden in een groep geplaatst werden en zich zo vaker vrijwillig zouden aanbieden. Er zijn drie groepen, de baseline, de gelijke groep en de ongelijke groep. Elke participant werd eerst in de baseline gedaan om te kijken hoe vaak men zich vrijwillig zou aanbieden bij een random groepsverband, om de resultaten te vergelijken met de andere groepen. De ongelijke groep houdt in dat participanten juist niet op elkaar leken met de gegeven antwoorden en zo is er gekeken of participanten zichzelf minder aan gingen bieden hierdoor. De gelijke groep was de groep waar participanten op basis van gelijke antwoorden bij de vragen in kwamen. De resultaten die uit dit onderzoek kwamen waren niet in lijn met de hypotheses. De gelijke en ongelijke groep had precies evenveel mensen die zich vrijwillig aanboden, hier was dus ook geen significante uitkomst.Show less
Macht kan ervoor zorgen dat mensen meer, en soms onverantwoorde, risico’s nemen. Mensen kunnen hun macht echter op verschillende manieren conceptualiseren: als mogelijkheden of als...Show moreMacht kan ervoor zorgen dat mensen meer, en soms onverantwoorde, risico’s nemen. Mensen kunnen hun macht echter op verschillende manieren conceptualiseren: als mogelijkheden of als verantwoordelijkheden. Wij hebben de relatie tussen de machtsperceptie en het nemen van risico’s (gemeten met de Balloon Analogue Risk Task; BART) onderzocht. Verder keken we naar de rol die de sociaaleconomische status (SES) zou kunnen spelen binnen dit verband. Ons onderzoek steunde de hypothesen niet, dit zou kunnen komen door beperkingen in de methodiek. Echter, werd er wel enige ondersteuning gevonden wanneer er alleen naar de middelste trials wordt gekeken. In conclusie zijn onze hypothesen dus niet ondersteund, maar lijkt er wel sprake te zijn van een verband tussen de machtsperceptie en het nemen van risico’s, in ieder geval tijdens bepaalde delen van de taak. Toekomstige onderzoeken zouden op andere manieren naar machtsperceptie en risico nemen kunnen kijken, om zo op meer verhelderende resultaten te komen.Show less
Psychology is branching out into newer methods of ensuring the reliability and accuracy of data analysis. This thesis will focus on such a method, known as a multiverse analysis, which is used as a...Show morePsychology is branching out into newer methods of ensuring the reliability and accuracy of data analysis. This thesis will focus on such a method, known as a multiverse analysis, which is used as a robustness check by reviewing alternative pathways for statistical analysis. A multiverse analysis will be applied to Davoli and colleagues’ (2020) research on arithmetic learning and posture. The original study investigated if posture impacted an individual's reaction time and arithmetic accuracy. The re-analysis of the raw data showed that the authors accurately reported their statistical results, but they lacked in describing their reasoning behind reaction time exclusion methods, and the inclusion of different within- subjects variables for their mixed-model ANOVAs. Therefore, the multiverse analysis looked at seven different reaction time exclusion methods, including no exclusions, Tukey’s method, two and three standard deviations exclusion method, the absolute cutoffs exclusion method, the 5% trimmed exclusion method, and the median absolute deviation exclusion (MAD) method. The multiverse analysis continued by including three different within-subjects variables in the mixed model ANOVA. The three different within-subjects variables were the testing blocks, the individual equations, and the equations categories (easy, medium, and hard). Out of the twenty-one pathways, only five are significant. However, there were some important limitations with Tukey’s method and the MAD exclusion method that changed the interpretations of the results. In addition, there are some limitations with the second ANOVA analysis method, using individual equations that limit the interpretations of the results. Therefore, this multiverse analysis concluded that the results are not fully robust, and to further assess the robustness additional experimental work could be considered to confirm original findings.Show less
Abstract Social fears are highly prevalent, causing many functional limitations. Social fears in parents, transmitted via social learning, are one of the main risk factors contributing to the...Show moreAbstract Social fears are highly prevalent, causing many functional limitations. Social fears in parents, transmitted via social learning, are one of the main risk factors contributing to the development of social fears. This thesis is the first to investigate the effect of parental verbal expression of fear versus safety, in social situations, on child’s avoidance, in the developmental period where there is an increase in social fears, that is between 10-13 years of age. We additionally investigated whether parental social anxiety moderated the effect of parental verbal expression and child's avoidance. In the study, 76 children between 10 and 14 years old (M = 11.62) participated together with their parents. Both parents reported their social anxiety in online questionnaires. During a lab visit, only the primary caregivers provided their children with a fear and safety message about two strangers. The child was then confronted with the two strangers, during social tasks. The avoidant behavior was measured during the social performance task. Our findings revealed no significant difference in child’s avoidance towards the two strangers. In other words, when a parent verbally expressed fear about a stranger, the child did not show more avoidant behavior than when the parent verbally expressed safety. Also, the moderating role of parental social anxiety was not significant within this effect. We concluded that the parent's verbal information did not influence child’s avoidance, in the social situations constructed in this experiment. However, this thesis gave us insights in the intergenerational transmission of social fears and provided a baseline for future research investigating the influences of parental verbal expression of social fears on children's avoidance.Show less
Achtergrond: uit veel onderzoeken blijkt dat suïcide een van de grootste oorzaken van overlijden is onder jongeren met een leeftijd tussen de 10-24 jaar. Echter richt veel literatuur naar...Show moreAchtergrond: uit veel onderzoeken blijkt dat suïcide een van de grootste oorzaken van overlijden is onder jongeren met een leeftijd tussen de 10-24 jaar. Echter richt veel literatuur naar suïcidaliteit zich op zelfdestructief gedrag, maar haalt daarbij het zelf/ik en zijn functies onvoldoende aan. Deze functies van het zelf/ik spelen ook een belangrijke verklarende rol in de mate van suïcidale ideatie en moeten daarom in onderzoeken worden meegenomen. Doel: in dit onderzoek wordt de invloed van RT op de mate van suïcidale ideatie onder adolescenten onderzocht. Methode: aan dit onderzoek deden 132 adolescenten van Nederlandse universiteiten met een leeftijd tussen 18 en 26 jaar mee. Resultaten: uit de resultaten is gebleken dat RD (r = 0.411, p < 0.05), UP (r = 0.450, p < 0.05) en HD (r = 0.223, p < 0.05) allemaal positief gecorreleerd waren met suïcidale ideatie. Verder is gebleken dat RD en HD significante voorspellers waren in het model voor de suïcidale ideatie onder adolescenten (F(2,119) = 17.9, p < 0.001, R2 = 0.243). Daarbij sloot HD niet aan bij het model en werd uitgesloten. Als laatste bleek dat UP (t = 3.166, p = 0.002) suïcidale ideatie het beste voorspelt. Discussie: RD en UP voorspellen significant de mate van suïcidale ideatie onder adolescenten. Daarbij is UP de beste voorspeller van suïcidale ideatie. Deze significante resultaten geven aan dat de onderliggende functies van het zelf/ik wel degelijk invloed hebben op suïcidale ideatie. Het is belangrijk dat er in de toekomst meer onderzoeken gedaan moeten worden naar de onderliggende functies van het zelf/ik en welke invloed dit kan hebben op suïcidale ideatie onder adolescenten zodat het aantal suïcidepogingen mogelijk zullen verminderen.Show less