Research master thesis | History: Societies and Institutions (research) (MA)
open access
Johan van Reede,lord of Renswoude (1593-1682) was an Utrecht nobleman who acted in the political system of the seventeenth-century Dutch Republic for over a half a century . Aim of this political...Show moreJohan van Reede,lord of Renswoude (1593-1682) was an Utrecht nobleman who acted in the political system of the seventeenth-century Dutch Republic for over a half a century . Aim of this political biography was to examine his political carreer within a wider political context.Show less
Research master thesis | History: Societies and Institutions (research) (MA)
open access
Eind jaren 1870 had de Duitse socialistische beweging een duidelijke en positieve invloed op het ontwakende socialisme in Nederland. De SDV nam in 1878 een vertaling van het Gothaer Programm aan...Show moreEind jaren 1870 had de Duitse socialistische beweging een duidelijke en positieve invloed op het ontwakende socialisme in Nederland. De SDV nam in 1878 een vertaling van het Gothaer Programm aan als haar eigen partijprogramma en spiegelde zich bewust aan de succesvolle Duitse partijorganisatie. In de jaren die volgden werden zowel de ideologische basis als het repertoire van de SDV en de SDB (1881) uitgebreid onder invloed van het uit Duitsland afkomstige sociaaldemocratische drukwerk, de door de SAPD-Rijksdagfractie ondernomen propagandatochten en de persoonlijke contacten tussen Duitsers en Nederlanders. Daarbij wonnen de Duitse ideologie en praktijk aan autoriteit door de grote praktische successen die de SAPD behaalde bij de verkiezingen en door de manier waarop zij zich in haar activiteiten wist te onttrekken aan de controle van de reactionaire Bismarckstaat. In 1883 was het Nederlandse socialisme voldoende ontwikkeld om een rol van betekenis te spelen in de Nederlandse context. De in het buitenland verworven theoretische en praktische kennis werd binnen de Nederlandse politieke cultuur toe- en aangepast. Het groeiende zelfbewustzijn van de SDB-leden en de noodzaak de buitenlandse voorbeelden aan de eigen politieke cultuur aan te passen, maakten tegelijkertijd dat de SDB een kritischer houding aannam tegenover zijn zusterorganisaties in het buitenland. De Nederlandse socialistenleider Ferdinand Domela Nieuwenhuis ontwikkelde zich daarbij tot de grootste criticus van de parlementaire tactiek van de Duitse sociaaldemocraten. Hij ging de SDB voor op weg naar het anarchisme. Voor de partijleden die het parlementarisme en het verkiezingswapen niet geheel wensten op te geven, was er geen plaats meer binnen de partij. Hen restte geen andere mogelijkheid dan zich van de SDB af te keren en een eigen sociaaldemocratische partij op te richten: de SDAP. De SDAP vertoonde zowel in haar structuur als in haar ideologische beginselen grote gelijkenis met de SPD. Deze overeenkomsten waren een gevolg van de zwakke positie die de nieuwe partij innam in het ‘vijandige’ Nederlands-socialistische klimaat: de SDAP had een sterke bondgenoot nodig die haar ideologisch en financieel kon steunen. De Nederlandse sociaal-democraten onderschreven weliswaar het Erfurter Programm, maar in de praktijk bood de Nederlandse versie van dit programma de jonge partij vooral een rechtvaardiging naar de buitenwereld. Door de financiële steun van Bahlmann en de SPD kon deze rechtvaardiging bovendien via de sociaaldemocratische pers worden uitgedragen. Uit deze ontwikkeling van het Nederlandse socialisme blijkt dat de Duitse sociaaldemocratie via zowel positieve als negatieve transferprocessen heeft bijgedragen aan de oprichting van de SDAP en dat zij de Nederlandse partij door de eerste moeilijke periode heen heeft geholpen. De Duitse sociaaldemocratie heeft de oprichting van de SDAP echter niet veroorzaakt. De Nederlandse ontwikkelingen werden begin jaren 1890 te sterk gestuurd door de nationale omstandigheden en door de sterke karaktereigenschappen van in Nederland opererende persoonlijkheden als Domela. De oprichting van de SDAP op 26 augustus 1894 was evenzeer het gevolg van een keuze tegen Domela, als van een keuze voor het parlementarisme.Show less
Research master thesis | History: Societies and Institutions (research) (MA)
closed access
Onderzoek naar collectes voor buitenlandse geloofsgenoten in de zeventiende eeuw. Centraal staat de vraag hoe internationale hulpverlening in de Republiek tot stand kwam, hoe die werd georganiseerd...Show moreOnderzoek naar collectes voor buitenlandse geloofsgenoten in de zeventiende eeuw. Centraal staat de vraag hoe internationale hulpverlening in de Republiek tot stand kwam, hoe die werd georganiseerd, hoe 'gewone' mensen werden betrokken, welke discussies daarover werden gevoerd en of de nood van geloofsgenoten gebruikt werd om de nationale agenda te beïnvloeden. De veronderstelling was dat de internationale calvinistische saamhorigheid, gebaseerd op het netwerk dat was ontstaan gedurende de zestiende eeuw, de basis zou vormen voor internationale hulpacties. Er ging zeer veel geld om in de internationale hulpverlening aan geloofsgenoten in de zeventiende eeuw. Ook in vergelijking met armenhulp blijken de giften aan buitenlandse geloofsgenoten aanzienlijk. Voor de overheid was de buitenlandse politiek leidend, voor de kerken speelde de dreiging ten aanzien van de gereformeerde kerk in eigen land de belangrijkste rol. Dit onderzoek heeft aangetoond dat de discussies in de publieke sfeer, bij de kerk en in de bestuurlijke organen elkaar beïnvloedden. Er is geen indicatie dat de calvinistische solidariteit in de zeventiende eeuw verminderde, de Republiek bleef de hele eeuw buitenlandse geloofsgenoten steunen. Discussies in de publieke sfeer en binnen de kerken hielden het calvinistische saamhorigheidsgevoel in stand. Deze studie heeft laten zien hoe die solidariteit werd gemobiliseerd en omgezet in concrete acties.Show less
Research master thesis | History: Societies and Institutions (research) (MA)
open access
In this thesis I have attempted to determine to what degree the colonial discourse(the publicly expressed world view and moral codes of the ruling colonial elites)in the Netherlands-Indies...Show moreIn this thesis I have attempted to determine to what degree the colonial discourse(the publicly expressed world view and moral codes of the ruling colonial elites)in the Netherlands-Indies conflicted with the phenomenon of colonial hybridity. I have distilled the colonial discourse from the writings of multiple researchers and confronted this with everyday reality. I have gained my data about everyday in the Netherlands-Indies from the biographical interviews contained in the SMGI collection at the KITLV institute and from a pair of Indies writers. What I have found during my research was that everyday reality was far more hybrid and that people would associate and mix with other ethnic groups far more than the colonial discourse as spread by the colonial elites would suggest. The thesis itself is in Dutch.Show less
Research master thesis | History: Societies and Institutions (research) (MA)
open access
Research on five 'prikacties' ('zap actions': provocative actions to gain media attention) by Dolle Mina. Many actions of the Dutch feminist action group Dolle Mina from the late 1960s and 70s were...Show moreResearch on five 'prikacties' ('zap actions': provocative actions to gain media attention) by Dolle Mina. Many actions of the Dutch feminist action group Dolle Mina from the late 1960s and 70s were organised as a result of similar American actions. This thesis focuses on the transfer of ideas and actions over the Atlantic Ocean. Dolle Mina also proved to be quite influensive in the U.S. as well.Show less