In deze scriptie is gekeken naar het diplomatieke functioneren van de Staatse diplomaat Willem Boreel. Aan de hand van zijn correspondentie met diverse personen en instellingen in de Republiek is...Show moreIn deze scriptie is gekeken naar het diplomatieke functioneren van de Staatse diplomaat Willem Boreel. Aan de hand van zijn correspondentie met diverse personen en instellingen in de Republiek is zijn takenpakket onderzocht en is vastgesteld dat vroegmoderne Nederlandse diplomaten zich inzetten voor zowel zaken van staatsbelang als particuliere belangen van de Staatse ingezetenen.Show less
Deze scriptie onderzoekt de intochten en inzweringen van Willem IV in Groningen(1729), Gelderland (1729), Friesland (1731), Holland (1747), Zeeland (1747) en Utrecht (1747)
This thesis investigates the modus operandi of an early modern Dutch ambassador from the perspectives of New Diplomatic History. The States-General appointed Hiëronymus van Beverningk (1614-1690)...Show moreThis thesis investigates the modus operandi of an early modern Dutch ambassador from the perspectives of New Diplomatic History. The States-General appointed Hiëronymus van Beverningk (1614-1690) as their ambassador to the Spanish court between 1670 and 1671. Van Beverningk had a difficult task: he was instructed to persuade the Spanish to accept the humiliating stipulations of the Treaty of Aachen (1668), but avoid overtures to negotiate a defensive alliance. That would antagonize France and spark a war under disadvantageous circumstances for the Dutch Republic. How did the ambassador conduct negotiations and represent the Dutch state? Where did he obtain information and what language and discourse did he use in communication with the Spanish ministers? Analysis of the correspondence between Van Beverningk and the home front reveals that the ambassador – formally the envoy of the States-General – served a variety of masters: notably John de Witt, but also the Burgemeesters of Amsterdam. The latter were involved because of the significant Dutch commercial interests in the Spanish Empire and their ties to the extensive consular network in Spain. During his stay in Madrid Van Beverningk served as the focal point of this network: the consuls provided him with information and complaints of Dutch merchants, which the ambassador structured and presented to the Spanish authorities.Show less
De gedeputeerden der Staten-Generaal, een aspect van de sociaal-politieke kant van het staatsbestel van de Republiek, is tot nog toe nauwelijks onderwerp van diepgaande studie geweest. Aan de hand...Show moreDe gedeputeerden der Staten-Generaal, een aspect van de sociaal-politieke kant van het staatsbestel van de Republiek, is tot nog toe nauwelijks onderwerp van diepgaande studie geweest. Aan de hand van de presentielijsten van de vergaderingen in de Staten-Generaal van 1610 tot en met 1625 is het mogelijk om meer te weten te komen over de gedeputeerden en daarmee over de politieke praktijk in de Republiek op het hoogste niveau voor die periode. De politieke praktijk van de Republiek in de Staten-Generaal lijkt gecompliceerder te zijn dan in de literatuur tot nu toe is aangenomen. Er was een grotere groep gedeputeerden jaarlijks aanwezig op het niveau van de Staten-Generaal. Hiervan was een groot deel slechts sporadisch betrokken bij de vergaderingen, een kleiner gedeelte van de gedeputeerden daarentegen was in toenemende mate actief betrokken bij de vergaderingen. De participatie van de gewesten in de vergaderingen verschilde behoorlijk, slechts een minderheid van de gewesten was met een relatief groot aantal gedeputeerden actief binnen de Staten-Generaal. Ook waren lang niet altijd gedeputeerden uit alle gewesten aanwezig op vergaderingen. Wel werd elk gewest geleidelijk aan actief in de kerngroep van de Staten-Generaal. Deze kerngroep lijkt zeker te bestaan en werd gedomineerd door Holland en Gelderland. De vergaderingen konden tot slot op elke dag gehouden worden, hiervoor was ook de zondagsrust niet heilig voor de regenten. Deze bevindingen betekenen dat het bestaande beeld over de politieke situatie in de Republiek enige bijstelling nodig heeft, omdat de Staten-Generaal, zoals beschreven in tal van werken, in de praktijk net anders blijkt te hebben gewerkt.Show less
Dit onderzoek bestudeert de rol van de Engelse diplomaat William Temple tijdens zijn eerste ambtstermijn in de Republiek tussen 1668-1670. Door het systematisch in kaart brengen van de ontmoetingen...Show moreDit onderzoek bestudeert de rol van de Engelse diplomaat William Temple tijdens zijn eerste ambtstermijn in de Republiek tussen 1668-1670. Door het systematisch in kaart brengen van de ontmoetingen die Temple beschrijft in zijn correspondentie, wordt getracht op een vernieuwende manier het diplomatieke netwerk van de ambassadeur in kaart te brengen.Show less
In dit onderzoek staat de diplomatieke geschenkencultuur van de Nederlandse Republiek in de zeventiende eeuw centraal. Onderzocht is op welke manier de Republiek zich conformeerde aan de...Show moreIn dit onderzoek staat de diplomatieke geschenkencultuur van de Nederlandse Republiek in de zeventiende eeuw centraal. Onderzocht is op welke manier de Republiek zich conformeerde aan de internationale gemeenschappelijke tradities van het uitwisselen van diplomatieke geschenken.Show less
Gedurende de vroege zeventiende eeuw werd de Zeeuwse gewestelijke politiek gedomineerd door de representant van de Eerste Edele. In dit BA-Eindwerkstuk wordt onderzocht wat de rol en machtsbasis...Show moreGedurende de vroege zeventiende eeuw werd de Zeeuwse gewestelijke politiek gedomineerd door de representant van de Eerste Edele. In dit BA-Eindwerkstuk wordt onderzocht wat de rol en machtsbasis van de representant was. Het bestaan van de functie van representant was het gevolg van de sterke positie van de Oranjes in Zeeland: zij waren stadhouder, Eerste Edele en markies van Veere en Vlissingen. Hieruit vloeiden de formele en informele bevoegdheden van de representant voort. De rol van de representant was tweeledig: zij traden op als zaakwaarnemers van de Oranjes in de Zeeuwse bestuursorganen en waren de makelaars in hun Zeeuwse patronagenetwerk. Aan de hand van Johan de Knuyt en Hendrick Thibaut is de persoonlijke invulling van het representantschap en de invloed van hun verhoudingen met de Oranjes op hun positie onderzocht. Terwijl De Knuyt veel meer een man van de Oranjes was en voor zijn posities afhankelijk van hen was, was Thibaut juist sterk verbonden met de Middelburgse migrantenfactie en had daardoor veel meer een lokale machtsbasis. Door de goede verstandhouding van De Knuyt met Frederik Hendrik en Amalia en van Thibaut met Willem II hadden beide representanten zeer grote invloed op de Zeeuwse magistraatsbestelling en – mede daardoor – greep op het Zeeuwse bestuur.Show less
Deze scriptie behandelt de vraag welke rol Johan Maurits van Nassau-Siegen (1604-1679) in het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650-1672) gespeeld heeft in de behartiging van de belangen van de...Show moreDeze scriptie behandelt de vraag welke rol Johan Maurits van Nassau-Siegen (1604-1679) in het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650-1672) gespeeld heeft in de behartiging van de belangen van de jonge prins Willem III (1650-1702). Met de behandeling van deze vraag probeert dit stuk inzicht te geven in het functioneren en het nut van het Oranjenetwerk van Duitse verwanten in deze voor de Oranjes moeilijke tijd. Een helder beeld van de vorm en het functioneren van dit netwerk is essentieel voor het begrijpen van wat het Oranjehuis in de stadhouderloze periode eigenlijk nog voorstelde. Wat gebeurt er met een vorstenhuis als het plots door nieuwe machthebbers buitenspel wordt gezet en alle toegang tot bestuurlijke functies wordt ontzegd? Wat levert een dynastiek netwerk, zoals Amalia van Solms dat voor 1650 door het uithuwelijken van haar kinderen aan Engelse en Duitse vorsten had samengesteld, dan nog op? Dit werkstuk probeert hier duidelijkheid in te verschaffen door de bemiddelende rol van Johan Maurits van Nassau-Siegen tussen Amalia van Solms en Frederik Willem van Brandenburg (de Grote Keurvorst) te bespreken in de voogdijkwestie van Willem III.Show less
De geschiedschrijving van de Republiek in de achttiende eeuw wordt gekenmerkt door een traditie van verval. Auteurs als D. Onnekink en H. Duchhardt beargumenteren dat zij na 713, na de Vrede van...Show moreDe geschiedschrijving van de Republiek in de achttiende eeuw wordt gekenmerkt door een traditie van verval. Auteurs als D. Onnekink en H. Duchhardt beargumenteren dat zij na 713, na de Vrede van Utrecht, geen mogendheid meer is op het Europese continent. O. van Nimwegen en J. Israel nuanceren dit verval enigszins door de nadruk te leggen op de jaren 1740: pas na de Vrede van Aken zou zij daadwerkelijk een tweederangs mogendheid vormen. Het debat omtrent de periodisering van het verval is vollop gaande. En hoewel dit gesprek vanuit vele perspectieven is benaderd, er blijft één onderwerp onbelicht: het belang van koloniën. Welke rol koloniën speelden in de internationale politiek en welke invloed dit had op de machtspositie van de Republiek, zijn vragen die in dit onderzoek centraal staan.Show less
Gaspar Fagel wist in 1670 het griffierschap van de Staten-Generaal te bemachtigen. Vervolgens werd hij in 1672 raadpensionaris en werd het griffierschap doorgegeven aan zijn halfbroer. Het ambt van...Show moreGaspar Fagel wist in 1670 het griffierschap van de Staten-Generaal te bemachtigen. Vervolgens werd hij in 1672 raadpensionaris en werd het griffierschap doorgegeven aan zijn halfbroer. Het ambt van griffier kreeg in deze periode meer bevoegdheden en het werd een van de machtigste ambten in de Republiek. De weg naar het griffierschap toe en vervolgens het binnen de eigen familie houden van het ambt geeft een beeld van hoe Gaspar Fagel zich manoeuvreerde binnen de Haagse politieke wereld.Show less
Noël de Caron (1550?-1624), was de eerste ambassadeur van de Verenigde Nederlanden in Engeland (1609-1624), die tot op heden nog nauwelijks bestudeerd is. Zijn jarenlange verblijf in Londen,...Show moreNoël de Caron (1550?-1624), was de eerste ambassadeur van de Verenigde Nederlanden in Engeland (1609-1624), die tot op heden nog nauwelijks bestudeerd is. Zijn jarenlange verblijf in Londen, van1590 tot aan zijn dood in 1624, maakte hem tot een prominente inwoner van de stad, uitzonderlijk goed verbonden met de Engelse politieke elite, met de internationale calvinistische gemeenschap, en met de Nederlandse kooplieden-handelaars in de stad. Zijn sociale, culturele en religieuze inbedding in de Londense samenleving is het uitgangspunt voor mijn onderzoek naar zijn functioneren als ambassadeur: hoe beïnvloedde deze inbedding zijn functioneren? Was het een voordeel, een nadeel, of wellicht beide? Aan de hand van drie case study's beschrijf ik het verband tussen inbedding in een gastland en het functioneren van Caron specifiek, en een vroegmodern ambassadeur in het algemeen.Show less
In de zeventiende eeuw werden staten fundamenteel ongelijk geacht aan elkaar en gerangschikt in een onderlinge hiërarchie. Deze ongelijkheid had gevolgen in de diplomatieke praktijk, ambassadeurs...Show moreIn de zeventiende eeuw werden staten fundamenteel ongelijk geacht aan elkaar en gerangschikt in een onderlinge hiërarchie. Deze ongelijkheid had gevolgen in de diplomatieke praktijk, ambassadeurs eisten voorrang, genaamd ‘precedentie’, op ambassadeurs van staten die lager in de hiërarchie stonden. Wanneer een ambassadeur meende dat hij en daarmee zijn staat ten onrechte een rang werd ontzegd kwam hij in protest en werd de rang met argumenten verdedigd. Argumenten die in de praktijk gebruikt werden hadden drie brede criteria als grondslag: 1) titel en aard daarvan, bijvoorbeeld anciënniteit van de dynastie; 2) Gods zegen, bijvoorbeeld bezit van het ware geloof en goede werden voor de kerk; en 3) traditie: de geschiedenis van precedentie. Deze criteria en de bijbehorende argumenten waren afkomstig uit interne machtslegitimering van monarchieën en impliceerden katholiek koningschap. Zowel katholicisme als een monarchale staatsinrichting ontbraken bij de Republiek wier argumenten toch naar dezelfde criteria werd getoetst. Uit analyse van correspondentie tussen Nederlandse diplomaten in Frankrijk en de Staten-Generaal kunnen we concluderen dat ook de Republiek alle drie de soorten argumenten gebruikte in de verdediging van haar beoogde rang. Traditie was het belangrijkst en ook het makkelijkst te produceren sinds de erkenning van de soevereiniteit van de Republiek door Hendrik IV van Frankrijk in 1609. Gods zegen kwam ook terug in verschillende vormen maar argumenten naar het titel-criterium waren moeilijker te vormen en werden niet succesvol ingezet. De oorsprong van de Nederlandse argumenten was net als bij monarchieën interne legitimering van macht en staatsvorm. Echter door de 'vertaalslag' die de diplomaten van de Staten-Generaal moesten maken om hun argumenten gehoord te krijgen werd die oorsprong wat meer naar de achtergrond geduwd.Show less
Het feit dat de handelsmachten Hanze en de Republiek niet konden bogen op statelijke erkenning door de Europese mogendheden, stond hen niet in de weg volwaardige spelers te zijn in de voegmoderne,...Show moreHet feit dat de handelsmachten Hanze en de Republiek niet konden bogen op statelijke erkenning door de Europese mogendheden, stond hen niet in de weg volwaardige spelers te zijn in de voegmoderne, internationale politiek. Dit is ook gebleken voor de periode ca. 1600-1615, waarin de Hanze op haar retour was en de Republiek in haar 'jongelingsjaren'. Pragmatisme, niet de natie, voerden in deze periode de boventoon in de diplomatieke praktijk. Voor de Republiek gold: als een Hollandse of Zeeuwse vlag niet uitkwam, ging die van de Hanze in top.Show less