Gottlob Frege (1848-1925) wordt door velen beschouwd als de ‘vader’ van de analytische filosofie. Waar Immanuel Kant al een uitgebreide oordeelstheorie tot leven heeft weten te brengen, verschillen...Show moreGottlob Frege (1848-1925) wordt door velen beschouwd als de ‘vader’ van de analytische filosofie. Waar Immanuel Kant al een uitgebreide oordeelstheorie tot leven heeft weten te brengen, verschillen Kant’s en Frege’s noties van oordeel sterk van elkaar. In deze scriptie staat de vraag centraal: wat is de verhouding tussen Frege’s oordeelsbegrip en zijn notie van kennis? De hoofdvraag is uiteengezet in drie deelvragen: hoe moet Frege’s oordeelsbegrip begrepen worden? De tweede deelvraag: wat is de epistemische component van Frege’s oordeelsbegrip? De laatste deelvraag: hoe moet Frege’s notie van kennis uitgelegd worden? In hoofdstuk 1 wordt beargumenteerd dat Frege’s oordeelsbegrip vanuit de logica gezien geen empirische notie is en dat Frege’s oordeelsbegrip een primitieve notie (sui generis) is. Daarnaast wordt gesteld dat Frege’s oordeelsbegrip niet gezien moet worden als een vorm van voor ‘waar-houden’ (Führwahrhalten). In hoofdstuk 2 wordt beargumenteerd dat de epistemische component binnen Frege’s oordeelsbegrip gevonden moet worden in de cognitieve waarde (Erkenntniswert). In tegenstelling tot wat vele filosofen over Frege’s cognitieve waarde beweren, moet de cognitieve waarde niet alleen uitgelegd worden door middel van de ‘de betekenisinhoud’ (Sinn), maar ook door middel van het begrip ‘verwijzing’ (Bedeutung). In hoofdstuk 3 zal beargumenteerd worden dat volgens Frege een term als ‘waarheid’ (Duits: wahrheit) als iets objectiefs gezien moet worden. Frege stelt daarnaast dat kennis ‘gerealiseerd’ (Frege spreekt over vollzieht) wordt tijdens een oordeelsact. ‘Realiseren’ moet hier los gezien worden van de opvatting dat kennis door het menselijke denken gecreëerd wordt.Show less
De centrale vraag in dit paper is wat een ware negatieve propositie waar maakt. Kan dit een negatief feit zijn, of moet het op de een of andere manier door een verzameling positieve feiten worden...Show moreDe centrale vraag in dit paper is wat een ware negatieve propositie waar maakt. Kan dit een negatief feit zijn, of moet het op de een of andere manier door een verzameling positieve feiten worden waargemaakt? Er is in de analytische filosofie een discussie gaande over het al dan niet bestaan van negatieve feiten en hier onderzoek ik de vraag wat feiten zijn en hoe negatieve feiten hier wel of niet inpassen. Of negatieve feiten worden erkend of niet blijkt vooral te maken te hebben met de opvatting over de ontologische status van feiten zelf. Russell, die het begrip introduceerde, ziet feiten als aparte ontologische categorie en laat toe dat feiten van abstracte aard kunnen zijn. Peter Simons, hedendaags verdediger van de analytische filosofie, beschouwt feiten aan de andere kant als fysieke objecten in een toestand. In deze materialistische visie is geen ruimte voor negatieve feiten en moet een ware negatieve propositie op de een of andere manier worden waargemaakt aan de hand van positieve feiten. Ik zal argumenteren voor een positie waarbij feiten uit zowel fysieke als abstracte onderdelen kunnen bestaan en dat feiten in ieder geval voor een deel afhankelijk zijn van denkende subjecten. Dat zij hiervan afhankelijk zijn doet echter geen afbreuk aan de objectiviteit van feiten. Met deze opvatting over wat feiten zijn, is er geen probleem met het aannemen dat negatieve feiten bestaan en vormt deze aanname de meest eenvoudige en natuurlijke oplossing voor wat een ware negatieve propositie waar maakt.Show less