Het landbouwbeleid in de Europese Unie is aan verandering onderhevig. De focus van het beleid is aan het verschuiven van voedselzekerheid naar duurzaamheid, ook wel productivistisch en post...Show moreHet landbouwbeleid in de Europese Unie is aan verandering onderhevig. De focus van het beleid is aan het verschuiven van voedselzekerheid naar duurzaamheid, ook wel productivistisch en post-productivistisch genoemd. In Nederland is sinds de stikstofcrisis de roep om verdere verduurzaming van het landbouwbeleid toegenomen. De roep om duurzaamheid heeft concreet handen en voeten gekregen in de landbouwtransitie. Echter, in hoeverre sluit de landbouwtransitie aan op de identiteit van boeren? In deze scriptie is middels een enquête een antwoord gevonden op deze fundamentele vraag. De boeren in Nederland blijken hoofdzakelijk een productivistische rolopvatting te hebben. De radicale vormen van de landbouwtransitie sluit daarom niet goed aan op de identiteit van boeren.Show less
Na twintig jaar is de Wet op Orgaandonatie aangepast naar een ander beslissysteem. Sinds 2020 kent Nederland het Actieve Donorregistratiesysteem. Kort na de inwerkingtreding van de WOD was al...Show moreNa twintig jaar is de Wet op Orgaandonatie aangepast naar een ander beslissysteem. Sinds 2020 kent Nederland het Actieve Donorregistratiesysteem. Kort na de inwerkingtreding van de WOD was al duidelijk dat het gehanteerde beslissysteem niet de gewenste resultaten behaalde. In dit onderzoek wordt de interactie tussen Kamerleden en de burgerlobby die voor de wijziging heeft gepleit onderzocht.Show less
Burgers leggen steeds makkelijker contact met politici en deze luisteren ook steeds vaker naar hen. Groepen burgers die strijden voor hun identiteit, sociaal-culturele burgergroepen, maken steeds...Show moreBurgers leggen steeds makkelijker contact met politici en deze luisteren ook steeds vaker naar hen. Groepen burgers die strijden voor hun identiteit, sociaal-culturele burgergroepen, maken steeds vaker gebruik van deze kans en hebben steeds vaker succes in het slagen van hun burgerlobby. In deze vergelijkende gevalsstudie wordt getracht de responsiviteit van Nederlandse politici aan sociaal-culturele burgergroepen te verklaren. Dit aan de hand van drie deelvragen: 1. Hoe valt te verklaren dat Nederlandse politici een contactmoment organiseren met sociaalculturele burgergroepen waarin zij voor hun belangen kunnen pleiten? 2. Hoe valt te verklaren dat Nederlandse politici belangen van sociaal-culturele burgergroepen (politiek) agenderen? 3. Hoe valt te verklaren dat Nederlandse politici beleid (deels) laten beïnvloeden door belangen van sociaal-culturele burgergroepen? Om deze vragen te beantwoorden, zijn drie burgergroepen en de responsiviteit van politici naar deze groepen toe geanalyseerd: Black Lives Matter, Donor Detectives NL/BE en werkgroep Nasser Sacharov / FHRO. Per casus is één politicus geïnterviewd die positief heeft gereageerd op deze burgerlobby. Hieruit blijkt dat focusing events - rechtszaken uitgezonderd - en (sociale) media-aandacht kunnen bijdragen aan responsiviteit van politici. Voor sociaal-culturele burgerlobby's hoeft het frame niet te appelleren aan het algemeen belang maar helpt het om zowel theoretische kennis als ervaringen over de identiteit naar voren te brengen. Het is voordelig maar niet noodzakelijk om veel leden of opkomst bij protesten te verzamelen. Lobbyen voorafgaand aan verkiezingen helpt om het lobbydoel in beleid verwerkt te krijgen. Echter blijkt de voornaamste reden voor responsiviteit vaak de identiteit van de politicus of van de partij te zijn. Hiermee lijkt de sociaal-culturele identiteit niet alleen belangrijker te worden voor burgers, maar ook voor politici.Show less
The implementation of the 2019 Climate Law in The Netherlands has sparked the question of whether the pattern of public attention to environmental issues has changed. This study aims to review...Show moreThe implementation of the 2019 Climate Law in The Netherlands has sparked the question of whether the pattern of public attention to environmental issues has changed. This study aims to review Downs’ (1972) “issue-attention cycle”, by considering the specific conditions for an issue to go through the cycle and applying them in a contemporary context. As public attention has an interdependent relationship with the media, I use a mixed-method approach of analyzing the relative number of newspaper articles regarding environmental issues, and its content. The articles are drawn from NRC Handelsblad, a leading Dutch newspaper, in the period of 1990 to 2020. The analysis suggests a paradigm shift, or tipping point, in the public attention for environmental issues in 2006. The tipping point is a result of public attention reaching a ‘critical mass’, which is a critical threshold after which minority groups can force a shift in social conventions - in this context is environmental awareness - upon the majority. Considering that the media is a competitive arena created to generate the most public attention, it creates an excellent venue to reach this critical mass. Introducing critical mass theory to the field of agendasetting provides insight on the significance of venue-shopping and has renewed the vision on issue attention.Show less
There is widespread awareness and acknowledgement amongst academia, governments, policy makers and private sector that space debris is an international problem, critical and urgent matter and a...Show moreThere is widespread awareness and acknowledgement amongst academia, governments, policy makers and private sector that space debris is an international problem, critical and urgent matter and a growing policy concern. The increasing dependence on space (technologies) in our society underlines the urgency for a close examination of outer space as a social, political and managerial object that requires renewed focus and new approaches in space governance. This thesis utilizes a social-constructivist and material-semiotic approach to space policy analysis by explaining how branding enabled the European Space Agency (ESA) to mobilise and translate specific ideas of a ‘clean space’ for international transfer. Environmental regulations and the wide acknowledgment within the international community of the space debris problem has led to international collaboration on space debris mitigation technologies and the sharing of best practices, technology, knowledge and equipment. Clean Space is a space policy idea and cross-cutting initiative that is branded by ESA to identify, differentiate and mobilise a specific vision of space, including various branded ‘entities’ or ‘objects’, e.g. cleaner technologies, in-orbit services and eco-design. The outcomes and findings show that in the past ten years ESA and the Clean Space team has continuously mobilised, transferred and translated various ‘things’ for international audiences and across social and political systems, including space policy ideas (e.g. safety, sustainability and debris neutrality), scientific knowledge (e.g. CDF studies), international standards and regulations (ISO and ESA requirements, guidelines and handbooks), and (green and clean) technologies, processes and services (e.g. LCA, IOS and ADR). This construction, mobilisation and cross-jurisdictional ‘travel’ of policy, science and technology is successfully enabled and facilitated through co-creation of value in the ‘golden triangle’ of public organisations, industry and academia. This resulted in continuous development of public values (transparency, organisational trust and accountability) and mobilisation and binding of public and private space actors to ESA's governance and policy processes by strengthening internal relations and establishment of external relations. Although various key brand strategies are observed and identified, there is a lack in strategic application of branding principles and continuous maintenance in terms of communication, which may lead to untapped brand potential. Due to the limited control of the brand manager and information overload, it is recommended to (re)develop communication plans and activities, implement integrative and interdisciplinary collaboration and management strategies, and apply continuous maintenance strategies in order to achieve intense alignment of messaging of core principles to various brand stakeholders and audiences. Further studies should namely focus on expanding research on space policy branding and science-based brands in order to acquire conclusive outcomes, identify conditions that lead to success for science-based brands of space agencies, and develop theoretical frameworks for adapting branding principles to the public sector, namely in the fields of diplomacy, international affairs, climate crisis and science & technology.Show less
Due to escalating circumstances in Africa and the Middle East, the European Union was flooded with refugees in 2015. This phenomenon raised many issues regarding asylum for these displaced...Show moreDue to escalating circumstances in Africa and the Middle East, the European Union was flooded with refugees in 2015. This phenomenon raised many issues regarding asylum for these displaced individuals and families. By performing a qualitative inductive framing research, this thesis creates new policy frames applicable to Dutch governmental debates on immigration policy from 2015-2019. Uncovering whether politicians use frames to express their standpoints and in which ways this occurs. This research emphasizes which frames politicians used during their debates on immigration policy, establishing the three main frames and their usage, as well as the difference in use by right and left wing politicians.Show less
Elke onderwijsvolgende hoort in 2030 gelijke kansen te hebben in het onderwijs, althans dat is afgesproken in het duurzame ontwikkelingsdoel 4. Toch heeft een onverwachte factor, de COVID19...Show moreElke onderwijsvolgende hoort in 2030 gelijke kansen te hebben in het onderwijs, althans dat is afgesproken in het duurzame ontwikkelingsdoel 4. Toch heeft een onverwachte factor, de COVID19 pandemie, de kansenongelijkheid in 2020 in het onderwijs juist verhoogd. In dit onderzoek is onderzocht in welke mate framing invloed heeft gehad op geadviseerde en genomen maatregelen omtrent kansenongelijkheid in het onderwijs tijdens de COVID-19 pandemie in België en Nederland. Het doel van dit kwalitatieve onderzoek is om de gebruikte frames binnen toonaangevende rapportages te identificeren en de mate van invloed op maatregelen om kansenongelijkheid in het onderwijs tegen te gaan te beschrijven en verklaren. Voor deze meervoudige casestudy zijn twee rapportages gebruikt: de Staat van het Onderwijs 2021 en de Onderwijsspiegel 2021. Deze rapportages zijn door middel van een inductieve, thematische framing analyse geanalyseerd. Daarbij zijn de betrokken stakeholders, gerelateerde maatregelen en tactieken om verantwoording te verleggen geïdentificeerd binnen de framebundels. Door middel van de framing analyse zijn zes framebundels geïdentificeerd voor zowel België als Nederland: 1) ‘onafwendbaar noodlot’, 2) ‘sociale ongelijkheid’, 3) ‘never waste a good crisis’, 4) ‘executieve functies’, 5) ‘kansengelijkheid’ en 6) ‘profiteur’. De stakeholdergroepen onderwijsinstellingen (6 BE; 6 NL) en onderwijsvolgenden (6 BE; 6 NL) zijn bij de framing van kansenongelijkheid in het onderwijs tijdens de COVID-19 pandemie in België en Nederland het meest betrokken geweest. De geïdentificeerde stakeholdergroepen zijn geclassificeerd op basis van de kenmerken macht, legitimiteit en urgentie. Hieruit bleken hoog saillante stakeholders (8) en laag saillante stakeholders (8) het meest betrokken te zijn geweest bij de framing van kansenongelijkheid in het onderwijs tijdens de COVID-19 pandemie in België. In Nederland waren laag saillante stakeholders (9) het meest betrokken bij de framing van kansenongelijkheid in het onderwijs tijdens de COVID-19 pandemie. In België blijken tactieken om verantwoording te verleggen 5 keer gebruikt te worden, waar in Nederland 15 keer gebruik wordt gemaakt van tactieken om verantwoording te verleggen. In 18 gevallen (5 BE; 13 NL) betreffen het organisaties die de verantwoording verleggen. Dat organisaties oververtegenwoordigd zijn in het gebruik van tactieken om verantwoording te verleggen kan worden verklaard vanuit de achtergrond waarom organisaties verantwoording verleggen. Organisaties kunnen verantwoording verleggen om geen vertrouwen van de samenleving in de organisatie te verliezen, omdat het verliezen van vertrouwen tot negatieve gevolgen leidt voor de duurzaamheid van de organisatie. De verschillen tussen België en Nederland kunnen worden verklaard vanuit de mate waarin organisaties een afrekencultuur ervaren, waarbij organisaties in Nederland in een hogere mate een afrekencultuur ervaren dan organisaties in België, waardoor organisaties in Nederland eerder geneigd zijn om verantwoording te verleggen. In de twee gevallen in Nederland heeft de stakeholdergroep ouders gebruik hebben gemaakt van tactieken om verantwoording te verleggen. Als beleidsmakers in het bieden van perspectief voor het oplossen van de onderwijsachterstanden door de COVID-19 pandemie tekort zijn geschoten, hebben ouders geen zicht op de oplossing voor het probleem, wat kan verklaren waarom de ouders in kwestie particulier aanvullend onderwijs inkopen en de verantwoording verplaatsen. Wanneer België en Nederland vergeleken worden met betrekking tot de getroffen maatregelen bij de framebundels blijkt dat niet bij elke framebundel door beide landen maatregelen zijn getroffen. Dit kan verklaard worden vanuit de aan- of afwezigheid van hoog saillante stakeholders binnen de betreffende framebundels. Wanneer hoog saillante stakeholder betrokken waren in een framebundel, zijn in België wel maatregelen getroffen en anders niet. Bij Nederland worden wanneer hoog saillante stakeholders betrokken zijn andersoortige maatregelen genomen. Wanneer geen hoog saillante stakeholders betrokken zijn, dan worden uitsluitend financiële middelen beschikbaar gesteld, maar wanneer hoog saillante stakeholders wel betrokken zijn dan worden ook maatregelen zoals wetswijzigingen genomen. Dit wijst erop dat de betrokkenheid van hoog saillante stakeholders bij de framing van kansenongelijkheid in het onderwijs tijdens de COVID-19 pandemie op een andere wijze invloed heeft op de maatregelen in België en Nederland.Show less
In 2019 is door de Tweede Kamer een motie aangenomen om een vrouwenquotum in te voeren voor de Raden van Commissarissen van beursgenoteerde bedrijven. Een vrouwenquotum is al jaren een onderwerp...Show moreIn 2019 is door de Tweede Kamer een motie aangenomen om een vrouwenquotum in te voeren voor de Raden van Commissarissen van beursgenoteerde bedrijven. Een vrouwenquotum is al jaren een onderwerp van gesprek, zowel in de media als de politiek. Vanaf 2008 zijn er verschillende maatregelen genomen om het aandeel vrouwen in de top te vergroten, maar dit zorgde niet voor het gewenste resultaat. Dat er na al die jaren toch een vrouwenquotum wordt ingevoerd, doet de vraag reizen wat er is veranderd waardoor deze beleidsverandering kon plaatsvinden. Dit onderzoek bekijkt of de media, door middel van frames, invloed heeft gehad op het besluitvormingsproces, waardoor het vrouwenquotum is aangenomen door de Tweede Kamer. Het doel van dit onderzoek is te verklaren in welke mate de dominante frames in de media over het emancipatiebeleid invloed hebben gehad op het invoeren van het vrouwenquotum in twee periodes. De centrale onderzoeksvraag luidt: ‘In hoeverre hebben de dominante frames over het emancipatiebeleid in de media invloed gehad op het besluitvormingsproces van de Tweede Kamer t.a.v. het vrouwenquotum in de periodes 2007-2008 en 2018-2019?’ Om de centrale onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden wordt een inductieve frame-analyse uitgevoerd in de media en de politieke arena. De nieuwsberichten van de zes grootste kranten en de Kamerstukken van de Tweede Kamer zijn in de twee periodes geanalyseerd. Daarna zijn de dominante frames bepaald in de twee periodes in de media en politieke arena. Uit de analyse komt naar voren dat de dominante frames over het emancipatiebeleid in de media sterk overeenkomen met de dominante frames in de politiek. Daardoor kan worden gesteld dat de dominante frames over het emancipatiebeleid in de media invloed hebben gehad op het besluitvormingsproces. Wanneer specifieker wordt ingezoomd op de frames is te zien dat erbij thema frames weinig doorwerking is. Dit kan worden verklaard door het feit dat de arena’s bestaan uit verschillende actoren, waardoor op verschillenden elementen de aandacht worden gelegd. Ook kan geconcludeerd worden dat het besluit om een vrouwenquotum in te voeren heeft plaatsgevonden, omdat de hoeveelheid aandacht en de toon van de aandacht in de tweede periode sterk is veranderd. Hierdoor is er een ‘window of opportunity’ ontstaan en kon een beleidsverandering plaatsvinden. Tot slot komt in dit onderzoek naar voren dat het besluit tot het vrouwenquotum een ingrijpende beleidsverandering is. Daarbij is vastgesteld dat de concepten ‘framing’ en ‘re-framing’ een indicator kunnen zijn om vast te stellen welke soort beleidsverandering er heeft plaatsgevonden.Show less
This thesis covers the College of Commissioners of the EU to shed light on empirical realities in the responsiveness of the EU’s political executive in terms of attention to policy issues in the...Show moreThis thesis covers the College of Commissioners of the EU to shed light on empirical realities in the responsiveness of the EU’s political executive in terms of attention to policy issues in the Punctuated Equilibrium Theory framework. The goal is to find when and to what extent the College is open to change or to inertia. Presidentialisation and parliamentarisation are suspected to have changed the dynamics in the EU policy-system. Previous work has assumed a reduced role of the Parliament and ignored institutional cycles in the College. The thesis innovates through a further development of the EU-Comparative Agendas Project by testing hypotheses by synthesising and operationalising the concepts of friction in International Organisations and the mandate effect, the latter of which is usually applied to democratic systems. By reformatting existing datasets of coded Council Conclusions and Commission Work Programmes to align to the irregular electoral cycle of the College, it is exposed that the assumption that the Council consistently sets the College agenda might be overstated. The results point out that the College is increasingly sticky due to a politicised environment affecting friction in responsiveness to signals for policy attention, and that the level of maturity of a College positively affects its openness to change.Show less