In deze studie werd de betrouwbaarheid en de validiteit van de in Amerika gevalideerde MC-HOME Inventory (Middle Childhood - Home Observation for Measurement of the Environment) onderzocht in de...Show moreIn deze studie werd de betrouwbaarheid en de validiteit van de in Amerika gevalideerde MC-HOME Inventory (Middle Childhood - Home Observation for Measurement of the Environment) onderzocht in de Nederlandse thuisomgeving. Bij 182 gezinnen met een kind (77 jongens en 105 meisjes) in de leeftijd van 6-10 jaar werd de MC-HOME afgenomen. In deze studie werd bij het valideren van de Nederlandse MC-HOME gebruik gemaakt van de volgende instrumenten: de NOSIK, de CBCL/6-18 en de PPVT-III. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de Nederlandse MC-HOME een instrument is met een matige interne consistentie, een goede interbeoordelaarsbetrouwbaarheid, een zwakke begripsvaliditeit en een redelijke predictieve validiteit. De bruikbaarheid van het instrument wordt geëvalueerd en er worden aanbevelingen gedaan.Show less
In deze studie zijn de problemen onderzocht die kinderen uit niet-westerse migrantengezinnen met een lage SES ervaren en het inzicht van ouders in deze problemen, in samenhang met de hoeveelheid...Show moreIn deze studie zijn de problemen onderzocht die kinderen uit niet-westerse migrantengezinnen met een lage SES ervaren en het inzicht van ouders in deze problemen, in samenhang met de hoeveelheid toezicht en gezamenlijke activiteiten. Ook zijn de gemiddelde verschillen tussen jongens en meisjes onderzocht in de hoeveelheid psychische problemen die zij ervaren, de mate van toezicht en de hoeveelheid gezamenlijke activiteiten met ouders. Voor dit onderzoek is een dagboek ontwikkeld dat door ouders en kinderen is ingevuld. De SDQ is als indicator gebruikt voor het meten van de hoeveelheid problemen die kinderen ervaren. De aanvullende vragen van de SDQ zijn ingevuld door ouders en kinderen om het inzicht te meten in de psychische problematiek. De studie is verricht bij 38 kinderen uit niet-westerse migrantengezinnen met een lage sociaal-economische status (SES), waarvan 22 jongens (57,9%) en 16 meisjes (42,1%) van 10 tot 12 jaar oud (M = 11.2, SD = .82). In niet-westerse migrantengezinnen met een lage SES geeft 22.7% van de ouders aan dat er veel tot ernstige problemen spelen bij hun zoons in vergelijking tot 43.7% van de dochters. Uit de resultaten blijkt dat de hoeveelheid gezamenlijke activiteiten en de mate van toezicht die ouders en kinderen rapporteren, geen sterke samenhang heeft met de hoeveelheid inzicht die ouders hebben in problemen die kinderen ervaren. De gemiddelde verschillen tussen jongens en meisjes zijn niet significant, in de mate van toezicht, de hoeveelheid gezamenlijke activiteiten met ouders en de hoeveelheid problemen die spelen. Een hogere mate van toezicht die ouders in huis rapporteren blijkt echter wel een marginaal significante voorspeller te zijn voor meer psychische problemen bij kinderen die opgroeien in niet-westerse migrantengezinnen.Show less
Een veel gebruikt instrument om de thuisomgeving van kinderen te onderzoeken is de HOME Inventory. In dit onderzoek wordt de betrouwbaarheid en de validiteit van de Nederlandse vertaling van de...Show moreEen veel gebruikt instrument om de thuisomgeving van kinderen te onderzoeken is de HOME Inventory. In dit onderzoek wordt de betrouwbaarheid en de validiteit van de Nederlandse vertaling van de Middle Childhood HOME vastgesteld. De steekproef bestond uit 148 kinderen in de leeftijd tussen 6 en 10 jaar oud. Door middel van een huisbezoek waarin een semi gestructureerd interview werd gehouden met de moeder en het kind werd de thuisomgeving onderzocht. De betrouwbaarheid is bepaald door het berekenen van de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid en de interne consistentie. De constructvaliditeit is onderzocht met een Principale componenten analyse. De criteriumvaliditeit is bepaald aan de hand van externe criteria (sociaaleconomische status, ouderlijke stress, cognitieve ontwikkeling van het kind, probleemgedrag bij het kind). De resultaten laten zien dat de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid en de criteriumvaliditeit goed zijn. De interne consistentie en de constructvaliditeit zijn onvoldoende. De Nederlandse vertaling van de MC-HOME blijkt een adequaat instrument om risicovolle thuisomgevingen vast te stellen en probleemgedrag en cognitief functioneren van kinderen te voorspellen. Het verdient echter aanbeveling om door middel van onderzoek enkele items van de Nederlandse vertaling van de MC-HOME te vernieuwen en specifiek te maken voor de huidige Nederlandse situatie.Show less
Normbesef is het hanteren van normen en waarden in het beoordelen van eigen gedrag. In dit onderzoek stond de vraag centraal of het normbesef en externaliserend probleemgedrag van Marokkaanse...Show moreNormbesef is het hanteren van normen en waarden in het beoordelen van eigen gedrag. In dit onderzoek stond de vraag centraal of het normbesef en externaliserend probleemgedrag van Marokkaanse hangjongeren met elkaar samenhangen en of deze samenhang verschilt voor de culturele identiteit van deze jongeren. De steekproef bestond uit 121 Marokkaanse jongens in de leeftijd van 16 tot 21 jaar (M = 18.35), die middels een vragenlijst deelnamen aan het onderzoek. In de vragenlijst waren schalen opgenomen voor onder andere externaliserend probleemgedrag en culturele identiteit. Voor het in kaart brengen van normbesef werden vignetten gehanteerd. Er bleek een significante samenhang tussen normbesef en externaliserend probleemgedrag. Daarnaast bleek een significante samenhang tussen culturele identiteit en externaliserend probleemgedrag. De samenhang tussen normbesef en externaliserend probleemgedrag werd niet gemedieerd door culturele identiteit.Show less
Deze studie onderzoekt de rol van normbesef in de samenhang tussen middelengebruik en externaliserend probleemgedrag. De steekproef omvatte 142 Zuid-Hollandse leerlingen (jongens en meisjes tussen...Show moreDeze studie onderzoekt de rol van normbesef in de samenhang tussen middelengebruik en externaliserend probleemgedrag. De steekproef omvatte 142 Zuid-Hollandse leerlingen (jongens en meisjes tussen 16-18 jaar op vmbo-t/havo/vwo-scholen). De door de scholieren ingevulde vragenlijst bestond uit een Vragenlijst Middelengebruik gebruikt door het Trimbos-instituut, de Normbesef Vignetten en de SDQ. Uit de mediatieanalyse volgens Preacher en Hayes (2004) blijkt dat normbesef geen mediërende functie heeft voor de samenhang tussen middelengebruik en externaliserend probleemgedrag. Er is ook geen sprake van moderatie. Dit onderzoek onderbouwt het verhogen van de leeftijd waarop alcohol gekocht en gebruikt mag worden naar 18 jaar of ouder. Interventies die ingrijpen op normbesef hebben vermoedelijk weinig invloed op de relatie tussen alcohol- en drugsgebruik en externaliserend probleemgedrag.Show less
In dit onderzoek is gekeken naar ouder- en leerling factoren die mogelijk een relatie hebben met de schoolbetrokkenheid van leerlingen van 12 tot en met 16 jaar op het VMBO. Er is onderzocht of...Show moreIn dit onderzoek is gekeken naar ouder- en leerling factoren die mogelijk een relatie hebben met de schoolbetrokkenheid van leerlingen van 12 tot en met 16 jaar op het VMBO. Er is onderzocht of autochtone en allochtone leerlingen gemiddelde verschillen laten zien wat betreft schoolbetrokkenheid, ervaren sociale ouderondersteuning en levenstevredenheid. Daarnaast is onderzocht of de ervaren sociale ouderondersteuning en levenstevredenheid de schoolbetrokkenheid voorspellen en of etniciteit hier een modererende rol in speelt. Dit onderzoek is verricht om inzicht te krijgen in factoren die mogelijk leiden tot verborgen schooluitval, wat op de lange termijn tot daadwerkelijke schooluitval kan leiden. Tijdens het schooljaar 2012 – 2013 hebben 424 leerlingen deelgenomen aan dit onderzoek, waarvan 353 autochtone leerlingen en 67 allochtone leerlingen. De gemiddelde leeftijd van de autochtone leerlingen was 14.2 jaar (SD = 0.87). De gemiddelde leeftijd van de allochtone leerlingen was eveneens 14.2 jaar (SD = 0.90). Uit de resultaten is gebleken dat autochtone en allochtone leerlingen gemiddeld niet verschillen wat betreft schoolbetrokkenheid, ervaren sociale ouderondersteuning en levenstevredenheid. Daarnaast blijkt dat de ervaren sociale ouderondersteuning in combinatie met de levenstevredenheid de schoolbetrokkenheid voorspelt bij autochtone leerlingen maar niet bij allochtone leerlingen. Er is geen modererend effect gevonden. Het gebrek aan significante resultaten wordt mogelijk deels veroorzaakt door de ongelijke steekproef verdeling.Show less
In deze studie is onderzocht of ouderlijke controle van invloed is op het normbesef van Marokkaanse hangjongeren en het externaliserende probleemgedrag dat ze vertonen. Bij 122 Marokkaanse jongens...Show moreIn deze studie is onderzocht of ouderlijke controle van invloed is op het normbesef van Marokkaanse hangjongeren en het externaliserende probleemgedrag dat ze vertonen. Bij 122 Marokkaanse jongens uit de Randstad van 16 tot 21 jaar (M=18.51, SD=1.78) zijn vragenlijsten afgenomen naar het normbesef van de jongeren, de ouderlijke controle en het externaliserende probleemgedrag van de jongeren. Uit regressie analyses bleek ouderlijke controle geen voorspeller te zijn van normbesef of van externaliserend probleemgedrag, ook niet als normbesef als mediërende factor werd genomen. Normbesef hangt wel samen met externaliserend probleemgedrag. Uit deze studie blijkt de oorzaak voor probleemgedrag bij Marokkaanse hangjongeren bij de jongeren zelf te liggen, in plaats van bij de ouders. Normbesef kan in de toekomst een belangrijk interventiepunt zijn bij de aanpak van antisociale gedragingen. Onderzoek naar de sensitieve kant van het ouderschap en naar de invloed van de peergroep zou meer inzicht kunnen opleveren in de ontwikkeling van normbesef en externaliserend probleemgedrag bij Marokkaanse hangjongeren.Show less
Voortijdig schoolverlaten is een groot probleem onder jongeren, vooral allochtone jongeren verlaten vaker voortijdig school. Aan de hand van deze studie is onderzocht in welke mate ouderlijke steun...Show moreVoortijdig schoolverlaten is een groot probleem onder jongeren, vooral allochtone jongeren verlaten vaker voortijdig school. Aan de hand van deze studie is onderzocht in welke mate ouderlijke steun en sociaal-economische status samenhangen met schoolbetrokkenheid en hoe dit verschilt voor autochtonen en allochtonen. Er zijn 410 vmbo-leerlingen (12-16 jaar) van vijf scholen in Nederland onderzocht. Uit de resultaten bleek dat er geen verschil is in schoolbetrokkenheid tussen autochtonen en allochtonen, het hogere percentage allochtone voortijdig schoolverlaters kan dus niet verklaard worden door lagere schoolbetrokkenheid. Er is voor allochtonen wel een verband gevonden tussen SES en schoolbetrokkenheid, allochtone jongeren met een lagere SES zijn meer betrokken bij school. Ten slotte zijn autochtone jongeren die meer ouderlijke steun ontvangen meer betrokken bij school.Show less
In dit onderzoek is nagegaan in hoeverre discriminatie, autoritaire persoonlijkheid en externaliserend gedrag samenhangt met radicalisering. En in hoeverre dit bij jongens en meisjes verschilt. Bij...Show moreIn dit onderzoek is nagegaan in hoeverre discriminatie, autoritaire persoonlijkheid en externaliserend gedrag samenhangt met radicalisering. En in hoeverre dit bij jongens en meisjes verschilt. Bij Islamitische jongeren (N = 68) in de leeftijd van 14 tot 21 jaar zijn vragenlijsten afgenomen op scholen en in moskeeën. Meisjes uit dit onderzoek blijken in dezelfde mate te radicaliseren als jongens. Noch zijn er verschillen gevonden tussen jongens en meisjes in discriminatie, autoritaire persoonlijkheid en externaliserend gedrag. Zowel een autoritaire persoonlijkheid, als discriminatie bleek samen te hangen met radicalisatie.Show less
Er is veel onderzoek gedaan naar identiteitsontwikkeling bij adolescenten. Van de rol van social media binnen de identiteitsontwikkeling van jongeren met een islamitische achtergrond is nog weinig...Show moreEr is veel onderzoek gedaan naar identiteitsontwikkeling bij adolescenten. Van de rol van social media binnen de identiteitsontwikkeling van jongeren met een islamitische achtergrond is nog weinig bekend, dit terwijl sociaal media een dominante rol inneemt bij de dagelijkse activiteiten van jongeren. In dit onderzoek is bij islamitische jongeren tussen de 16 en 21 jaar nagegaan hoe het gebruik van social media samenhangt met de ontwikkeling van identiteit. Daarbij is de relatie tussen exploratie op social media en internet en het ervaren van discriminatie op social media en internet met betrekking tot identiteitsontwikkeling nagegaan. Aan de jongeren die hebben meegewerkt aan dit onderzoek is gevraagd vragenlijsten in te vullen. Uit deze vragenlijst zijn drie constructen van identificatie herleid, namelijk islamitische identificatie, Nederlandse identificatie en Nederlandse disidentificatie. Om meer inzicht te verkrijgen in de ervaringen omtrent social media hebben met een aantal jongeren diepte-interviews plaatsgevonden. De resultaten geven weer dat jongeren met hun geloof bezig zijn op social media en internet. Daarnaast is er een beperkte mate van discriminatie gevonden op social media en internet. Exploratie op social media blijkt een significante voorspeller voor islamitische identificatie. Ervaren discriminatie blijkt, in tegenstelling tot wat eerder onderzoek suggereert, geen voorspellende waarde te hebben voor Nederlandse disidentificatie. Jongeren lijken discriminatie te attribueren, dat mogelijk duidt op een copingsmechanisme. Internet en social media blijken veilige platformen om meer over de eigen etniciteit en religie te leren, dit draagt bij aan een positieve identiteitsvorming.Show less
Middels dit onderzoek is nagegaan of er een verband bestaat tussen mediagebruik en gedragsproblemen. De onderzoeksgroep bestaat uit 38 kinderen uit groep zeven en acht (10-13 jaar), afkomstig uit...Show moreMiddels dit onderzoek is nagegaan of er een verband bestaat tussen mediagebruik en gedragsproblemen. De onderzoeksgroep bestaat uit 38 kinderen uit groep zeven en acht (10-13 jaar), afkomstig uit lage SES-milieus. De dataverzameling bestaat uit het invullen van de School Vragen Lijst en de Strenghts and Difficulties Questionnaire. Tevens hebben de kinderen drie dagen een dagboek bijgehouden over hun vrijetijdsbesteding. Er zijn geen significante verbanden gevonden voor internetten, tv-kijken en gamen. Dit onderzoek heeft aangetoond dat bij deze doelgroep de vrijetijd grotendeels wordt ingevuld met mediagebruik. Het is van groot belang dat ouders/verzorgers en leerkrachten bekend zijn met de mogelijke langetermijngevolgen.Show less
The aim of this study was to examine the relationship between personal perceived discrimination, group perceived discrimination and perceived barriers with internalizing and externalizing problem...Show moreThe aim of this study was to examine the relationship between personal perceived discrimination, group perceived discrimination and perceived barriers with internalizing and externalizing problem behavior among Muslim adolescents in the Netherlands. The sample consisted of 62 respondents aged from 14 to 21. The results show a significant difference between the prevalence of personal perceived discrimination and group perceived discrimination. The respondents report more group perceived discrimination, as expected. Also a significant relationship between perceived barriers and externalizing problem behavior is found. Respondents that report more perceived barriers have scores that indicate more externalizing problem behavior. Explanations for the results are discussed as well as suggestions for future research and implications.Show less