Dit onderzoek gaat over de invloed van psychologisch eigenaarschap van de organisatie en identificatie met de organisatie, en de voorspellers van deze variabelen (controle, vertrouwdheid, respect...Show moreDit onderzoek gaat over de invloed van psychologisch eigenaarschap van de organisatie en identificatie met de organisatie, en de voorspellers van deze variabelen (controle, vertrouwdheid, respect en prestige), op het doneren aan non-profit organisaties, in de vorm van tijd en/of geld. Er is een cross-sectioneel vragenlijst onderzoek gedaan, onder vrijwilligers bij non-profit organisaties (n = 105) in de Verenigde Staten. Een eerste multipele regressieanalyse toonde aan dat identificatie met de organisatie direct en positief gerelateerd is aan de bereidheid om geld te doneren, maar psychologisch eigenaarschap van de organisatie niet. Een tweede multipele regressieanalyse toonde dat controle over de organisatie direct en positief gerelateerd is aan het ervaren van psychologisch eigenaarschap van de organisatie, maar vertrouwdheid met de organisatie niet. Een derde multipele regressieanalyse toonde dat respect direct en positief gerelateerd is aan identificatie met de organisatie, maar prestige niet. De relevante mediatie regressieanalyse toonde dat respect binnen de organisatie indirect significant positief gerelateerd is aan bereidheid om geld te doneren aan de organisatie, via identificatie met de organisatie. Theoretische en praktische implicaties, beperkingen en suggesties voor verder onderzoek worden besprokenShow less
Dit onderzoek richt zich op de bereidheid van leden van het algemeen publiek om te doneren aan non-profitorganisaties en de rol van affiniteit met de organisatie met voorspellende en modererende...Show moreDit onderzoek richt zich op de bereidheid van leden van het algemeen publiek om te doneren aan non-profitorganisaties en de rol van affiniteit met de organisatie met voorspellende en modererende variabelen (persoonlijke relevantie van de organisatie, persoon-organisatie fit en vertrouwen). Het doel van het onderzoek was om te bekijken welke factoren de bereidheid om geld te doneren beïnvloeden. Het onderzoek had een cross-sectioneel onderzoeksdesign. Deelnemers waren leden van het algemeen publiek uit de Verenigde Staten van Amerika die werden geworven voor deelname aan het onderzoek via Academic Prolific (N = 100). Een multiple regressieanalyse toonde aan dat persoonlijke relevantie van de organisatie en persoon-organisatie fit allebei een significante, directe en positieve relatie hebben met affiniteit met de non-profitorganisatie. Een volgende regressieanalyse toonde aan dat affiniteit met de organisatie tevens een significante, directe en positieve relatie heeft met bereidheid om te doneren. Een mediatieregressieanalyse toonde aan dat persoon-organisatie fit en persoonlijke relevantie van de organisatie beiden een indirecte en positieve relatie hebben met bereidheid om te doneren, waarbij affiniteit met de non-profitorganisatie de mediator is. Een moderatieregressieanalyse toonde aan dat affiniteit met de organisatie en vertrouwen in de organisatie niet significant interacteren in het voorspellen van donatiebereidheid in de vorm van geld. Theoretische en praktische implicaties en beperkingen en suggesties voor verder onderzoek worden besproken in de discussiesectie.Show less
Dit onderzoek richt zich op het bevorderen van donatiegedrag onder vrijwilligers van non-profit organisaties. Het theoretisch model van het onderzoek stelt dat controle, prestige en...Show moreDit onderzoek richt zich op het bevorderen van donatiegedrag onder vrijwilligers van non-profit organisaties. Het theoretisch model van het onderzoek stelt dat controle, prestige en organisatorische competentie via respectievelijk collectief psychologisch eigenaarschap van de non-profit organisatie en identificatie met de non-profit organisatie invloed hebben op donatiebereidheid. Een cross-sectionele vragenlijst is afgenomen op Amazon Mechanical Turk onder vrijwilligers (n = 105) van non-profit organisaties afkomstig uit de Verenigde staten. De eerste multipele regressieanalyse toonde aan dat er geen directe positieve relatie van collectief psychologisch eigenaarschap van de organisatie met donatiebereidheid is, maar dat er wel een positieve directe relatie is van identificatie met de organisatie met donatiebereidheid. Een tweede multipele regressieanalyse toonde een directe positieve relatie van controle binnen de organisatie met collectief psychologisch eigenaarschap, geen direct effect van prestige op identificatie met de organisatie, en wel een directe positieve relatie van organisatorische competentie met identificatie van de organisatie. Mediatieregressieanalyse toonde een significant indirect positief effect van organisatorische competentie op donatiebereidheid via identificatie met de organisatie als mediator. Theoretische en praktische implicaties, en beperkingen en suggesties voor verder onderzoek, worden besproken.Show less
Non-profit organisaties (NPO's) hebben baat bij donaties. Dit onderzoek richt zich op het verband tussen affiniteit met de non-profit organisatie en donatiebereidheid, en empathie met de mensen die...Show moreNon-profit organisaties (NPO's) hebben baat bij donaties. Dit onderzoek richt zich op het verband tussen affiniteit met de non-profit organisatie en donatiebereidheid, en empathie met de mensen die geholpen worden door de non-profit organisatie en donatiebereidheid, bij leden van het algemeen publiek. Ook worden de voorspellers van affiniteit met de non-profitorganisatie en empathie met de met de mensen die geholpen worden door de NPO belicht. Middels dit onderzoek wordt duidelijk hoe gelddonatiebereidheid kan worden vergroot. Het onderzoek is uitgevoerd met een cross-sectioneel design in de vorm van een vragenlijst, die is afgenomen bij leden van het algemeen publiek (n=100). Uit de eerste multipele regressieanalyse blijkt dat de voorspeller affiniteit met de non-profit organisatie direct en positief relateert aan gelddonatiebereidheid, empathie niet. Uit de tweede multipele regressieanalyse blijkt dat de voorspeller sociale identiteit direct en positief relateert aan affiniteit met de organisatie. Uit deze multipele regressieanalyse blijkt ook persoonlijke relevantie van de organisatie marginaal direct en positief relateert aan affiniteit met de organisatie. Uit de derde multipele regressieanalyse blijkt dat altruïsme direct en positief relateert aan empathie, morele identiteit niet. Uit de vier mediatieanalyses is gebleken dat er indirecte en positieve relaties zijn tussen persoonlijke relevantie van de organisatie, sociale identiteit match met gelddonatiebereidheid via affiniteit met de organisatie. Er zijn geen indirecte en positieve relaties zijn tussen morele identiteit en altruïsme op gelddonatiebereidheid via empathie. Theoretische en praktische implicaties, beperkingen en suggesties voor verder onderzoek worden besproken.Show less
Identification with all humanity is an important construct for solving global issues but is often hard to achieve. Based on Optimal Distinctiveness Theory, it was predicted that exposure to a dual...Show moreIdentification with all humanity is an important construct for solving global issues but is often hard to achieve. Based on Optimal Distinctiveness Theory, it was predicted that exposure to a dual identity (comprising the most abstract social category: humanity in combination with another social category) could lead to a stronger identification with all humanity. With a dual identity, the excessive inclusiveness of humanity is compensated by the distinctiveness of a less inclusive social identity. The research started with a pre-measurement, then people were exposed to a dual identity in which humanity was combined with a social category (the neighborhood, city/village, the Netherlands, or Europe). Distinctiveness, inclusiveness, the degree of identification with the social category, and harmony with humanity were measured. After this manipulation, people completed the IWAH questionnaire, and their attitude towards global problems was measured. The results showed no significant difference between the experimental conditions and the control condition on identification with all humanity after the exposure to dual identity. However, people exposed to very inclusive social categories created more identification with all humanity and experienced more harmony than people in the less inclusive social category conditions. A relationship was found between identification with all humanity and a positive attitude towards solving global problems. Results are discussed in terms of a successful but reversed effect of dual identity. Theoretical and methodological reasons for the reversed effect are discussed and suggestions for further research are given.Show less
The current research investigated how a third-party observer interprets a request for help from the high-status group to the low-status group as a sign of gentle dominance. Gentle dominance was...Show moreThe current research investigated how a third-party observer interprets a request for help from the high-status group to the low-status group as a sign of gentle dominance. Gentle dominance was operationalized as a combination of two helping motives: inclusion and superiority. We expected that participants in the stable status relationship condition would more often attribute a high-status group's request for help to a low-status group to be rooted in a gentle dominance motive compared to participants in the unstable status relationship condition, but only when the two groups had a common identity rather than separate identities. Participants were randomly assigned to one of the four conditions of a 2 (Stability: stable vs. unstable) x 2 (Identity: common identity vs. separate identities) between-subjects experimental design. Results from an online questionnaire (N = 212) did not support previous research and our predictions that both a stable status hierarchy and the presence of a common identity were attributed to the gentle dominance motive. Exploratory analyses showed that participants perceived more prosocial emotions, from the requesting high-status group to the low-status group, when the groups had a common identity. Conversely, more negative emotions were found in the separate identities condition and unstable status relations, indicating that the high-status group wants to protect their high-status position. Implications of these findings in help-seeking as the high-status group are discussed.Show less