Achtergrond Wereldwijd zijn er 89,3 miljoen mensen gedwongen op de vlucht. De prevalentie van mentale ziektes zoals post-traumatische stressstoornis (PTSS), depressie en angst is hoger bij...Show moreAchtergrond Wereldwijd zijn er 89,3 miljoen mensen gedwongen op de vlucht. De prevalentie van mentale ziektes zoals post-traumatische stressstoornis (PTSS), depressie en angst is hoger bij vluchtelingen dan bij mensen die niet op de vlucht zijn. Er zijn verschillende behandelmethoden ontwikkelt die proberen de mate van PTSS, depressie en angst te verminderen, zoals cognitieve gedragstherapie (CGT), narrative exposure therapie (NET) of eye movement desensitization and reprocessing (EMDR). Door culturele overtuigingen kunnen symptomen van mentale ziektes en denkbeelden over behandelmethoden verschillen tussen culturen. Het doel van deze systematische review is om door middel van een meta-analyse te achterhalen of er verschil is in de effectiviteit van psychosociale behandelmethoden voor PTSS, depressie en angst bij westerse versus niet westerse vluchtelingen. Resultaten Psychosociale behandelmethoden hebben een significant verlagend effect op de mate van PTSS, depressie en angst bij vluchtelingen. Voor PTSS is dit effect z = -13.883, p < .001, voor depressie is dit effect z = -9.062, p < .001 en voor angst is dit effect z = -9.375, p < .001. Er is geen significant verschil gevonden tussen de effectiviteit van behandelmethoden voor PTSS, depressie en angst voor westerse versus niet-westerse vluchtelingen. Conclusie De meta-analyse toont aan dat de psychosociale behandelmethoden de mate van PTSS, depressie en angst significant verminderen bij vluchtelingen. Er zijn geen significante verschillen in effectiviteit van de behandelmethoden tussen westerse versus niet-westerse vluchtelingen gevonden waaruit geconcludeerd kan worden dat de behandelmethoden voor alle vluchtelingen even goed inzetbaar zijn.Show less
Lockdowns hebben tot een hogere mate van depressiviteit geleid onder de bevolking. Ook komt uit onderzoek naar voren dat depressiviteit in taalgebruik terug te vinden is. In dit onderzoek gaan we...Show moreLockdowns hebben tot een hogere mate van depressiviteit geleid onder de bevolking. Ook komt uit onderzoek naar voren dat depressiviteit in taalgebruik terug te vinden is. In dit onderzoek gaan we na of tijdens de eerste lockdown in Engeland het taalgebruik geassocieerd met depressiviteit ook veranderd is. In dit onderzoek zijn brieven die zijn geschreven voor de eerste lockdown (in de periode één januari tot en met 30 april 2019 en één januari tot en met 22 maart 2020) vergeleken met brieven die zijn geschreven tijdens de lockdown (in de periode 23 maart tot en met 30 april 2020; N = 1946). Deze brieven zijn verworven uit de nieuwsbron ‘The Guardian’. Taalgebruik geassocieerd met depressiviteit wordt in de huidige studie opgedeeld in zeven verschillende betekenisvolle woordcategorieën opgesteld door het ‘Linguistic Inquiry and Word Count’. Deze woordcategorieën betreffen ‘eerste persoon enkelvoud’, ‘absoluut taalgebruik’, ‘positieve emoties’, ‘negatieve emoties’, ‘angst’, ‘boosheid’ en ‘verdriet’. De resultaten laten zien dat het taalgebruik geassocieerd met depressiviteit op verschillende woordcategorieën veranderd is. De briefschrijvers gebruiken ten tijde van de lockdown relatief meer woorden geschreven in de eerste persoon enkelvoud, woorden gerelateerd aan angst en marginaal meer woorden gerelateerd aan verdriet. Tevens gebruiken de briefschrijvers tijdens de lockdown relatief minder woorden met een positieve lading en woorden gerelateerd aan boosheid. Er is bij de briefschrijvers geen verandering gevonden in de mate van woordgebruik gerelateerd aan negatieve emoties en absoluut taalgebruik. De data laten dus zien dat er tijdens de lockdown een verandering is opgetreden in taalgebruik. We bediscussiëren dat achter taalgebruik psychologische processen kunnen meespelen en wijzen voorzichtig in de richting dat taalgebruik dit bloot kan leggen. We gaan in op de aard van de levensgebeurtenissen in relatie tot taalgebruik, waarbij we noemen dat vervolgonderzoek hier meer zicht in kan bieden.Show less