Climate change is a severe threat to current and especially to future generations (IPCC, 2023), which indicates the importance of collective action and engaging younger people in the issue. A...Show moreClimate change is a severe threat to current and especially to future generations (IPCC, 2023), which indicates the importance of collective action and engaging younger people in the issue. A barrier to this action and engagement is climate change skepticism, which is the doubt of the existence or severity of climate change, its consequences or anthropogenic origin. This study aimed to research whether people low in self-efficacy concerning climate change will try to cope with this sense of powerlessness by avoiding the topic of climate change, which then evolves into a skeptic attitude towards or even denial of its existence, its consequences or anthropogenic origin. As such, we examined the relationship between self-efficacy and skepticism, mediated by climate change interest. We obtained correlational data with an online, self-report questionnaire, distributed among 16- to 24-year-olds (N = 408). The mediation analysis yielded a significant and negative full mediation, meaning that if self-efficacy is low, climate change interest is low, and if climate change interest is low, skepticism is high. This underscores the importance of increasing self-efficacy in older adolescents and young adults in order to increase climate change interest, which consequently influences the degree of skepticism. Thus, these insights can be used for designing techniques that foster climate change interest in this age group.Show less
Het geluid of beeld van iemand die zich krabt, kan jeuk oproepen bij de observator. Dit fenomeen noemen we besmettelijke jeuk. In andere besmettelijke gedragingen (zoals gapen) komt de rol van...Show moreHet geluid of beeld van iemand die zich krabt, kan jeuk oproepen bij de observator. Dit fenomeen noemen we besmettelijke jeuk. In andere besmettelijke gedragingen (zoals gapen) komt de rol van empathie naar voren. Er is nog niet veel onderzoek gedaan naar de mogelijke invloed van empathie op besmettelijke jeuk. Neurologische studies vinden activatie van hersengebieden tijdens besmettelijke jeuk, welke geassocieerd worden met affectiviteit. Eén eerder onderzoek toont aan dat er geen associatie is tussen empathie en besmettelijke jeuk. In deze scriptie wordt met een regressieanalyse getoetst of mensen met hogere mate van empathie meer jeuk ervaren na het zien van iemand met een huidaandoening, dan mensen met lagere mate van empathie. In het onderzoek werd de participanten een audiovisuele stimulus getoond, waarna een zelfrapportage van intensiteit van opgeroepen jeuk werd ingevuld. Empathie is berekend met de totaalscore van een vragenlijst. Uit de resultaten blijkt dat empathie geen significante voorspeller is van de mate van intensiteit van opgeroepen jeuk bij het zien van een huidaandoening. Echter bevat dit onderzoek wat limitaties zoals de relatief lage gemiddelde empathiescore van de steekproef. Mogelijk biedt verder onderzoek naar de eventuele invloed van empathie op besmettelijke jeuk bij bekenden, en de eventuele invloed van aparte dimensies van empathie, ruimte voor nieuwe inzichten.Show less
This study examines how organisational features (transparency and competence) and individual characteristics (altruism and empathy, including empathic concern and perspective-taking) influence the...Show moreThis study examines how organisational features (transparency and competence) and individual characteristics (altruism and empathy, including empathic concern and perspective-taking) influence the voluntary assistance offered by the general public to four non-profit organisations (NPOs), with a focus on financial donations. These NPOs are, further, ones they would not typically donate to. Organisations were presented to the participants, who completed an online questionnaire. The data acquired was then subjected to statistical analysis. From the data of 98 participants in English-speaking countries recruited via Academic Prolific, statistical analyses unveiled pivotal roles played by organisational transparency and empathy in shaping support for NPOs. Notably, participants exhibiting empathic traits demonstrated a heigher likelihood of financially supporting organisations. Mediation analysis revealed that when people perceived the organisation as transparent, it increased the willingness to donate money to the organisation because of the instilled inclination to help the organisation. Mediation analysis further revealed that empathy made people more willing to help and, therefore, contribute money to the organisation. Contrary to expectations, moderation analysis did not reveal any significant interaction coefficients. Discussions encompass theoretical and practical implications and address strengths, and limitations, and recommendations for future research.Show less
The present study experimentally investigated the role of rejection sensitivity during adolescence and young adulthood on the ability of predicting the chance of receiving positive peer feedback....Show moreThe present study experimentally investigated the role of rejection sensitivity during adolescence and young adulthood on the ability of predicting the chance of receiving positive peer feedback. Previous studies examined trait characteristics, neural correlates and social learning of socially anxious individuals and found that rejection sensitivity has a negative impact on how one predicts and implements positive feedback. Participants (132 adults and 61 adolescents) took part in a social learning paradigm, wherein they had to predict whether four of their peers would like or dislike them based on certain personality characteristics. To see if learning biases are present, the scores of the participants were operationalized by calculating the Positive Prediction Discrepancy (PPD), the difference between the expected ratio of positive feedback and the actual probability of it. Unknown to the participants, the four peers differed in the probability of giving positive feedback. Results indicated that neither rejection sensitivity (RS) nor age significantly predicted PPD scores for peer 1, peer 3, and peer 4. However, RS exhibited a significant negative effect on PPD scores for peer 2, suggesting that higher RS was associated with lower predictions of positive feedback for this peer. Altogether, this study suggests that while rejection sensitivity did show a significant negative relationship with positive prediction discrepancy for peer 2, there was no significant impact observed for the other peers or with age across the different peer feedback anticipation discrepancies. This indicates a nuanced association between rejection sensitivity and the anticipation of positive feedback, particularly in specific peer contexts, rather than a generalized effect across all peers.Show less
Awe is een emotie die wordt gevoeld bij het waarnemen van verschillende gebeurtenissen en objecten, gekenmerkt door gevoelens van overweldiging en verbazing. Persoonlijkheidsverschillen kunnen van...Show moreAwe is een emotie die wordt gevoeld bij het waarnemen van verschillende gebeurtenissen en objecten, gekenmerkt door gevoelens van overweldiging en verbazing. Persoonlijkheidsverschillen kunnen van invloed zijn op iemands vermogen om in het algemeen awe te ervaren. Eerdere studies hebben aangetoond dat de Big Five-persoonlijkheidskenmerken ‘openheid voor ervaringen’ en ‘extraversie’ positief gecorreleerd zijn aan de neiging tot awe. Er is daarentegen weinig bekend over hoe dit terugkomt in de persoonlijkheidstypen van de Dark Triad: machiavellisme, narcisme en psychopathie. Het doel van dit onderzoek was om te kijken hoe de twee Big Five persoonlijkheidskenmerken ‘openheid voor ervaringen’ en ‘extraversie’ zich binnen de Dark Triad tot de neiging tot awe verhouden. Dit is door middel van een samengestelde zelf rapportage vragenlijst onderzocht bij 206 universitaire studenten in Nederland. Onderdeel van deze vragenlijst waren onder andere de Big Five Inventory (BFI), de Short Dark Triad (SD3) en de Dispositional Positive Emotion Scale: Awe subscale (DPES). Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat de mate van dispositional awe op basis van de Big Five persoonlijkheidskenmerken en de Dark Triad persoonlijkheidstypen kan worden voorspeld. Daarnaast zijn openheid voor ervaringen, narcisme en psychopathie significante voorspellers voor de mate van dispositional awe. Deze bevindingen zijn relevant voor het huidige onderzoeksveld, aangezien de verminderde neiging tot awe binnen de Dark Triad een mogelijke verklaring is voor het verminderde prosociale gedrag bij deze individuen.Show less
In dit onderzoek is er gekeken of het toevoegen van corticale oppervlakte bovenop traditionele atrofiemetingen leidt tot een hogere classificatie-accuratesse van de ziekte van Alzheimer (ZVA). Voor...Show moreIn dit onderzoek is er gekeken of het toevoegen van corticale oppervlakte bovenop traditionele atrofiemetingen leidt tot een hogere classificatie-accuratesse van de ziekte van Alzheimer (ZVA). Voor de classificatie van ZVA kan er gekeken worden naar corticale atrofie met behulp van structurele MRI. Corticale oppervlakte zou zowel als onafhankelijke maat als gecombineerd met andere hersenmaten nauwkeuriger ZVA kunnen classificeren. Voor het testen van deze hypothese was er een steekproef van 249 participanten. Deze bestonden uit twee groepen: een ZVA groep (76) en een controle groep van ouderen (173). Voor de analyse werd een logistische regressie uitgevoerd met een LASSO penalty voor drie modellen. Gezien de vele variabelen werd de LASSO penalty gebruikt om de kans op overfitten te verkleinen. In het eerste model zaten alleen de traditionele atrofie maten (corticale dikte, subcorticale volumes en grijze stof dichtheid). Het tweede model bevatte alleen corticale oppervlakte. Het laatste model was een gecombineerd model van de traditionele atrofie maten en corticale oppervlakte. Na de analyse bleken de traditionele maten (AUC = 0.93) en het gecombineerde model (AUC = 0.92) accuratere modellen te geven dan corticale oppervlakte (AUC = 0.56). Bij de interpretatie van het gecombineerde model bleek ook dat corticale oppervlakte weinig bijdroeg. Dit toont aan dat corticale oppervlakte niet leidt tot een hogere classificatie-accuratesse voor ZVA bovenop traditionele atrofie maten. Ook is corticale oppervlakte op zichzelf geen goede maat voor ZVA classificatie. De ongelijke groepsgroottes en multicollineariteit zou eventueel invloed kunnen hebben gehad op deze uitkomst.Show less
Uit onderzoek van de WHO blijkt dat elke 40 seconde wereldwijd iemand zelfmoord pleegt. Nog vaker komen zelfmoordgedachten voor, vooral bij jongeren is dit een groot probleem. Uit eerdere...Show moreUit onderzoek van de WHO blijkt dat elke 40 seconde wereldwijd iemand zelfmoord pleegt. Nog vaker komen zelfmoordgedachten voor, vooral bij jongeren is dit een groot probleem. Uit eerdere onderzoeken blijkt dat vooral perfectionisme van invloed is op zelfmoordgedachten. Echter wordt in bestaand onderzoek de ik-functie van zelfmoordgedachten vaak niet meegenomen. Vandaar dat hier in dit onderzoek, door middel van egokracht, wél naar wordt gekeken. Er is gebruik gemaakt van een cross-sectionele onderzoeksmethode middels een vragenlijst, afgenomen bij 208 adolescenten tussen de 17 en 26 jaar oud. In de vragenlijst werden vragen gesteld over zelfmoordgedachten, perfectionisme en egokracht met behulp van de SIDAS, MPS en de korte versie van Barrons ES schaal. Er was voldoende power voor het onderzoek. De hypotheses zijn getoetst met een Spearman’s correlatie en een (hiërarchische) lineaire regressieanalyse. Uit de resultaten blijkt dat zelfmoordgedachten positief gerelateerd zijn aan perfectionisme (R=,319, p<,001). Ook blijkt dat perfectionisme een positieve voorspeller is voor zelfmoordgedachten (B,005, p<,001), egokracht is daarentegen een negatieve voorspeller voor zelfmoordgedachten (B = -0,055, p < 0,001). Voor de moderatie van egokracht op de relatie van perfectionisme en zelfmoordgedachten is geen significant resultaat gevonden (B=0,00, p=0,484). Uit de steekproef blijkt dat mensen met perfectionisme meer zelfmoordgedachten hebben. Verder voorspelt een hoge egokracht minder zelfmoordgedachten, en een lage egokracht juist meer zelfmoordgedachten. Er is geen modererend effect van egokracht op de relatie tussen perfectionisme en zelfmoordgedachten gevonden. Het is van belang om verder onderzoek te doen naar hoe de egokracht bij adolescenten verhoogd kan worden, om zo het aantal zelfmoordgedachten, en daarmee zelfdodingen, te verminderen.Show less
Food waste is a detrimental issue around the world. Research on food waste and its consequences emphasize the gravity and the urgency of the issue. This current study examines the relationship...Show moreFood waste is a detrimental issue around the world. Research on food waste and its consequences emphasize the gravity and the urgency of the issue. This current study examines the relationship between one’s need for cognitive closure (NFC) and their food wasting intentions while also looking at how guilt moderates this relationship. 155 participants answered the designed survey involving assessment scales for NFC, guilt and food wasting intentions, and the results were analyzed through a moderation analysis along with an additional correlation analysis. Results show a significant main effect of guilt on wasting intentions, indicating that experiencing higher levels of guilt is associated with a lower intention to waste food. Furthermore, the additional correlational analysis we ran shows that women score higher in feeling guilty, implicating the gender differences in food wasting intentions. The results and implications of the study are discussed in light of the literature and final suggestions for future research and campaigns aimed at reducing food waste are discussed.Show less
Deze studie richt zich op de motivatie van mensen om vrijwilligerswerk te doen voor een non-profitorganisatie waar zij een lage affiniteit mee hebben. Het design van het onderzoek is een drie-cel...Show moreDeze studie richt zich op de motivatie van mensen om vrijwilligerswerk te doen voor een non-profitorganisatie waar zij een lage affiniteit mee hebben. Het design van het onderzoek is een drie-cel tussenproefpersonen experiment (warmte van de organisatie conditie, communicatie sociale identiteitswaarde conditie, controle conditie). De participanten waren mannen tussen de 18 en 25 jaar die atypisch waren voor de organisatie van het onderzoek (N = 71). Een serie ANOVA’s toonde dat de manipulatie van de conditie communicatie sociale identiteitswaarde geslaagd was, en dat de manipulatie van de conditie warmte van de organisatie niet geslaagd was. Zowel een ANOVA als een multipele regressieanalyse toonde aan dat communicatie van de sociale identiteitswaarde niet leidt tot een hogere waargenomen aantrekkelijkheid van de organisatie. De multipele regressieanalyse, waarin communicatie van de sociale identiteitswaarde ook voorspeller was, toonde wel aan dat warmte van de organisatie tot een hogere aantrekkelijkheid van de organisatie leidt. Daarnaast toonde een multipele regressieanalyse dat de aantrekkelijkheid van de organisatie en altruïsme positieve voorspellers zijn voor de bereidheid voor vrijwilligerswerk. Een mediatie regressieanalyse toonde dat warmte van de organisatie en communicatie sociale identiteitswaarde geen indirect effect hebben op de bereidheid voor vrijwilligerswerk via de waargenomen aantrekkelijkheid van de organisatie. Een moderatie regressieanalyse toonde dat de karaktereigenschappen altruïsme en morele identiteit geen effect hebben op de relaties tussen voorspellers en uitkomsten. De theoretische en praktische implicaties, beperkingen en suggesties voor nieuw onderzoek zullen in de discussiesectie verder uitgelicht worden.Show less
A Machiavellian is someone who believes that the end justifies the means and who views other people as tools to achieve their own goals. The concept of Machiavellianism has attracted considerable...Show moreA Machiavellian is someone who believes that the end justifies the means and who views other people as tools to achieve their own goals. The concept of Machiavellianism has attracted considerable theoretical inquiry into the underlying processes that give rise to the construct. During this process multiple theories on the factorial structure of Machiavellianism have come into existence and many of the factor theories have found support. This thesis compares the factor structure of Machiavellianism using the original Machiavellianism measurement tool, the MACHIV. We utilized a large open-source data set (N= 73,486) from the Open-Source Psychometrics Project. We used structural equation modeling to compare a one-factor (Machiavellianism), two-factor (Views and Tactics) and three-factor (Antagonism, Agency and Planfulness) model. We found that all three of the models fit the data poorly but the one-factor model fits this data and measurement tool best, with no significant difference between the two- and three-factor models. The one-factor model fit best when using the original data, positively recoded data and when compared to uncorrelated (orthogonal) factor models. The poor fit indices on the one-factor model indicate that although the one-factor model fits better than the alternative models, alternative factor theories are needed to better explain the variance among individuals on the MACH-IV.Show less
In social interactions among humans, studies have demonstrated that pupil size can impact the prevalence of dishonest behavior. In this study, we examined if such findings can extend to human...Show moreIn social interactions among humans, studies have demonstrated that pupil size can impact the prevalence of dishonest behavior. In this study, we examined if such findings can extend to human-artificial agent interactions, exploring whether dishonesty can be affected by the type of interactional agents (human, robot, avatar), and if such effect is modulated/mediated by the agents’ different pupil sizes (small, large). A novelty of this study is the inclusion of a robot and avatar as agents, as well as the collection of data through experiments conducted outside the lab. To test this, we employed a modified coin toss game that previous studies had successfully utilized to invoke dishonest behavior. Participants had to make private predictions for a coin toss, earning monetary rewards when they reported correct predictions. Based on previous findings, our first hypothesis was that participants would be equally dishonest towards the robot agent and human confederate, and more dishonest towards the avatar agent. The second hypothesis was that participants would be more honest when partnered with an agent in the large pupil condition compared to the small pupil condition, regardless of the type of agent. Contrary to previous findings, our results showed that there were no significant effects of agent type and pupil size on participants’ level of (dis)honesty.Show less
Er zijn steeds meer jongeren met angstklachten. Uit onderzoek blijkt dat opvoedstijl een voorspeller kan zijn voor de hoeveelheid angstklachten bij adolescenten. Met name een (over)beschermende...Show moreEr zijn steeds meer jongeren met angstklachten. Uit onderzoek blijkt dat opvoedstijl een voorspeller kan zijn voor de hoeveelheid angstklachten bij adolescenten. Met name een (over)beschermende opvoedstijl zou samenhangen met angstklachten bij de adolescent. Maar welke aspecten van deze opvoedstijl leiden tot verhoging van angstklachten is nog niet volledig bekend. Bij een (over)beschermende opvoedstijl ligt de nadruk wellicht minder op het aspect cognitieve empathie. Als ouders heel beschermend zijn, zijn ze zich mogelijk minder bewust van de gevoelens en behoeftes van hun kind. Ouders proberen de emoties van het kind te controleren en tonen zo minder empathie, door minder ruimte voor emoties te geven. In de huidige studie is daarom onderzocht of verhoogde cognitieve empathie het verband tussen een (over)beschermende opvoedstijl en angstklachten bij adolescenten medieert. Hiertoe hebben 115 adolescenten, waarbij 102 vaders en 114 moeders, als onderdeel van een grotere studie, een reeks vragenlijsten ingevuld om deze variabelen te meten. Met de Interpersonal Reactivity Index werd cognitieve empathie van de ouders gemeten, met de Screen for Child Anxiety Related Emotional Disorders de angstklachten bij de adolescent en met de Parental Bonding Instrument de mate van een (over)beschermende opvoedstijl. Regressieanalyses toonden aan dat een (over)beschermende opvoedstijl van de ouders inderdaad positief samenhing met de angstklachten bij de adolescent, maar deze relatie werd niet gemedieerd door cognitieve ouderlijke empathie. De resultaten worden geïnterpreteerd en limitaties en vervolgonderzoeken worden besproken.Show less
Members of a group often show ingroup bias: the tendency to favor one’s own group. An important factor moderating ingroup bias is culture. Hofstede introduced several cultural dimensions, of which...Show moreMembers of a group often show ingroup bias: the tendency to favor one’s own group. An important factor moderating ingroup bias is culture. Hofstede introduced several cultural dimensions, of which indulgence versus restraint (IVR) is one. There has already been extensive research on most of these dimensions and their influence on ingroup bias and prosocial behavior, but less is known about the influence of IVR on ingroup bias. Due to this research gap, this paper aims to answer the question whether the degree to which an individual is indulgent or restrained affects their ingroup bias. Students (N = 75) participated in a three-part experiment. First, a minimal group paradigm was created. Then, a dictator game was played. Finally, participants filled in a questionnaire measuring personal IVR score. A significant ingroup bias was found using a simple T-test. However, no correlation was found between IVR and ingroup bias after performing a simple linear regression. This suggests that the degree to which a person is indulgent or restrained does not have an influence on the person’s ingroup bias. However, the results are inconsistent with previous research, so more research needs to be conducted.Show less