De opkomst van het internet en specifiek sociale media hebben voor veranderingen gezorgd binnen de journalistiek. Door middel van het internet kan het publiek steeds makkelijker in contact komen...Show moreDe opkomst van het internet en specifiek sociale media hebben voor veranderingen gezorgd binnen de journalistiek. Door middel van het internet kan het publiek steeds makkelijker in contact komen met journalisten. Ook ieders mogelijkheid om vrijelijk op het internet te kunnen publiceren heeft het journalistieke werk veranderd. Bovendien hebben de journalist en diens organisatie niet langer een monopolie op de verspreiding van het nieuws. Als gevolg van deze veranderingen is de networked journalist ontstaan. De traditionele journalistieke structuur maakte plaats voor openheid en interactiviteit die het internet biedt, hoewel de kernkarakteristieken van de journalistiek – waaronder haar maatschappelijke functie en het analyseren en filteren van nieuws – bleven bestaan. Journalist en burger werken toenemend samen aan het journalistieke product. Het sociale mediaplatform Twitter is een voorbeeld van hoe dit networked journalism zich kan manifesteren. Het platform biedt de mogelijkheid voor journalist en publiek om makkelijk in contact te komen en meningen uit te wisselen. Maatschappelijke thema’s worden op Twitter vaak besproken en bediscussieerd. Het thema ‘migratie’ is vanaf de zomer van 2015 sterk vertegenwoordigd op de publieke en nieuwsagenda, en roept ook op Twitter veel reacties van gebruikers op. Voor dit onderzoek zijn de tweets van elf Nederlandse journalisten die berichten over migratie geanalyseerd, evenals de reacties die zij krijgen op Twitter. Vervolgens zijn deze elf journalisten geïnterviewd over hoe zij omgaan met de verschillende soorten reacties, of de journalisten deze tweets nuttig achten en of de tweets gebruikt worden voor het journalistieke werk. Dit verkennende onderzoek brengt daarmee twee zaken in kaart: enerzijds categoriseert het de soort reacties die journalisten die berichten over migratie krijgen op Twitter, anderzijds categoriseert dit onderzoek de manier waarop deze journalisten omgaan met Twitterreacties.Show less
De dubbele seksuele moraal bestaat hedendaags nog steeds ondanks alle emancipatie en seksuele voorlichtingen. Er wordt gesproken van een dubbele seksuele moraal wanneer een jongen of meisje...Show moreDe dubbele seksuele moraal bestaat hedendaags nog steeds ondanks alle emancipatie en seksuele voorlichtingen. Er wordt gesproken van een dubbele seksuele moraal wanneer een jongen of meisje dezelfde seksuele handeling uitvoert, maar anders wordt beoordeeld. Bij jongens is het statusverhogend als zij veel seksuele ervaring hebben. Wanneer meisjes ‘te gemakkelijk’ te veroveren zijn, kunnen zij rekenen op afkeuring. De media houden de dubbele seksuele moraal in stand als het gaat om sexting. Zij hanteren een vertekend beeld waar de focus vooral gelegd wordt op meisjes die aan sexting doen. Hierdoor ontstaat er een negatiever beeld van meisjes die aan sexting doen, dan van jongens die aan sexting doen. Daarnaast krijgen de jongens niet genoeg inzicht in de risico’s van sexting. Dit onderzoek is een vervolg op het onderzoek ‘Hoer vs Hunk: tienermeisjes framen sexting’ van Stoop (2015). Uit haar onderzoek komt naar voren dat ook bij tienermeisjes de dubbele seksuele moraal aanwezig is wanneer zij sexting framen. In het Hoer vs. Hunk-frame doen meisjes meer aan sexting dan jongens, sexting heeft meer negatieve oorzaken en gevolgen voor meisjes die aan sexting doen en zij worden negatiever beoordeeld. De tienerjongens vellen een negatief oordeel over sexting op zich. Sexting wordt bij meisjes zowel positief (aantrekkelijk) als negatief beoordeeld (dom), terwijl het show-off gedrag van de jongens die aan sexting doen alleen maar negatief wordt beoordeeld. Opvallend is dat de dubbele seksuele moraal niet tot nauwelijks aanwezig lijkt te zijn binnen het frame dat tienerjongens hanteren. De jongens denken dat gender geen invloed heeft op de groep die aan sexting doet, maar dat dit wel gevoelig is voor leeftijd en opleidingsniveau. Zij denken dat oudere jongeren en laagopgeleide jongeren eerder aan sexting doen. Wel denken zij dat de jongen het initiatief neemt om te sexten en dat het meisje haar grenzen aan moet geven, dit past wel binnen de dubbele seksuele moraal. Oftewel: Het ‘16+ sext bewust-frame’.Show less
In deze scriptie is onderzoek gedaan naar hoe jonge Nederlandse journalisten van kleur diversiteit en inclusiviteit ervaren op de redacties waar ze werken. Beide thema’s krijgen in het...Show moreIn deze scriptie is onderzoek gedaan naar hoe jonge Nederlandse journalisten van kleur diversiteit en inclusiviteit ervaren op de redacties waar ze werken. Beide thema’s krijgen in het medialandschap de afgelopen jaren geregeld aandacht, maar toch slagen veel redacties er niet in om hun berichtgeving en personeelsbestand representatief in te richten in overeenstemming met hun doelgroep. In deze context is het nog niet eerder voorgekomen dat specifiek jonge journalisten, van 35 jaar of jonger, aan het woord komen bij dit onderwerp. Deze groep journalisten van kleur heeft een kwetsbare positie, aangezien ze over het algemeen nog weinig werkervaring hebben opgedaan in het medialandschap. Dat neemt niet weg dat juist deze groep over een unieke vorm van kennis beschikt die een wezenlijke toevoeging kan zijn aan de oplossing om het Nederlandse medialandschap succesvol te diversifiëren en inclusief te maken. Door juist met de mensen in gesprek te gaan die vaker worden uitgesloten en overgeslagen of zich vaker moeten aanpassen, kan in beeld worden gebracht op welke manier redacties terreinwinst kunnen boeken. Door twaalf semigestructureerde diepte-interviews met jonge Nederlandse journalisten van kleur af te leggen, is laten zien hoe deze journalisten kijken naar de diversiteit en inclusiviteit op hun redacties. Deze ervaringen lopen sterk uiteen en zijn in vijf categorieën ondergebracht. Elke categorie wordt besproken aan de hand van verschillende ervaringen. Door te laten zien waar het bij de negatieve ervaringen tekortschiet, kan worden blootgelegd hoe machtsverhoudingen bij deze tekortkomingen een cruciale rol spelen. Dominante redactieculturen kunnen er op deze manier voor zorgen dat een deel van de geïnterviewden zich uitgesloten voelt en zich genoodzaakt ziet om zich continu aan te passen. Dat is op zijn minst zorgwekkend te noemen en daarom is er actie nodig.Show less
Non-native English accents, imprinted with the organic condition of a foreign tongue, sometimes can trigger harassment and violence from native speakers. Being a ‘scandalous’ linguistic performance...Show moreNon-native English accents, imprinted with the organic condition of a foreign tongue, sometimes can trigger harassment and violence from native speakers. Being a ‘scandalous’ linguistic performance of an alien body, non-native accents epitomize how the body demarcates the agency of speech, and at the same time how speech impinges on the bodily domain. To understand accent-related violence and the intertwined relation between body and speech, this paper examines accented speech within a hate speech paradigm, and seeks to add a further degree of nuance to this area by including a close reading of certain scenes depicted in literary texts. Accented English, often labeled as ‘broken’ or ‘fractured,’ determines to a large extent the social relevance of the speaking body. Moreover, accented speech functions not always as a voluntary ‘coming-out;’ in some cases, the accented speaker is not socially sanctioned to remain silent, but is forced to speak out his/her foreignness. However, accented speech does not necessarily point to passivity; it questions the native speaker’s ingrained perception of his/her ‘natural’ bond with the mother tongue, all the while giving rise to a different kind of survivability for the accented speaker.Show less
Deze thesis onderzoekt de omgang van journalisten met de mediastrategieën naming and shaming en directe acties. Actiegroepen hanteren deze mediastrategieën tijdens hun acties om onder andere...Show moreDeze thesis onderzoekt de omgang van journalisten met de mediastrategieën naming and shaming en directe acties. Actiegroepen hanteren deze mediastrategieën tijdens hun acties om onder andere aandacht te krijgen van journalisten. In dit onderzoek wordt gelet op de plaats van de reden van een actie in een krantenbericht. Schrijven journalisten de reden van de actie in de kop, de lead, de rest van het bericht of is hij niet vermeld? Van belang in dit onderzoek is eveneens de vraag bij welke mediastrategie de reden van een actie prominenter naar voren komt: met naming and shaming of met directe acties? Aanleiding van deze vraag is een onderzoek van Hutchins en Lester naar de Franklin Blockade (1982), een directe actie van The Wilderness Society. Deze onderzoekers kwamen tot de conclusie dat er tijdens de Franklin Blockade nauwelijks aandacht was voor de reden van de blokkade, want er werd voornamelijk geschreven over het aantal arrestaties en de veroorzaakte schades. In deze thesis worden krantenberichten over de actiegroepen Wakker Dier en Greenpeace onderzocht met behulp van een kwantitatieve inhoudsanalyse. Er verschijnen regelmatig berichten over Wakker Dier en Greenpeace in kranten, daarom is gekozen om berichten die over deze actiegroepen gaan te onderzoeken. Daarnaast worden er diepte-interviews gehouden met journalisten en actievoerders om behalve het product ook het proces van de berichtgeving te kunnen analyseren. Uit de resultaten blijkt dat de mediastrategie correleert met de plaats van de reden van een actie in een krantenartikel. Eveneens wordt duidelijk aangetoond dat de reden van een actie veel prominenter naar voren komt wanneer er naming and shaming wordt gehanteerd dan wanneer er directe acties worden gehouden.Show less
The main issue that this thesis aims to address is the marginalised position of the affective dimension in theoretical texts or the academic form. By means of an exploration into Severo Sarduy’s...Show moreThe main issue that this thesis aims to address is the marginalised position of the affective dimension in theoretical texts or the academic form. By means of an exploration into Severo Sarduy’s essay “Simulation” (La Simulacíon, 1982), this thesis aims to demonstrate the potential that lies in the employment of the affective dimension in theoretical writing- and reading processes. The analysis focuses on affective strategies in Sarduy’s essay or, in other words, the means in which the reader is incorporated into the text to fulfill an important role in the making of meaning of the text. This thesis aims to emphasise the ways in which the affective dimension is utilised to communicate the ontological perspective of Sarduy’s text as well as it aspires to show how these affective strategies have the ability to criticise and to mobilise change by providing a different kind of knowledge in academic discourses.Show less
In the course of the twentieth century, digital multimodal longform journalism has grown to become one of the most consequential genres of online writing. From being a peripheral genre in the 1990s...Show moreIn the course of the twentieth century, digital multimodal longform journalism has grown to become one of the most consequential genres of online writing. From being a peripheral genre in the 1990s, it is now an essential part of most news outlet’s digital platforms. The genre’s ascent, its connection with the digital advances of the last two decades, and its effect on readers has been closely followed and widely analyzed by media scholars. This thesis is especially concerned with the latter topic as it primarily explores what affordances of the digital multimodal longform genre contribute to immersion.Show less
Media bepalen voor een groot gedeelte hoe wij grote bedrijven zien en hoe wij denken over deze bedrijven (Rosson & Brooks 2004, Hellgren et al. 2002). Met deze berichtgeving hebben ze niet...Show moreMedia bepalen voor een groot gedeelte hoe wij grote bedrijven zien en hoe wij denken over deze bedrijven (Rosson & Brooks 2004, Hellgren et al. 2002). Met deze berichtgeving hebben ze niet alleen invloed op het imago van het bedrijf, maar indirect ook op de identiteit ervan. Persvoorlichters ontvangen feedback op hun zorgvuldig gecreëerde imago via de media (Grandy & Mavin 2011). Accountants hebben de afgelopen jaren te maken gehad met een groot aantal schandalen waarbij werknemers samen met de bedrijven waarvan ze de boeken controleerden de regels overtraden om er zelf beter van te worden. Dit heeft invloed gehad op het imago van accountant Deloitte. In maart 2012 moest daar zelfs de hoogste baas aftreden omdat hij belangen had in een bedrijf dat Deloitte als onafhankelijk accountant zou moeten controleren. In de periode rond het aftreden van Meeter zijn veel meer schandalen aan het licht gekomen. Het is moeilijk om te zien of er voor zijn aftreden anders over Deloitte en haar accountants werd gesproken dan daarvoor, maar het is duidelijk dat journalisten al deze schandalen telkens weer achter elkaar zetten en zo een soort trend lieten zien waardoor accountancy wordt geportretteerd als beroep waar het werk wordt gezien als moreel verwerpelijk, als dirty work (Grandy & Mavin 2011). Het is niet duidelijk of al deze schandalen echt als trend kunnen worden gezien, zeker het aftreden van Meeter lijkt eerder een vergissing dan een bewuste overtreding. Accountants worden in berichtgeving over Deloitte geportretteerd als commercieel en gericht op winst (Carnegie & Napier 2010) en regelmatig ook als frauderen accountants en witte-boorden criminelen (Minkes & Minkes 2008). De taken die niets met accountancy te maken hebben, blijven buiten deze typering, ook al gaat het om hetzelfde bedrijf. Als er alleen gekeken wordt naar de accountancytak van Deloitte, wordt het stigma van accountancy als dirty work over de volle breedte van het beroep toegepast. Omdat niet alle accountants fraude plegen en omdat het ook regelmatig gaat om een verdachtmaking in plaats van een veroordeling, gaat de typering van accountancy als dirty work niet diep (Kreiner et al. 2006).Show less
This thesis explored the Afropessimism framework for examining the dynamics of race and racial inequality in the United States and Brazilian contexts and its potential for advancing racial justice...Show moreThis thesis explored the Afropessimism framework for examining the dynamics of race and racial inequality in the United States and Brazilian contexts and its potential for advancing racial justice efforts. It examined and answered the following questions: How does the critical perspective of Afropessimism impact the experiences and identities of individuals of African descent in the Americas, specifically in the U.S. and Brazil? How does Afropessimism critique the effectiveness of the human rights framework in securing racial justice for individuals within the African diaspora? To examine the translatability of Afropessimism to a different cultural context other than that of the U.S., I researched whether this theoretical framework could also accurately explain the historical and contemporary experiences of Black individuals in Brazil. These questions aimed to evaluate the extent to which Afropessimism, departing from other racial theories, such as intersectionality, questions the efficacy of the human rights framework in transforming society and its social institutions, as a means of irrevocably achieving racial justice.Show less
The nineteenth century witnessed a change in reading behaviour and in readership. With the changes in readership, the newspaper coverage on books and book related businesses in the Netherlands must...Show moreThe nineteenth century witnessed a change in reading behaviour and in readership. With the changes in readership, the newspaper coverage on books and book related businesses in the Netherlands must also have changed. But how was this change reflected in newspapers? This thesis aims to give an answer to that question. It will review newspapers from three years: 1815, 1850 and 1890 in order to present a broad perspective on the changes during the century. The focus will be on newspapers from larger cities and regions, and on national newspapers. This means that the newspapers that are featured in this study will, for the most part, be from the western parts of The Netherlands.Show less
This thesis is a complete edition of the album amicorum of Dorothea Petronella (Dora) Bohn (1846-1930). Dora Bohn, was a member of the Bohn family of booksellers and publishers active in nineteenth...Show moreThis thesis is a complete edition of the album amicorum of Dorothea Petronella (Dora) Bohn (1846-1930). Dora Bohn, was a member of the Bohn family of booksellers and publishers active in nineteenth-century Haarlem. The album is a poetry book, known in the Netherlands as ‘poesiealbum’, at the time traditionally offered to young girls to keep memories of their youth. The remarkable longevity of this album with a span of 23 years, from 1861 to 1884, expands its significance beyond the recording of friendships. It contains handwritten inscriptions by members of her family and by a network of friends, including the family’s professional contacts. The album reveals certain aspects of the multiple relations that linked the professional society of Haarlem, at that time known as the centre of the publishing industry in the Netherlands, with the family firms working within a network of professional and personal bonds. The edition aims mainly to map Dora Bohn’s network of family, friends and acquaintances, the literature popular in this network and the related authors, and the story of her life as it is recorded in the album.Show less
This thesis is a complete edition of the MS. album amicorum of the publisher and printmaker Pieter Schenck I, in Leiden University Library Special Collections (LTK 903), together with a critical...Show moreThis thesis is a complete edition of the MS. album amicorum of the publisher and printmaker Pieter Schenck I, in Leiden University Library Special Collections (LTK 903), together with a critical introduction and apparatus.Show less
OMG’s zijn motorclubs waarvan de leden zichzelf buiten de wet plaatsen en al sinds de jaren zeventig kent Nederland OMG’s. Aanleiding voor dit onderzoek zijn de opvallend verschillende beelden die...Show moreOMG’s zijn motorclubs waarvan de leden zichzelf buiten de wet plaatsen en al sinds de jaren zeventig kent Nederland OMG’s. Aanleiding voor dit onderzoek zijn de opvallend verschillende beelden die recent van motorclubs in de media te vinden zijn. Het onderzoeken van deze verschillende beelden van OMG’s in de media was het doel van deze studie. Deze beelden kennen en begrijpen is van belang omdat wij heel vaak geconfronteerd worden met berichtgeving over OMG’s. Bovendien bepalen de media of wij OMG’s als een probleem zien of niet, we komen zelf immers niet iedere dag een Hells Angel tegen. Bij criminaliteit is het in het algemeen zo dat we via de media te weten komen wat een probleem is. Wat bij OMG’s bijzonder is ten opzichte van andere vormen van criminaliteit is dat OMG’s zelf actief de media opzoeken. Hierdoor is het mogelijk om te onderzoeken hoe ‘criminelen’ omgaan met beschuldigingen van justitie en welk beeld zij van zichzelf willen uitdragen. In dit onderzoek is onderzocht hoe er in de Nederlandse kranten wordt geschreven over OMG’s. Hierbij is er speciaal aandacht besteed aan de rol van de bron en de nieuwsaanleiding. Het onderzoek werd uitgevoerd aan de hand van het concept framing. Framing is volgens de definitie van Van Gorp & van der Goot: ‘de manier waarop de burger en de media een bepaald onderwerp of kwestie representeren’ (2009, p. 304). Een framingonderzoek naar motorbendes is voor zover ik kan overzien nog niet in Nederland uitgevoerd. Wel is er eerder onderzoek gedaan naar de beeldvorming rond OMG’s buiten Nederland. Uit deze onderzoeken blijkt dat OMG’s al vanaf de oprichting in verband worden gebracht met criminaliteit en er in Canada sprake was van een moral panic rond OMG’s (Fuglsang, 2003; Katz, 2011). Een moral panic is een disproportionele reactie op een sociaal probleem door de media, politici en het publiek. De veroorzakers van het probleem zijn binnen een moral panic folk devils. Zij vormen een bedreiging voor de normen en waarden en de levens van nette burgers. Om te onderzoeken welke bronnen er worden genoemd in artikelen over OMG’s en welke beelden deze bronnen uitdragen is eerst een framinganalyse van de evaluatieve beweringen van bronnen in krantenartikelen uitgevoerd. Hieruit bleek dat de belangrijkste bronnen politie, justitie, gemeenten en leden van OMG’s zijn. Deze vijf bronnen brengen vier verschillende frames naar voren: het ‘georganiseerde misdaad’-frame, het ‘folk devils’-frame, het hobbyistenframe en het ‘moderne schutterij’-frame. In de tweede ronde werden er volledige artikelen geanalyseerd. In deze ronde werden geen andere frames gevonden, maar zijn de eerder gevonden frames wel aangevuld. Het ‘georganiseerde misdaad’-frame en ‘folk devils’-frame zijn negatief over motorbendes. In het eerste frame is het probleem dat OMG’s betrokken zijn bij georganiseerde misdaad, bij het tweede frame zijn OMG’s een bedreiging voor de openbare orde en de levens van gewone mensen. Het ‘georganiseerde misdaad’-frame en ‘folk devils’-frame zijn de dominante frames in het debat over OMG’s. Zij worden ondersteunt door de meest machtige bronnen: politie en politiek. Het hobbyistenframe en het ‘moderne schutterij’-frame reageren op de dominante frames en zijn daarmee counterframes, waarin niet de OMG’s het probleem zijn, maar de pers en politiek die OMG’s negatief afschilderen. De bronnen in alle vier de frames hebben een duidelijk belang bij het frame dat zij ondersteunen en bij een nieuwsaanleidingen hoort regelmatig een vast frame. Zowel bron als nieuwsaanleiding zijn dus vaak onlosmakelijk verbonden met een frame.Show less
Exploring the intimate links between text and skin, this thesis examines the ways in which Virginia Woolf and Ali Smith approach tactile experience within the touch-transforming contexts from which...Show moreExploring the intimate links between text and skin, this thesis examines the ways in which Virginia Woolf and Ali Smith approach tactile experience within the touch-transforming contexts from which their novels The Waves (1931) and How to be Both (2014) emerge. Drawing on the first sustained study that investigates literature and tactility since the publication of seminal works on touch by thinkers of deconstruction such as Jacques Derrida and Jean-Luc Nancy, it looks at the two texts from the perspective of a tactful reading. Engaging with the texts with close attention and from a distance, it argues that tactile experience not only resides in the contact of skin on skin, but also in the space between skin and skin. Looking primarily at how the writers give expression to a touch that transforms and a touch that reaches out both in and through their texts, it also draws attention to the way that memory, the shared thematic concern of the novels, too exhibits moments of change and nearness. Finally, this thesis seeks to open up a discussion on the limits and possibilities of a tactful approach and relates it to the potential it offers to the reading of recent innovative literary projects that respond to some of today’s most poignant issues regarding tactility, digital technology and human connection. Inspired by the astounding and intimate sensory surrounds of Ann Hamilton’s large-scale multi-media installation the event of a thread (2012), it demonstrates an attention to the presence of the tactile, and perhaps most importantly, an attention to the presence of each other.Show less
Het idee van rolperceptie is een van de belangrijkste theoretische concepten in journalism studies. Rolperceptie is de manier waarop de journalist zijn rol in de maatschappij ziet en is bepalend...Show moreHet idee van rolperceptie is een van de belangrijkste theoretische concepten in journalism studies. Rolperceptie is de manier waarop de journalist zijn rol in de maatschappij ziet en is bepalend voor de wijze waarop hij invulling geeft aan zijn werk als professioneel journalist. Daarmee zijn journa- listieke rolpercepties een belangrijk onderdeel van de journalistieke cultuur. Zowel rolperceptie als de journalistieke cultuur kunnen niet los worden gezien van het journalistieke metadiscours waarin zij tot stand komen. Het is in het journalistieke metadiscours waar de journalistiek zijn betekenis krijgt. Dit onderzoek richt zich op de vraag hoe een metajournalistiek programma als Kijken in de Ziel bijdraagt aan de betekenis van journalistiek in een veranderende context. Een analyse van dit metadiscours laat zien dat Kijken in de ziel vooral bijdraagt aan paradigm policy, de democratische rol van de journalistiek wordt sterk verdedigd door haar te definiëren en te reguleren vanuit de tra- ditionele journalistieke kernwaarden. Daarnaast laten de vijf verschillende typen rolpercepties die onderscheiden kunnen worden, die van duider, boodschapper, waakhond, commentator en infotai- ner, vooral rolbevestiging zien.Show less