Genderneutraal en inclusief taalgebruik zijn vaak onderwerp van discussie op veel nieuwsredacties. Er bestaan verschillende studies over hoe de geschreven journalistiek hiermee omgaat. Er is nog...Show moreGenderneutraal en inclusief taalgebruik zijn vaak onderwerp van discussie op veel nieuwsredacties. Er bestaan verschillende studies over hoe de geschreven journalistiek hiermee omgaat. Er is nog geen onderzoek gedaan naar genderneutraal taalgebruik in de gesproken journalistiek zoals in presentatieteksten. Daarom focust dit onderzoek zich op Nederlandse televisienieuwsprogramma’s. Specifiek komen in deze analyse presentatoren en eindverantwoordelijken van twee publieke organisaties (NOS en EenVandaag) en twee commerciële partijen (RTL Nieuws/EditieNL en Hart van Nederland) aan het woord. Met hun inzichten wordt de hoofdvraag: ‘Hoe zeggen presentatoren en eindverantwoordelijken van Nederlandse televisienieuwsprogramma’s om te gaan met genderneutrale voornaamwoorden en neutrale beroepsaanduidingen?’ beantwoord. De deelvragen richten zich op genderneutrale voornaamwoorden en neutrale beroepsaanduidingen, de rol van nieuwsmedia en het gebruik van queer. Uit de literatuur komt naar voren dat de media een belangrijke rol spelen bij het vastleggen en veranderen van taalnormen, omdat de taal die de media gebruiken gezien wordt als de standaard (Van Poecke & Van den Bulck, 1991 – p. 83). Taal moet als het ware een spiegel zijn van de maatschappij waarbij de journalistiek verantwoordelijk is voor representatieve berichtgeving. De media kijken dan ook naar de (gender)neutrale taalontwikkeling over beroepsaanduidingen en voornaamwoorden voor non-binaire personen in het bijzonder. Daarnaast is queer als overkoepelende en meer neutrale term voor de lhbti+-gemeenschap, waar non-binaire personen onder vallen, opgenomen als taalontwikkeling, omdat queer vaker door organisaties wordt gebruikt. Uit de theorie blijkt dat een stijlboek met taalrichtlijnen een belangrijk hulpmiddel kan zijn voor nieuwsredacties om stereotypering en discriminatie tegen te gaan (De Jong, 2016 – p. 17; Sczesny et al. 2016 – p. 8). Uit de resultaten komt naar voren dat nieuwsredacties al veelvuldig gebruikmaken van neutrale beroepsaanduidingen en daarbij kiezen voor de neutrale vorm voor iedereen, bijvoorbeeld schrijver in plaats van schrijfster. Genderneutrale voornaamwoorden (hen/hun, die/diens) zijn nog niet bewust in een nieuwstekst voorgekomen en verdienen volgens de respondenten ook altijd een inleiding, omdat woorden die bij de kijker nog niet ingeburgerd zijn, uitleg nodig hebben. De begrijpelijkheid van een nieuwstekst staat voorop. Een term als ‘queer’ zal dan ook pas gebruikelijk worden als het woord in de samenleving breed gebruikt wordt. De deelnemers aan dit onderzoek vinden dat de media een voorbeeldfunctie hebben, maar in inclusief taalgebruik niet voorop moeten lopen. Over wanneer je in taalgebruik precies vooroploopt, verschillen de opvattingen. Zo neemt het ene medium bewust inclusieve stijlregels op en de andere niet. Maar elk nieuwsprogramma behandelt met respect dergelijke inclusieve casussen en kijkt altijd hoe het voor de kijker zo begrijpelijk mogelijk blijft.Show less
In dit onderzoek is getracht een antwoord te geven op de vraag: “in hoeverre worden de (online) nieuwsberichten van RTV Krimpenerwaard beïnvloed door pr-berichten en persberichten?” Hiervoor is een...Show moreIn dit onderzoek is getracht een antwoord te geven op de vraag: “in hoeverre worden de (online) nieuwsberichten van RTV Krimpenerwaard beïnvloed door pr-berichten en persberichten?” Hiervoor is een automatische inhoudsanalyse uitgevoerd om het percentage voorverpakt nieuws te achterhalen. Het is relevant om onderzoek te doen naar de hoeveelheid voorverpakt nieuws aangezien “redacties risico lopen betreffende hun betrouwbaarheid, transparantie, eigen karakter en onafhankelijkheid naarmate zij in hun algemene berichtgeving sterker afhankelijk zijn van persberichten” (Hijmans, Buijs, Schafraad, & d’Haenens, 2011, p. 90). Er is al veel geschreven over voorverpakt nieuws en over de effecten van dit fenomeen. Echter, de meeste onderzoeken zijn gericht op nationaal niveau. Dit onderzoek is een casestudy naar de Nederlandse lokale/regionale journalistiek. Met behulp van het computerprogramma Turnitin zijn de overeenkomstscores van ruim honderd artikelen berekend. De overeenkomstscore gaf aan in welke mate een artikel gebaseerd was op een pr- of persbericht. Hierbij waren de scores verdeeld in vier groepen (0-20%, 20-40%, 40-60% en 60% >). Deze categorieën waren gebaseerd op het artikel “Bronnen in het nieuws” van Scholten en Ruigrok (2009). Een score tussen de 0 en de 20 procent duidde erop dat het artikel een ander onderwerp had dan de bron. Tussen de 20 en 40 procent duidde op (waarschijnlijk) eenzelfde onderwerp. Een score tussen de 40 en 60 procent betekende dat het over hetzelfde (specifieke) onderwerp ging. Een score die hoger dan 60 procent was, betekende dat het artikel voor een merendeel was gekopieerd. Uit de automatische inhoudsanalyse bleek dat 37,1 procent van de artikelen bestond uit knip- en plakwerk. Oftewel, 37,1 procent van de artikelen had een hogere overeenkomstscore dan 60 procent ten opzichte van de geraadpleegde bron. Om een vergelijking te kunnen maken met voorafgaande studies over dit onderwerp, was het nodig om vergelijkbare criteria toe te passen. Bovendien zijn soortgelijke criteria nodig om dezelfde labels te kunnen gebruiken, zoals “gedeeltelijk” en “grotendeels gekopieerd". Wegens deze redenen is de hoeveelheid gedeeltelijk gekopieerde artikelen eveneens genoteerd. We spreken van gedeeltelijk gekopieerd wanneer een deel van de tekst is gebaseerd op voorverpakt nieuws. Artikelen die dus tussen de 20-40 procent en tussen de 40-60 procent overeenkwamen met de geraadpleegde bron, vielen onder de categorie “gedeeltelijk gekopieerd”. Uit het onderzoek kwam voort dat 59,4 procent van de artikelen volledig of gedeeltelijk was geknipt en geplakt bij RTV Krimpenerwaard. Op basis van deze cijfers werd geconcludeerd dat de omroep afhankelijk is van pr-berichten en persberichten, dat ook wel “voorverpakt nieuws” wordt genoemd. Aan deze conclusie moet echter worden toegevoegd dat de artikelen van RTV Krimpenerwaard niet zomaar bestempeld mogen worden als gratis reclame. Dat komt door de aard van de bronnen, het merendeel van de persberichten waren afkomstig van niet-commerciële instanties zoals de gemeente, de politie, cultuur- en sportverenigingen en de GGD.Show less
Genderneutraal taalgebruik is volop in ontwikkeling in onze samenleving door actiegroepen die hiermee bezig zijn. Er is namelijk een groep mensen in onze maatschappij van wie de identiteit...Show moreGenderneutraal taalgebruik is volop in ontwikkeling in onze samenleving door actiegroepen die hiermee bezig zijn. Er is namelijk een groep mensen in onze maatschappij van wie de identiteit verschilt van de identiteit die bij de geboorte is toegekend (Berberick, 2018). Taalgebruik is in ontwikkeling om die groep mensen erkenning te bieden. Nationale nieuwsmedia, zoals de Volkskrant en het ANP spelen hierop in door richtlijnen op te nemen in de vorm van een stijlboek. Hoe nieuwsmedia op lokaal niveau met genderneutraal taalgebruik omgaan, is nog onbekend. Door middel van semigestructureerde diepte-interviews wordt onderzocht hoe redacteuren en eindredacteuren werkzaam bij lokale nieuwsmedia in de regio Leiden omgaan met genderneutrale pronomina, beroepsaanduidingen en rolbenamingen. De interviews zijn afgenomen met elf redacteuren en/of eindredacteuren/hoofdredacteuren werkzaam bij lokale kranten, lokale omroepen of huis-aan-huiskranten in de Leidse regio. Tijdens de interviews zijn opvattingen bevraagd over genderneutraal taalgebruik. Daarnaast zijn genderneutrale termen voorgelegd die ook bekend zijn in stijlboeken van landelijke media. Uit het onderzoek blijkt dat genderneutraal taalgebruik op dit moment nog minder prioriteit heeft dan andere zaken die zich voordoen op Leidse journalistieke redacties. Toch staan journalisten uit de Leidse regio wel positief tegenover genderneutraal taalgebruik en zullen zij altijd de gewenste aanspreekvorm gebruiken als daarom gevraagd wordt. Wie verantwoordelijk is voor het ter sprake brengen van hoe iemand zichzelf identificeert, daar zijn de meningen van de geïnterviewden over verdeeld. Welke rol nieuwsmedia hanteren met betrekking tot genderneutraal taalgebruik, daar kunnen de geïnterviewden ook geen eenduidig antwoord op geven. Het merendeel van de geïnterviewden vindt wel dat de eindredacteur eindverantwoordelijke is voor het correct toepassen van genderneutraal taalgebruik. Een enkele journalist uit de Leidse regio heeft genderneutraal taalgebruik toegepast voor het medium waar die werkzaam is. Volgens de geïnterviewden zal in toekomst genderneutraal taalgebruik een grotere rol gaan spelen, omdat de maatschappij zich steeds bewuster wordt van deze kwestie. Naar verwachting van de geïnterviewden gaat ook de jongere generatie ervoor zorgen dat genderneutraal taalgebruik meer normaliseert. De geïnterviewden zijn nog op zoek naar een geschikt genderneutraal voornaamwoord, omdat ‘hen’ verwarrend is door de meervoudsvorm in de Nederlandse taal en ‘die’ onpersoonlijk wordt gevonden. Een manier om genderneutrale voornaamwoorden te vermijden is door de persoon bij naam, titel of functie te noemen. Dit 6 bevordert volgens hen de leesbaarheid van een tekst. Leidse journalisten wensen gezamenlijke afspraken over genderneutraal taalgebruik. Geïnterviewden zijn het erover eens dat mannelijke taalvormen geschikt zijn als genderneutrale beroepsaanduidingen en rolbenamingen. Leidse journalisten kiezen momenteel al voor mannelijke vormen om beroepen of rollen aan te duiden, ook al verwijst dit naar een vrouw. Vrouwen worden dus minder zichtbaar in taal, maar tegelijk zorgt dit wel voor inclusievere taal. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen geïnterviewden met een progressievere kijk op het gebruik van genderneutraal taalgebruik en geïnterviewden met een kijk die in een middenweg valt. Duidelijke conservatieve opvattingen over genderneutraal taalgebruik blijven uit in deze studie.Show less
Door de opkomst van het internet hebben veel mediaorganisaties moeite om hun medium rendabel te houden. Hierdoor wordt er onder andere bezuinigd op de lokale media waardoor zij verdwijnen uit het...Show moreDoor de opkomst van het internet hebben veel mediaorganisaties moeite om hun medium rendabel te houden. Hierdoor wordt er onder andere bezuinigd op de lokale media waardoor zij verdwijnen uit het medialandschap. Door het verdwijnen van de lokale media is de kans aanwezig dat de informerende, controlerende en verbindende functie binnen een lokale gemeenschap minder worden uitgevoerd. Daarnaast geeft onderzoek aan dat het verdwijnen van de lokale media ook nog eens de angst versterkt dat de verbondenheid onder kleinere gemeenschappen verder afneemt. Het gat dat ontstaat door het verdwijnen van de lokale media in het medialandschap kan worden opgevuld door een vrij nieuw fenomeen binnen de journalistiek, namelijk hyperlocals. Er is alleen nog weinig onderzoek gedaan naar de functies van hyperlocals en of deze functies overeenkomen met de functies van de lokale journalistiek. Met deze scriptie is geprobeerd om daar meer duidelijk in te scheppen door één van de drie functies van lokale journalistiek te analyseren binnen de hyperlokale media, namelijk ‘binden’. Daarvoor is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: Hoe wordt de functie ‘binden’ van lokale journalistiek gerepresenteerd in de hyperlokale media van Pijnacker-Nootdorp? Allereerst zijn er door middel van een kwalitatieve inhoudsanalyse 139 artikelen geanalyseerd van drie verschillende hyperlocals in Pijnacker-Nootdorp. Uit deze inhoudsanalyse bleek dat alle negen dimensies van sociale cohesie aanwezig waren in de hyperlokale berichtgeving van Pijnacker-Nootdorp en dat deze negen dimensies ook op verschillende manieren tot uiting kwamen. Een groot deel van deze manieren hield daarnaast verband met de thema’s ‘sport’, ‘activiteiten door en voor inwoners’ en ‘individuele inwoners’. Naast de inhoudsanalyse zijn er ook drie semigestructureerde interviews gehouden met de makers van deze drie hyperlocals in Pijnacker-Nootdorp. Hieruit bleek dat de makers ‘binden’ als functie zien van hun hyperlokale media. Daarbij proberen de makers deze functie bewust te verwerken in hun hyperlokale media door met name bericht te geven over activiteiten die inwoners hebben georganiseerd en activiteiten die voor inwoners worden georganiseerd. Deze scriptie geeft dus een voorbeeld van hoe de functie ‘binden’ wordt gerepresenteerd in de berichtgeving van hyperlokale media en hoe deze functie wordt verwerkt in de hyperlokale media volgens de makers zelf.Show less
Uit diverse wetenschappelijke artikelen blijkt dat de hyperlokale journalist zich, in tegenstelling tot de landelijke en regionale media, als specifiek doel stelt de sociale cohesie binnen een...Show moreUit diverse wetenschappelijke artikelen blijkt dat de hyperlokale journalist zich, in tegenstelling tot de landelijke en regionale media, als specifiek doel stelt de sociale cohesie binnen een gemeenschap te bevorderen. Echter, het wetenschappelijk onderzoek naar de manier waarop de hyperlokale journalistiek de sociale cohesie probeert te bevorderen, is tot nu toe zeer beperkt. Dit is dan ook de aanleiding voor deze masterscriptie waarin door middel van een casestudy naar het hyperlokale medium Poeldijk Nieuws een antwoord geformuleerd wordt op de volgende onderzoeksvraag: Op welke manier wordt de sociale cohesie gerepresenteerd in de berichtgeving van het hyperlokale journalistieke medium Poeldijk Nieuws en welke waarden en gevaren kennen de journalisten toe aan sociale cohesie? Aan de hand van een codeboek waarin het concept sociale cohesie in negen dimensies uiteengezet is, is binnen een kwantitatieve inhoudsanalyse onderzocht welke vormen van sociale cohesie een prominente plek innemen in de hyperlokale berichtgeving van Poeldijk Nieuws. Hieruit bleek aan de ene kant dat ruim 90 procent van de onderzochte artikelen aan één of meerdere dimensies van sociale cohesie gekoppeld kon worden. Echter, uit de analyse bleek ook dat een aantal dimensies vaker voorkwam dan anderen. Opvallend hierbij was dat met name de dimensies waarbij sprake is van een gevoelige kwestie in de maatschappij in nog geen zes procent van de artikelen werden aangetoond. Om deze resultaten te verklaren, is binnen het onderzoek vervolgens een tweede onderzoeksmethode ingezet namelijk het kwalitatieve diepte-interview. Door middel van drie losstaande gesprekken met de hoofdredacteur, bestuursvoorzitter en de voorzitter van de Raad van Advies van Poeldijk Nieuws is onderzocht op welke manier zij het medium ontwikkelen en welke waarden en gevaren zij toekennen aan de verbindende functie van het medium. Deze scriptie toont aan in hoeverre verschillende vormen van sociale cohesie een plaats innemen in een Nederlands hyperlokaal medium en op welke manier hyperlokale journalisten hiermee omgaan. Daarmee vormt deze scriptie een eerste stap naar een hopelijk breder onderzoek naar de relatie tussen hyperlokale journalistiek en sociale cohesie.Show less
Met de opkomst van gratis nieuwsmedia en het internet zijn veel lokale media in het gedrang gekomen. Ondertussen hebben hyperlokale media een nieuwe manier van informeren, verbinden en controleren...Show moreMet de opkomst van gratis nieuwsmedia en het internet zijn veel lokale media in het gedrang gekomen. Ondertussen hebben hyperlokale media een nieuwe manier van informeren, verbinden en controleren ontdekt. Deze media nemen de deels weggevallen functies van lokale media waar en richten zich met name op de verbindende functie. Vaak gaat het om initiatieven die klein en gratis beginnen en opereren in een geografisch afgebakend gebied als een wijk of een dorp. In veel gevallen worden ze gerund door individuen en speelt internet een grote rol in het bereiken van hun publiek. In deze scriptie is met name de verbindende functie van de hyperlocals onderzocht. Op welke manier stimuleren ze de sociale cohesie in hun gemeenschap? Het onderzoek is een casestudy van twee hyperlokale media in Middelburg: Wij zijn de stad en Middelburgers. Een kwantitatieve inhoudsanalyse en twee diepte-interviews met redacteuren van beide media geven antwoord op de onderzoeksvraag: Hoe draagt de berichtgeving van hyperlokale media bij aan de sociale cohesie in Middelburg? Om dit te onderzoeken is gebruik gemaakt van een bestaande theorie, opgesteld door Delhey en Dragolov (2016) en later geconcretiseerd door Leupold et al. (2016). Deze theorie onderscheidt negen dimensies, in feite manieren waarop media sociale cohesie onder hun publiek kunnen bevorderen. Voor het kwantitatieve deel is er een inhoudsanalyse uitgevoerd op het werk van Wij zijn de stad en Middelburgers, beide gevestigd in de Zeeuwse hoofdstad Middelburg. Voor de casestudy zijn 80 artikelen van deze twee hyperlokale media geanalyseerd. Om te zien wat motivatie van de auteurs achter het gebruik van de dimensies is, zijn er ook twee interviews afgenomen met de huidige eindredacteuren van beide media. De resultaten wezen uit dat sociale cohesie inderdaad een belangrijk onderdeel van de berichtgeving van de hyperlokale media is. De redacteuren zijn bewust bezig met het verbinden van het publiek en hebben daar hun eigen visies op. Niet elke dimensie die Leupold et al. (2016) onderscheiden, is even relevant voor de redacteurs. Dat is terug te zien in de inhoudsanalyse. Ook tussen beide media zijn verschillen waarneembaar. Voor Wij zijn de stad is identificatie erg belangrijk, dat wil zeggen het schrijven over onderwerpen die typerend zijn voor de regio en waar het publiek zich dus in kan herkennen. Bij Middelburgers vertrouwen in instellingen een grote rol speelt. Deze dimensie gaat met name over het functioneren van de lokale politiek.Show less
In deze scriptie is onderzoek gedaan naar het effect van de intensivering van de samenwerking met provinciale omroep NH Nieuws op de mate waarin nabijheid aanwezig is gebleven in de berichtgeving...Show moreIn deze scriptie is onderzoek gedaan naar het effect van de intensivering van de samenwerking met provinciale omroep NH Nieuws op de mate waarin nabijheid aanwezig is gebleven in de berichtgeving van regionale omroep Weeff. De Stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen (NLPO) houdt zich momenteel bezig met het professionaliseren van lokale omroepen in Nederland om ervoor te zorgen dat lokale omroepen hun functie goed kunnen uitvoeren. Het komt daardoor steeds vaker voor dat lokale omroepen samengaan met andere lokale omroepen, of in dit specifieke geval de samenwerking opzoeken met een provinciale omroep. Hoewel kleinere omroepen op deze manier gebruik kunnen maken van de financiële mogelijkheden en de professionele kennis van een grotere omroep, vraagt men zich ook regelmatig af in hoeverre dit niet ten koste zou kunnen gaan van het lokale karakter van een dergelijke omroep. In deze scriptie wordt daarom de volgende hoofdvraag beantwoord: Op welke manieren is de rol van de nieuwswaarde ‘nabijheid’ in de online berichtgeving van streekomroep Weeff veranderd sinds de start van de intensieve samenwerking met provinciale omroep NH Nieuws? Dit is onderzocht aan de hand van een kwantitatieve inhoudsanalyse waarin een corpus van nieuwsberichten van regionale omroep Weeff voor de start van de intensivering van de samenwerking met NH Nieuws is vergeleken met een corpus van nieuwsberichten van de gemeenschappelijke nieuwsredactie van Weeff en NH Nieuws na de start van de intensivering van de samenwerking. Aan de hand van literatuur over dit onderwerp is een codeboek opgesteld aan de hand waarvan er in de nieuwsberichten naar bepaalde kenmerken van nabijheid gezocht kon worden. Zo is er onderscheid gemaakt tussen geografische, culturele, sociale en emotionele nabijheid. Naast de inhoudsanalyse zijn er twee interviews gehouden met betrokkenen bij Weeff en NH Nieuws. Op deze manier konden de resultaten uit de inhoudsanalyse verder in context worden geplaatst. Uit de inhoudsanalyse bleek dat er geen sprake was van een situatie waarbij er in zijn geheel sprake was van een sterke toe- of afname van nabijheid in één van de corpussen. Wel bleek dat bepaalde vormen van nabijheid sterker aanwezig waren in een bepaald corpus. Zo is er in het recente corpus meer aandacht besteed aan lokale geschiedenis en het uitlichten van lokale personen, bedrijven en verenigingen waarmee een bepaalde trots op de regio wordt aangeduid. Daarnaast worden er in dit corpus vaker mensen geciteerd, waarbij er meer aandacht aan hun gevoelens wordt besteed. In het oude corpus wordt meer aandacht besteed aan lokale sportverslaggeving en worden er vaker kleine lokale activiteiten onder de aandacht gebracht. Daarnaast is er een sterker wij-gevoel in dit corpus aanwezig en lijkt er vaker een bepaalde voorkennis van de lezer te worden verwacht in de berichtgeving. De interviews bevestigen ten dele dat deze verschillen voortkomen uit bewuste keuzes van de betrokken journalisten. Zo vindt de huidige nieuwsredactie diepgang en het menselijk maken van journalistiek belangrijk, terwijl er in de vroegere redactie juist veel waarde werd gehecht aan het kleine en lokale nieuws. Op basis van deze resultaten kan gesteld worden dat een intensieve samenwerking met een provinciale omroep niet zo’n sterk negatief effect op de mate van nabijheid in de berichtgeving hoeft te hebben als oorspronkelijk werd verwacht. De samenwerking lijkt er voornamelijk voor gezorgd te hebben dat nabijheid op een andere manier zichtbaar is geworden in de recente berichtgeving dan oorspronkelijk het geval was.Show less
Dit onderzoek richt zich op de vraag wat de gedragscodes voor social media bij het Algemeen Dagblad, de NOS en het NRC zijn en wat journalisten van deze gedragscodes vinden. Waar op nieuwsredacties...Show moreDit onderzoek richt zich op de vraag wat de gedragscodes voor social media bij het Algemeen Dagblad, de NOS en het NRC zijn en wat journalisten van deze gedragscodes vinden. Waar op nieuwsredacties door onderling overleg een filter bestaat voor publicaties, geldt dit voor de directe, individuele social media niet. Zeker in het verleden was er onder journalisten veel onduidelijkheid over wat op social media is toegestaan en hierdoor werden soms uitspraken gedaan die imagoschade opleverden. Heldere gedragscodes kunnen dan de benodigde filter zijn. Mede om deze reden hebben nieuwsmedia in binnen en buitenland gedragscodes voor social media opgesteld. In twee studies zijn diverse buitenlandse gedragscodes en de meningen over gedragscodes geanalyseerd (Opgenhaffen & Scheerlinck, 2014; Opgenhaffen & D’Haenens, 2015), maar in Nederland nog niet. De opgestelde gedragscodes ten spijt, uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat op sommige belangrijke onderwerpen nog steeds onduidelijkheid is. In eerste instantie zeggen journalisten dat zij niet zitten te wachten op gedragscodes voor social media, omdat common sense voldoende zou zijn. Maar de journalisten spreken elkaar vervolgens tegen; wat de een normaal gedrag op social media vindt, vindt de ander onwenselijk. De resultaten tonen aan dat het voor nieuwsorganisaties belangrijk is om te bepalen en vast te leggen welke social media zij zien als privédomein en welke social media als een openbaar (journalistiek) platform. Er is vooral onenigheid over de vraag of Facebook privé of openbaar is en daardoor ook over de vraag wat wenselijk gedrag is op Facebook. Op een gevoelig onderwerp als privacy zijn eveneens aanvullende gedragscodes nodig. Gedragscodes over het met foto, naam en toenaam citeren van mensen ontbreken, terwijl journalisten hierover sterk van mening verschillen. Tot slot kunnen pijnlijke fouten worden voorkomen door strengere regels op te stellen voor berichtgeving na aanslagen. Als er een fout wordt gemaakt, moet er bovendien ruimer worden gerectificeerd. Uiteindelijk draaien gedragscodes om normering, uniformiteit en professionaliteit. Ze kunnen daarom bijdragen aan efficiënt en eenduidig werken op nieuwsredacties en bovendien aan het herstel van het vertrouwen in de journalistiek. Daarom is het afhouden van gedragscodes voor social media een gemiste kans.Show less
Dit onderzoek heeft tot doel om op wetenschappelijke wijze tot onderbouwde, praktische adviezen te komen voor de inhoudelijke kenmerken en de verschijningsvorm van het universiteitsmedium in 2025....Show moreDit onderzoek heeft tot doel om op wetenschappelijke wijze tot onderbouwde, praktische adviezen te komen voor de inhoudelijke kenmerken en de verschijningsvorm van het universiteitsmedium in 2025. Voor dit onderzoek is gesproken met hoofdredacteuren van universiteitsmedia en experts vanuit vier invalshoeken met een wetenschappelijke basis. Dit had tot doel hun wensen en verwachtingen voor het medium in kaart te brengen. Daaropvolgend is er in een workshop met de hoofdredacteuren van hoger onderwijsmedia gesproken over de realiseerbaarheid van die wensen, verwachtingen en ideeën, in de context van een sterk veranderend medialandschap. De toekomstscenario’s uit de studie 'Anders nog nieuws? Scenario's voor de toekomst van de journalistiek' van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek boden handvatten voor die analyse.Show less
Social media worden steeds meer gebruikt om het nieuws te brengen, een ontwikkeling die in het verleden soms voor problemen heeft gezorgd. Onhandige uitingen op social media waren in het verleden...Show moreSocial media worden steeds meer gebruikt om het nieuws te brengen, een ontwikkeling die in het verleden soms voor problemen heeft gezorgd. Onhandige uitingen op social media waren in het verleden aanleiding tot het opstellen van social media-richtlijnen bij verschillende internationale omroepen. Verschillende studies hebben zich in het verleden gebogen over de social media-richtlijnen van internationale organisaties, waaronder Opgenhaffen en d’Haenens (2015), Lee (2016) en Bloom, Cleary en North (2015). Deze studies deden onderzoek naar de social media-richtlijnen van internationale organisaties, maar onderzoek onder Nederlandse omroepen was vooralsnog niet uitgevoerd. Ook regionale omroepen werden nog altijd genegeerd, terwijl onderzoek aantoont dat deze omroepen een grote informatiebron zijn voor veel mensen (Lee, 2013). Deze thesis draagt bij aan de wetenschappelijke discussies over social mediarichtlijnen en richt zich daarbij specifiek op de Nederlandse regionale omroepen. Er is geprobeerd een antwoord te formuleren op drie hoofdvragen: Welke social media-richtlijnen hebben Nederlandse regionale omroepen concreet opgesteld? Wat vinden journalisten van de regionale omroepen van social media-richtlijnen? En lijken universele richtlijnen wenselijk op basis van de uitkomsten van de eerste twee onderzoeksvragen? Er is geprobeerd een antwoord te formuleren op deze drie vragen aan de hand van kwalitatieve onderzoeksmethoden, namelijk een inhoudsanalyse in combinatie met diepte-interviews. Voor de inhoudsanalyse zijn vijf documenten met social media-richtlijnen van Nederlandse regionale omroepen gecodeerd aan de hand van drie sensitizing concepts, namelijk objectief (persoonlijk) gebruik, transparantie en gatekeeping. Twee diepte-interviews boden achtergrondinformatie over hoe er op de werkvloer omgegaan wordt met social media en daarnaast werd inzicht geboden in de meningen van journalisten op het gebied van richtlijnen voor social media. De resultaten tonen aan dat Nederlandse regionale omroepen net als internationale organisaties meerdere richtlijnen hebben geformuleerd op het gebied van objectiviteit, transparantie en gatekeeping. Wel bleken de richtlijnen van Nederlandse regionale omroepen in tegenstelling tot de richtlijnen van internationale organisaties overwegend positief en uitnodigend geformuleerd. Op basis van de resultaten van dit onderzoek is het lastig om waterdichte conclusies te trekken over de mogelijkheid tot het opstellen van universele richtlijnen. Echter, overlap in inhoud en zelfs letterlijk gekopieerde richtlijnen tussen organisaties suggereren enig draagvlak voor een universeel basismodel. Een beknopt basismodel wordt in deze thesis gepresenteerd.Show less
In Journalism Studies wordt als belangrijkste taak van een journalist vaak de waakhondfunctie genoemd. Als machthebbers op welke manier dan ook over de schreef gaan hebben journalisten als taak dit...Show moreIn Journalism Studies wordt als belangrijkste taak van een journalist vaak de waakhondfunctie genoemd. Als machthebbers op welke manier dan ook over de schreef gaan hebben journalisten als taak dit te onderzoeken en aan de kaak te stellen. Maar politieke schandalen zijn vaak ingewikkeld. Er kan sprake zijn van meerdere normovertredingen en verschillende transgressies. De media als waakhond moeten hierbij keuzes maken op welke manier ze een normovertreding willen onderzoeken. Op welke manier journalisten ervoor kiezen een bepaald schandaal aan het licht te brengen wordt in deze scriptie onderzocht aan de hand van de affaire-Demmink. Dit is een langslepend en gecompliceerd schandaal waarbij meerdere soorten transgressies door elkaar lopen. Joris Demmink is een oud-topambtenaar van Justitie die al decennialang achtervolgd wordt door beschuldigingen rond kindermisbruik. De hoofdvraag die centraal staat in deze scriptie is: Welke framekeuzes maken media bij gecompliceerde politieke schandalen zoals de affaire-Demmink? Deze affaire wordt door middel van de framinganalyse van Van Gorp onderzocht. Allereerst zijn twee artikelen waarbij eigen onderzoek centraal stond geanalyseerd. Daar zijn door middel van inductieve reconstructie twee frames uit gehaald, het seksschandaal en de doofpot. Daarnaast is er een alternatief frame vormgegeven, namelijk dat Demmink onschuldig is. Vervolgens zijn 92 verschenen artikelen over de beschuldigingen uit grote landelijke kranten aan de hand van een kwantitatieve inhoudsanalyse onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat de media terughoudend zijn als het gaat om berichtgeven over complexe schandalen. In de sleutelteksten komt het onschuldframe helemaal niet voor, maar in de teksten die daarna worden behandeld juist verrassend vaak. Vaak wordt er gekozen voor een makkelijk frame, zoals een seksschandaal, en wordt het 'moeilijke' doofpotframe minder benadrukt. Een aanbeveling aan journalisten is om aandacht te blijven besteden aan mogelijke machtschandalen, terwijl het goed is om tegelijkertijd terughoudend over potentiële schandalen te schrijven.Show less
Hoewel de Europese Unie een steeds prominentere rol speelt in het dagelijks leven van de Nederlandse bevolking, lijkt de Unie op weinig steun van het Nederlandse publiek te kunnen rekenen: een...Show moreHoewel de Europese Unie een steeds prominentere rol speelt in het dagelijks leven van de Nederlandse bevolking, lijkt de Unie op weinig steun van het Nederlandse publiek te kunnen rekenen: een opmerkelijke paradox. Het beeld dat het publiek van de Europese Unie heeft, wordt gevormd door de informatie die beschikbaar is. In deze informatievoorziening vervullen de media een belangrijke rol. In een adviesrapport van de Universiteit Leiden, in opdracht van het Genootschap van Hoofdredacteuren, is daarom de Nederlandse berichtgeving kwalitatief onderzocht. Uit interviews met enkele betrokken correspondenten en journalisten kwam naar voren dat er relevante verschillen zouden bestaan in de berichtgeving van correspondenten in Brussel en die van journalisten in Nederland. Vooral een verschil in de ‘toon’ van de verslaggeving (het subjectieve oordeel van een verslaggever over de EU) en een verschil in het gebruik van frames (de invalshoeken die een journalist kiest in de berichtgeving) vielen op. De uitspraken uit het adviesrapport vormen de aanleiding voor de hoofdvraag van deze masterscriptie: in hoeverre bestaan er verschillen in de ‘toon’ en ‘framing’ van de berichtgeving over de Europese Unie tussen correspondenten uit Brussel en journalisten in Nederland? De antwoorden op deze hoofdvraag dienen, naast een wetenschappelijke doel, ook een maatschappelijk doel en vormen een aanvulling op een specifieke discussie. Na de presentatie van het adviesrapport, barstte de discussie tussen de hoofdredacteuren los óf er daadwerkelijk verschillen bestaan in de berichtgeving. Een aantal hoofdredacteuren, zonder correspondent in de Europese hoofdstad, dacht van niet. Aan de hand van een kwantitatieve, deductieve inhoudsanalyse van 154 krantenartikelen, is zowel de ‘toon’ van een artikel bepaald, als de aanwezigheid van ‘hanteerbare’ mediaframes. Dit zijn frames, zoals het conflictframe, die vaak voorkomen in de mediaberichtgeving, omdat ze een belangrijk journalistiek criterium bevatten (‘conflict’) dat een gebeurtenis nieuwswaardig maakt. De verwachting in dit onderzoek was dat correspondenten positiever over de Europese Unie zouden berichten dan journalisten in Nederland. Daarnaast zouden journalisten meer gebruik maken van hanteerbare mediaframes dan correspondenten. Er bleken alleen significante verschillen te bestaan in de toon van de berichtgeving tussen correspondenten en journalisten. Dit verschil lijkt echter voort te komen uit het relatief grote aandeel columnisten in het corpus van de journalisten in Nederland. Geconcludeerd kan worden dat er geen relevante verschillen lijken te zijn in de berichten tussen de verslaggevers. De hoofdredacteuren die deze stelling verdedigden, mogen meer op hun keuze om de ‘Brusselse’ berichten gelijk te stellen aan de ‘Nederlandse’, vertrouwen.Show less