This is a mini typological study of predicate nominals, predicate adjectives and locative predicates, existentials and possessive predicates in seven native North American languages. This study...Show moreThis is a mini typological study of predicate nominals, predicate adjectives and locative predicates, existentials and possessive predicates in seven native North American languages. This study discusses per language the strategies used for predicate nominals according to the typological overview given in Payne (1997); where adjectives are a separate word class the strategies for predicate adjectives are compared to those for predicate nominals. Lastly, the constructions for locative clauses, existentials, and locative predicates and the relations between them are discussed according to Clark (1978). It was found that some strategy types for predicate nominals were much more common than others and predicate adjectives, where applicable, were usually constructed in the same way. Locative constructions, existentials, and locative predicates were not always formed nonverbally, but a relationship between them was often found.Show less
In dit onderzoek wordt een stilistische vergelijking gemaakt tussen 6 sprookjes van Grimm uit 1812 en diezelfde sprookjes uit de uitgave van 1856. Hierbij wordt gekeken naar verschil in...Show moreIn dit onderzoek wordt een stilistische vergelijking gemaakt tussen 6 sprookjes van Grimm uit 1812 en diezelfde sprookjes uit de uitgave van 1856. Hierbij wordt gekeken naar verschil in beschrijvingen van o.a. personages, objecten, handelingen en de omgeving. Ook wordt aandacht besteed aan tijds- en plaatsaanduidingen.Show less
Deze scriptie gaat over hoe stiltes voor niet-uitgelokte paardelen in telefoongesprekken tussen mannen en in telefoongesprekken tussen vrouwen kunnen worden verbroken. In deze scriptie is gebruik...Show moreDeze scriptie gaat over hoe stiltes voor niet-uitgelokte paardelen in telefoongesprekken tussen mannen en in telefoongesprekken tussen vrouwen kunnen worden verbroken. In deze scriptie is gebruik gemaakt van een corpus van getranscribeerde telefoongesprekken. In deze telefoongesprekken is gezocht naar stiltes voor niet-uitgelokte paardelen en hoe deze werden verbroken: Wie verbrak de stilte, de huidige spreker of de andere gespreksdeelnemer? Hoe werd de stilte verbroken? Een voorbeeld van een manier om zo'n stilte te verbreken is het aansnijden van een nieuw onderwerp. Naast "het aansnijden van een nieuw onderwerp" zijn er in dit onderzoek nog zes andere manieren om een stilte te verbreken naar voren gekomen. Daarnaast is ook gebleken dat vrouwen stiltes niet altijd precies hetzelfde verbreken als mannen.Show less
Dissertation in partial fulfillment of the requirements for a BA degree in Taalwetenschap (Linguistics) This thesis investigates how West-African tone languages assign tones to loanwords from...Show moreDissertation in partial fulfillment of the requirements for a BA degree in Taalwetenschap (Linguistics) This thesis investigates how West-African tone languages assign tones to loanwords from intonational languages. The languages discussed in this thesis are Yoruba and Hausa. For Yoruba the assignment of tone on English borrowings is discussed and for Hausa on English and French borrowings. The assignment of tones is based primarily on the stress patterns of the source languages.Show less
In deze scriptie staat de functie van modale partikelclusters in imperatieve uitingen centraal. De pragmatische inhoud van modale partikels is zeer subtiel en vaak lastig precies te benoemen. In...Show moreIn deze scriptie staat de functie van modale partikelclusters in imperatieve uitingen centraal. De pragmatische inhoud van modale partikels is zeer subtiel en vaak lastig precies te benoemen. In imperatieve uitingen drukken modale partikels afzwakking of versterking uit (Vismans 1994). Daarnaast beschikken modale partikels van beide typen ook over individuele functies en mogelijkheden. In modale partikelclusters is er sprake van een complexe interactie tussen de verschillende elementen, wat in het bijzonder hun pragmatische inhoud extra interessant maakt. Clusters met uitsluitend versterkende of afzwakkende modale partikels dragen bij aan een respectievelijk negatievere en positievere interpretatie van een uiting. De functies van versterking en afzwakking zijn relevant gebleken, al zijn de verschillende modale partikels niet per se verbonden aan slechts één van de twee functies. In het bijzonder bij gemengde modale partikelclusters (met versterkende en afzwakkende elementen) is gebleken dat de grenzen van deze indeling flexibel moeten worden opgevat. Gemengde clusters fungeren soms als afzwakkend, soms als versterkend en bevatten soms elementen van beide functies. Afzwakkende en versterkende elementen heffen elkaar niet op, maar het is onduidelijk hoe ze elkaar precies beïnvloeden. Samen dragen ze hoe dan ook bij aan een relatief positieve evaluatie van imperatieve uitingen. Uitingen met gemengde modale partikelclusters worden meestal vriendelijker gevonden dan neutrale imperatieve uitingen of uitingen die versterkende modale partikels bevatten.Show less
In deze BA-scriptie is de hypothese van Liebrecht (2015) onderzocht dat internetdiscussies meer intensiveerders bevatten aan het eind dan aan het begin. Deze hypothese blijkt niet te kloppen; er is...Show moreIn deze BA-scriptie is de hypothese van Liebrecht (2015) onderzocht dat internetdiscussies meer intensiveerders bevatten aan het eind dan aan het begin. Deze hypothese blijkt niet te kloppen; er is geen significant verschil tussen het gebruik van intensiveerders aan het begin en einde van internetdiscussies.Show less
Proto-Indo-European root morphemes are characterised by co-occurrence constraints on stops, namely **TVT-, **C1VC1-, **DVD- and **TVDh. The traditional reconstruction and historical-linguistic...Show moreProto-Indo-European root morphemes are characterised by co-occurrence constraints on stops, namely **TVT-, **C1VC1-, **DVD- and **TVDh. The traditional reconstruction and historical-linguistic theories aiming to explain the root restrictions from historical-linguistic perspective are critically reviewed. Typology classifies the Proto-Indo-European root restrictions as absolute, static co-occurrence restrictions. **TVT and **C1VC1 are co-occurrence restrictions on place of articulation, whereas **DVD and **TVDh are co-occurrence restrictions on laryngeal features. The application of existing phonological theories shows that **TVT and **C1VC1 can be explained by the Obligatory Contour Principle. A model in Dispersion Theory explains **DVD as a dissimilatory constraint and **TVDh as the consequence of an assimilatory constraint on *Dh.Show less
This thesis provides evidence for a perceived overextension of labialisation of coda consonants following rounded vowels in the speech of (Saigon) Vietnamese speakers in the Netherlands. The...Show moreThis thesis provides evidence for a perceived overextension of labialisation of coda consonants following rounded vowels in the speech of (Saigon) Vietnamese speakers in the Netherlands. The regular labialisation of velar codas after rounded vowels seemed to appear in alveolar codas as well. Sixteen speakers participated in a picture-naming task designed to elicit words containing both types of codas following rounded and unrounded vowels. The speakers were either second generation/heritage speakers, first generation/baseline speakers or homeland speakers. Although the data were limited, evidence was found that the overextension is a change in progress (at least in the Netherlands). This change has made most progress in heritage speakers, followed by baseline speakers and homeland speakers show the fewest signs of the overextension. The overextension is also limited to codas following two of the three rounded vowels of Vietnamese, whereas the original labialisation occurs after all rounded vowels. It was thus concluded that the overextension is a change in progress, possibly limited to speakers of Vietnamese in the Netherlands. The fact that heritage speakers show the greatest change, provides new perspectives in the field of the phonologies of heritage languages.Show less
In previous studies, linguistic anticipatory processes in the brain have been investigated extensively, but mostly in a monolingual environment where native speakers of a certain language were...Show moreIn previous studies, linguistic anticipatory processes in the brain have been investigated extensively, but mostly in a monolingual environment where native speakers of a certain language were listening to native speakers of the same language. In this study, we investigated the effect of non-native speech on predictions made by native listeners of Dutch, in a within-subjects design. We used highly predictive sentence contexts in combination with mismatched articles in order to measure the anticipatory effects before the occurence of the predicted noun. We found both an early (120 - 300 ms) and a late (400 - 600 ms) ERP negativity which were affected independently by the speaker accent variable: when participants listened to foreign-accented speech, the early negativity disappeared. However, behavioural performance, as measured by a subsequent lexical recognition task, was not affected by speaker accent. We argue that the results from our experiment have implications for the interpretation of the N400 as well as the proposed Phonological Mismatch Negativity effects and consequently provide an interesting view on the specifics of top-down sentence comprehension.Show less
Artificial Grammar Learning (AGL) is a powerful experimental paradigm for testing specific hypotheses about language acquisition but is limited because of its reliance on meaningless grammatical...Show moreArtificial Grammar Learning (AGL) is a powerful experimental paradigm for testing specific hypotheses about language acquisition but is limited because of its reliance on meaningless grammatical structures. Meanwhile, formal and computational semantics provide rigorous ways to define and calculate meanings for formal languages, but are typically only used to describe or simulate the linguistic competence of adult speakers. This thesis attempts to connect these two fields by proposing a new type of AGL experiment that uses a language with both a context-free syntax and a formally defined semantics which can be used to express spatial relationships between objects. Moreover, using a computer simulation in which an Intelligent Agent (IA) acquires such a language, it shows how this new paradigm can be used to test psycholinguistic hypotheses about the acquisition of both syntax and semantics.Show less
