Het huidige onderzoek richt zich op de betrouwbaarheid en validiteit van de Nederlandse vertaling van de HOME-MC. Aan het onderzoek hebben 167 Nederlandse gezinnen deelgenomen, met kinderen in de...Show moreHet huidige onderzoek richt zich op de betrouwbaarheid en validiteit van de Nederlandse vertaling van de HOME-MC. Aan het onderzoek hebben 167 Nederlandse gezinnen deelgenomen, met kinderen in de leeftijd van 5 tot 11 jaar (M= 7.89 jaar, SD = 1.28). Binnen dit cross-sectionele onderzoek zijn twee wetenschappers bij hen op huisbezoek gegaan. Tijdens het huisbezoek werden de FAS, NOSI(K), PPVT, CBCL en naar het Nederlands vertaalde HOME-MC afgenomen. Bovendien zijn demografische variabelen verzameld. Vervolgens is door middel van Cronbach’s Alpha de interne consistentie onderzocht van de Nederlandse vertaling van de HOME-MC. Deze varieerde van α = .10 tot α = .60. Analyse van de onderzoeksresultaten duidt significante correlaties aan tussen de HOME-MC en (a) de mate van intelligentie van een kind (𝑟!(141) = .20, p = .017), (b) de mate van totale gedragskenmerken (𝑟!(107) = .22, p = .023) en (c) de externe gedragskenmerken die kinderen ontwikkelen (𝑟!(129) = .21, p = .019). Bovendien is een voldoende convergente validiteit vastgesteld, waarbij een vergelijking is gemaakt met de ouderlijke stressindex en de sociaal economische status van het gezin. Daarentegen is sprake van een onvoldoende factorstructuur en matige interne consistentie. Naar aanleiding van het onderzoek is te stellen dat de HOME-MC een adequate voorspeller is voor kinduitkomsten, die op eenvoudige wijze in de praktijk te implementeren is. Het dient wel aan te bevelen om items te modificeren naar Nederlandse maatschaven, huidige empirische kennis en technologische ontwikkelingen om de betrouwbaarheid van de HOME-MC te vergroten.Show less
Eerder onderzoek heeft aangetoond dat verschillende (karakter)eigenschappen van ouders een belangrijke rol kunnen spelen bij de aanwezigheid van ouderlijke stress. Er is echter relatief weinig...Show moreEerder onderzoek heeft aangetoond dat verschillende (karakter)eigenschappen van ouders een belangrijke rol kunnen spelen bij de aanwezigheid van ouderlijke stress. Er is echter relatief weinig bekend over de relatie tussen kindfactoren en ouderlijke stress. Derhalve wordt in het huidig onderzoek de rol van gedragsproblemen van kinderen bestudeerd in het verband tussen het geslacht van kinderen en ouderlijke stress. Bij 99 gezinnen met kinderen in de middle childhood (M = 8.04) werden huisbezoeken afgelegd, waarbij de aanwezigheid van externaliserende en internaliserende gedragsproblemen, evenals de mate van ouderlijke stress werden gemeten. De mediatieanalyse wees uit dat gedragsproblemen geen mediërende rol spelen in het verband tussen het geslacht van kinderen en ouderlijke stress. Desalniettemin bleken zowel externaliserende als internaliserende gedragsproblemen positief samen te hangen met ouderlijke stress. Deze bevindingen tonen aan dat er bij de ontwikkeling van interventies gericht op gedragsproblemen van kinderen, eveneens rekening gehouden dient te worden met kenmerken van ouders, zoals ouderlijke stress.Show less
1) Little is known about the relationship between a child’s intelligence and parental stress. Few studies in the USA and Japan have shown that parents of children with a low intelligence score or a...Show more1) Little is known about the relationship between a child’s intelligence and parental stress. Few studies in the USA and Japan have shown that parents of children with a low intelligence score or a high intelligence experience more stress raising their children than parents of children with an average intelligence. 2) The goal of this study is to investigate the relationship between the child’s intelligence and parental stress. This relationship is corrected for by the child’s behavioural problems. 3) The sample in this study consisted of 107 children with either their father of mother, who lived in the Netherlands. They filled in self reports (NOSI(K), CBCL/6-18) and the child’s intelligence was tested (PPVT-III-NL). 4) The relationship between child’s intelligence and parental stress was found to be not significant in this study. The relationship remained insignificant when corrected for problem behaviour of the child. 5) A possible explanation for these results is the higher than average intelligence of the children in this sample. Further arguments may be expectations of Dutch parents for their children, which might differ from expectations of American and Japanese parents.Show less
In dit onderzoek wordt onderzocht of ouderlijke stress, de leermaterialen en –mogelijkheden van kinderen en/of de aangeboden verrijking aan kinderen de mogelijk negatieve relatie tussen sociaal...Show moreIn dit onderzoek wordt onderzocht of ouderlijke stress, de leermaterialen en –mogelijkheden van kinderen en/of de aangeboden verrijking aan kinderen de mogelijk negatieve relatie tussen sociaal economische status (SES) van ouders en de gedragsproblemen van kinderen in de leeftijd van zes tot tien jaar in Nederland medieert. Er zijn bij 107 gezinnen huisbezoeken afgenomen. Om de data te verzamelen is er gebruik gemaakt van de FAS, de HOME-MC, de NOSI-K en de CBCL. Uit de resultaten is gebleken dat er in Nederland voorlopig geen relatie lijkt te bestaan tussen de SES van ouders en de gedragsproblemen van kinderen tussen de zes en tien jaar en dat de variabelen ouderlijke stress, leermaterialen en –mogelijkheden en verrijking geen mediatoren zijn. Echter, er is wel een relatie gevonden tussen de variabelen ouderlijke stress en gedragsproblemen van kinderen onafhankelijk van de variabele SES. Dit zou implicaties kunnen bieden voor interventies die zich richten op gedragsproblemen en dit gegeven zou een rol kunnen spelen bij het screenen van gezinnen.Show less
Literatuur met betrekking tot ouderlijke stress, kwaliteit van het ouderschap en probleemgedrag impliceert dat kwaliteit van het ouderschap een mediërende rol speelt in het verband tussen...Show moreLiteratuur met betrekking tot ouderlijke stress, kwaliteit van het ouderschap en probleemgedrag impliceert dat kwaliteit van het ouderschap een mediërende rol speelt in het verband tussen ouderlijke stress en probleemgedrag. Desondanks hebben weinig onderzoekers dit model nader onderzocht. Huidig onderzoek is opgezet met als doel de onderlinge relatie tussen ouderlijke stress, kwaliteit van het ouderschap en internaliserend en externaliserend probleemgedrag in kaart te brengen. Aan het onderzoek hebben 104 ouders met hun kind in de leeftijd van 5 tot en met 11 jaar deelgenomen. Ouders werden verzocht een drietal vragenlijsten in te vullen, te weten de Nijmeegse Ouderlijke Stress Index verkort (NOSI-K), de Alabama Parenting Questionnaire (APQ) en de Child Behavior Checklist (CBCL). De resultaten toonden aan dat er sprake was van een sterk positief verband tussen ouderlijke stress en internaliserend alsmede externaliserend probleemgedrag. Echter, kwaliteit van het ouderschap medieerde niet in dit verband. De resultaten duiden het belang aan om het verband tussen ouderlijke stress en de kwaliteit van het ouderschap in relatie tot het probleemgedrag voort te zetten om als zodanig het begrip te vergroten en daarmee interventies ter voorkoming hetzij vermindering van probleemgedrag te ontwikkelen alsook te optimaliseren.Show less
In het huidige onderzoek is onderzocht of de Sociaal Economisch Status (SES) van een gezin en probleemgedrag van het kind samenhangen. Eveneens is onderzocht of deze mogelijke relatie gemedieerd...Show moreIn het huidige onderzoek is onderzocht of de Sociaal Economisch Status (SES) van een gezin en probleemgedrag van het kind samenhangen. Eveneens is onderzocht of deze mogelijke relatie gemedieerd wordt door de variabelen verrijking en leermaterialen en –mogelijkheden. Doormiddel van huisbezoeken waarbij de HOME-MC, de FAS en de CBCL afgenomen zijn is de data voor het onderzoek verzameld. Er zijn 101 respondenten opgenomen in het onderzoek. Volgens de resultaten van het huidige onderzoek is er geen relatie tussen de SES en probleemgedrag. Tevens fungeren de variabelen verrijking en leermaterialen en –mogelijkheden niet als mediator. Echter is er wel een verband gevonden tussen de SES en verrijking en is er sprake van een trend tussen leermaterialen en –mogelijkheden en probleemgedrag. Deze resultaten bieden aanknopingspunten voor interventies, zoals mogelijk de VVE-thuis.Show less
This study aimed to identify whether native Dutch adolescents’ contact frequency with Muslims at school is positively associated with more positive evaluations of Muslims, and if the willingness to...Show moreThis study aimed to identify whether native Dutch adolescents’ contact frequency with Muslims at school is positively associated with more positive evaluations of Muslims, and if the willingness to cooperate acted as a moderator of the effect of intergroup contact frequency on the evaluation of Muslims. As expected, findings posited that increased contact frequency and the willingness to cooperate with Muslims were indeed significantly related to increases of positive evaluations of Muslims. Additionally, the willingness to cooperate acted as a moderator of the effect of intergroup contact frequency on the evaluation of Muslims, having a facilitative effect. The present study attests to the effectiveness of the facilitative conditions through direct contact, as depicted by Allport’s (1954) intergroup contact theory.Show less
Er is al veel onderzoek gedaan naar de invloed van opvoedstijl op de ontwikkeling van probleemgedrag bij het kind. Echter komen veel onderzoeken tot tegenstrijdige conclusies wat betreft de invloed...Show moreEr is al veel onderzoek gedaan naar de invloed van opvoedstijl op de ontwikkeling van probleemgedrag bij het kind. Echter komen veel onderzoeken tot tegenstrijdige conclusies wat betreft de invloed die verschillende opvoedaspecten zouden hebben op de ontwikkeling van dit probleemgedrag. Het huidige onderzoek behandelt daarom de vraag of een positieve en/of negatieve opvoedstijl van invloed zijn op de ontwikkeling van internaliserend dan wel externaliserend probleemgedrag bij het kind. Bij steekproef van 103 ouders met een kind in de leeftijdscategorie zes tot elf jaar zijn de Alabama Parenting Questionnaire (APQ) en de Child Behavior Checklist (CBCL) afgenomen. Uit een multipele regressieanalyse kwam naar voren dat de ontwikkeling van zowel internaliserend als externaliserend probleemgedrag bij het kind deels voorspeld kan worden door een negatieve opvoedstijl. Een positieve opvoedstijl kwam in dit onderzoek niet naar voren als voorspellende factor. Met behulp van deze kennis kunnen ouders beter worden voorgelicht over de invloeden van het eigen opvoedgedrag op de ontwikkeling van hun kind en kan er opvoedingsadvies geformuleerd worden om ouders te helpen hun kind in een zo gunstig mogelijk opvoedingsomgeving te laten ontwikkelen.Show less
In het huidige onderzoek wordt gekeken of sociale steun van vrienden, sociale steun van ouder(s) en ervaren discriminatie voorspellers zijn van hidden drop-out. Hierbij wordt etniciteit meegenomen...Show moreIn het huidige onderzoek wordt gekeken of sociale steun van vrienden, sociale steun van ouder(s) en ervaren discriminatie voorspellers zijn van hidden drop-out. Hierbij wordt etniciteit meegenomen als moderator. Achtenveertig autochtone en 41 allochtone vmbo-leerlingen van 13 tot 17 jaar oud (Mleeftijd = 14.48, SDleeftijd = 0.93) uit Nederland zijn gevraagd een vragenlijst in te vullen. Uit regressie-analyses komt naar voren dat sociale steun van ouder(s) een voorspeller is van hidden drop-out. Wanneer onderscheid wordt gemaakt in etniciteit, zijn sociale steun van ouder(s) en ervaren discriminatie voorspellers van hidden drop-out bij allochtone leerlingen. Voor autochtone leerlingen zijn sociale steun van vrienden, sociale steun van ouder(s) en ervaren discriminatie in het huidige onderzoek geen voorspeller gebleken van hidden drop-out.Show less
In dit onderzoek is onderzocht wat de relaties is tussen de etniciteit, het zelfbeeld en de schoolbetrokkenheid van leerlingen uit het VMBO onderwijs in Nederland. De leerlingen (N=424) vulde een...Show moreIn dit onderzoek is onderzocht wat de relaties is tussen de etniciteit, het zelfbeeld en de schoolbetrokkenheid van leerlingen uit het VMBO onderwijs in Nederland. De leerlingen (N=424) vulde een zelf-beoordelingsvragenlijst in, waarmee de etniciteit, het zelfbeeld en de schoolbetrokkenheid van de leerling in kaart werden gebracht. In totaal hebben 243 jongens en 179 meisjes, in de leeftijd van 12 tot en met 15 jaar (M=14.21, SD = 0.88) een vragenlijst ingevuld. Er is een verschil gevonden in zelfbeeld tussen autochtone en allochtone leerlingen, deze leerlingen verschilden echter niet in schoolbetrokkenheid. Tussen de etniciteit en de schoolbetrokkenheid van de leerling is geen relatie gevonden, tevens wordt de relatie niet gemedieerd door het zelfbeeld van de leerling.Show less
Het doel van dit onderzoek was om na te gaan of normbesef samenhangt met de mate van externaliserend probleemgedrag bij Marokkaanse hangjongeren en of deze samenhang verschilt voor het aantal...Show moreHet doel van dit onderzoek was om na te gaan of normbesef samenhangt met de mate van externaliserend probleemgedrag bij Marokkaanse hangjongeren en of deze samenhang verschilt voor het aantal hanguren per week. Honderdeenentwintig Marokkaanse hangjongeren tussen de 16 en 21 jaar uit verschillende steden in de Randstad hebben een vragenlijst ingevuld. Om te onderzoeken of de relatie tussen normbesef en externaliserend probleemgedrag anders is met de variabele hanguren is een mediatie-analyse uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de relatie tussen normbesef en externaliserend probleemgedrag bij Marokkaanse jongens hetzelfde is als bij eerder onderzochte Nederlandse jongeren; hoe hoger het normbesef, hoe minder externaliserend probleemgedrag. Het aantal hanguren speelt een mediërende rol in de relatie tussen normbesef en externaliserend probleemgedrag, maar de rol van normbesef lijkt belangrijker dan die van hanguren. Om het probleemgedrag te voorkomen, kunnen we ons dus beter richten op het verbeteren van het normbesef dan het verminderen van de hanguren.Show less
Het huidige onderzoek richt zich op het verband tussen werkende ouders en gedragsproblemen bij kinderen in de leeftijd van zes tot en met tien jaar. Vaderlijke betrokkenheid en ouderlijke stress...Show moreHet huidige onderzoek richt zich op het verband tussen werkende ouders en gedragsproblemen bij kinderen in de leeftijd van zes tot en met tien jaar. Vaderlijke betrokkenheid en ouderlijke stress tijdens de opvoeding zijn meegenomen als mediërende factoren om te kijken of deze het verband beïnvloedden. Vaderlijke betrokkenheid gaat in dit geval om de interactie, toegankelijkheid van vader en de verantwoordelijkheid van vader naar zijn kind toe. Ouderlijke stress is gericht op de stress die ontstaat tijdens de opvoeding van de kinderen. Aan het onderzoek hebben 183 respondenten meegedaan, in de vorm van ouders waarbij een interview is afgenomen en kinderen die een test hebben gemaakt. De leeftijd van de kinderen lag tussen de 6 en 10 jaar en had een gemiddelde van 7,89 (SD = 1,296). Er deden 77 jongens mee aan het onderzoek (43%) en 102 meisjes (57%). Vaderlijke betrokkenheid is in dit onderzoek gemeten met behulp van de HOME-schaal ‘Gezinsintegratie’. Ouderlijke stress is gemeten met behulp van de NOSI-K. Uit statistische analyses bleek dat er geen verband bestaat tussen het aantal uren werk van ouders en gedragsproblemen van kinderen. Tevens hebben ouderlijke stress en vaderlijke betrokkenheid geen mediërende werking in de relatie tussen aantal uren werk van ouders en gedragsproblemen van kinderen.Show less
In deze studie is de relatie tussen identiteit, discriminatie en radicalisering onder jongeren met een Islamitische achtergrond onderzocht. Data is verzameld door convenience sampling bij moskeeën...Show moreIn deze studie is de relatie tussen identiteit, discriminatie en radicalisering onder jongeren met een Islamitische achtergrond onderzocht. Data is verzameld door convenience sampling bij moskeeën en onderwijsinstellingen in de regio Noord- en Zuid- Holland. De uiteindelijke steekproef (N = 69) bevat respondenten in de leeftijd van 14 tot en met 21 jaar (M = 17.72, SD = 2.4). De respondenten vulden de vragenlijsten in op straat, scholen of moskeeën. De resultaten van de regressie analyses tonen geen relatie tussen Islamitische identiteit en radicalisering. Discriminatie modereert de relatie tussen Islamitische identiteit en radicalisering niet en nationale identiteit en Islamitische identiteit modereren de relatie tussen discriminatie en radicalisering eveneens niet. Er is wel een hoofdeffect van discriminatie op radicalisering. De uitkomsten suggereren dat niet de Islamitische identiteit maar discriminatie radicalisering kan voorspellen. Daarnaast suggereert dit onderzoek dat Islamitische jongeren een lage mate van nationale identiteit beleven naast een hoge Islamitische identiteit, waarbij louter de Islamitische identiteit voldoende is als buffer tegen maatschappelijke uitdagingen als discriminatie en radicalisering.Show less
In dit artikel wordt gepoogd antwoord te krijgen op de vraag in hoeverre sociale angst en het ervaren van discriminatie in relatie staan met het aannemen van de etnische identiteit, de Nederlandse...Show moreIn dit artikel wordt gepoogd antwoord te krijgen op de vraag in hoeverre sociale angst en het ervaren van discriminatie in relatie staan met het aannemen van de etnische identiteit, de Nederlandse identiteit of Nederlandse disidentificatie bij Islamitische jongeren. De steekproef beslaat 63 Islamitische jongeren (58.7% meisjes) in de leeftijd van 16-21 jaar. Eerder onderzoek naar sociale angst als mediator in de relatie tussen ervaren discriminatie en identificatie is er niet geweest, terwijl onderzoekers wel hebben aangegeven dat sociale druk moet worden meegenomen in het onderzoek naar identiteit. Respondenten vulden vragenlijsten in met betrekking tot ervaren discriminatie, sociale angst en de verschillende identiteitsvormen, namelijk de etnische identiteit, de Nederlandse identiteit en de Nederlandse identiteit. Sociale angst bleek geen significante mediator te zijn.Show less
In dit onderzoek wordt onderzocht of er een verband bestaat tussen emotioneel klimaat en gedragsproblemen bij kinderen. Tevens wordt er onderzocht of ouderlijke stress een mediërende rol speel in...Show moreIn dit onderzoek wordt onderzocht of er een verband bestaat tussen emotioneel klimaat en gedragsproblemen bij kinderen. Tevens wordt er onderzocht of ouderlijke stress een mediërende rol speel in het verband tussen emotioneel klimaat en gedragsproblemen. Er is bij 107 gezinnen een huisbezoeken afgenomen. De data is verzameld aan de hand van de MC-HOME, de CBCL en de NOSI-K. Uit de resultaten is gebleken dat er geen significant verband blijkt te bestaan tussen het emotioneel klimaat en gedragsproblemen en dat ouderlijke stress geen mediërende rol speelt in het verband tussen emotioneel klimaat en gedragsproblemen. Er is echter wel een significante relatie gevonden tussen ouderlijke stress en gedragsproblemen van kinderen. Deze significante relatie bevestigt het belang van interventies die ouderlijke stress doen verminderen, zodat gedragsproblemen bij kinderen beperkt zullen blijven.Show less
In het huidige onderzoek is onderzocht of ouderlijke betrokkenheid is gerelateerd aan de ontwikkeling van gedragsproblemen bij kinderen. Hierbij is afzonderlijk gekeken naar de relatie tussen...Show moreIn het huidige onderzoek is onderzocht of ouderlijke betrokkenheid is gerelateerd aan de ontwikkeling van gedragsproblemen bij kinderen. Hierbij is afzonderlijk gekeken naar de relatie tussen moederlijke betrokkenheid en gedragsproblemen en de relatie tussen vaderlijke betrokkenheid en gedragsproblemen. Tevens is de relatie tussen gender en ouderlijke betrokkenheid onderzocht. Bij 102 kinderen van zes tot en met tien jaar (M = 8.02) en hun moeders zijn huisbezoeken afgelegd, waarbij vragenlijsten (APQ en CBCL) en een interview (HOME) zijn afgenomen. Van de respondenten had 98% de Nederlandse nationaliteit. Uit de resultaten van dit onderzoek bleek er geen relatie te bestaan tussen ouderlijke betrokkenheid en gedragsproblemen. Moederlijke en vaderlijke betrokkenheid waren ook afzonderlijk niet gerelateerd aan gedragsproblemen. Er is geen relatie gevonden tussen gender en ouderlijke betrokkenheid.Show less
Uit eerder onderzoek is gebleken dat kinderen met een lage sociaaleconomische status (SES) meer gedragproblematiek vertonen. In het huidige onderzoek werd onderzocht of sociale ouderlijke...Show moreUit eerder onderzoek is gebleken dat kinderen met een lage sociaaleconomische status (SES) meer gedragproblematiek vertonen. In het huidige onderzoek werd onderzocht of sociale ouderlijke betrokkenheid als mediator kan fungeren in de relatie tussen SES en externaliserende gedragsproblematiek. Daarnaast werden de verbanden tussen deze drie variabelen onderzocht. In totaal hebben 102 overwegend Nederlandse kinderen (47 jongens en 55 meisjes) met hun ouder deelgenomen aan het onderzoek. Bij deze respondenten is de Family Affluence Scale, de Child Behavior Checklist en de Alabama Parenting Questionnaire afgenomen. Uit de correlatieanalyses bleek dat er geen significante verbanden waren tussen de variabelen SES, externaliserende gedragsproblematiek en sociale ouderlijke betrokkenheid. De regressieanalyses toonden aan dat er eveneens geen mediërende rol van sociale ouderlijke betrokkenheid was in de relatie tussen SES en externaliserende gedragsproblematiek. Hoewel de rol van sociale ouderlijke betrokkenheid in het huidige onderzoek niet is bewezen, blijft het van belang om wetenschappelijk vervolgonderzoek te doen naar deze ouderschapsfactor en andere ouderschapsfactoren, met inachtneming van de beperkingen van het huidige onderzoek.Show less
Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat jongens meer externaliserend probleemgedrag dan meisjes vertonen. Meisjes vertonen meer internaliserend probleemgedrag dan jongens. In huidig onderzoek is dit...Show moreEerder onderzoek heeft uitgewezen dat jongens meer externaliserend probleemgedrag dan meisjes vertonen. Meisjes vertonen meer internaliserend probleemgedrag dan jongens. In huidig onderzoek is dit verband opnieuw onderzocht en de rol van harde discipline in dit verband. Bij 107 gezinnen is onder andere de Child Behavior Checklist (CBCL) en de Alabama Parenting Questionnaire (APQ) afgenomen. De steekproef waarop de analyses zijn uitgevoerd bestaat uit 106 kinderen vijf tot elf jaar. Bij deze kinderen is tegen de verwachtingen in geen verband gevonden tussen geslacht en zowel externaliserend als internaliserend probleemgedrag. Ook is er geen verschil in het gebruik van harde discipline bij jongens of meisjes. Wel is er een mediërende rol gevonden van harde discipline in het verband tussen geslacht en externaliserend probleemgedrag, hetgeen overeenkomt met de verwachtingen. Huidig onderzoek bevat nog beperkingen als het gaat om het trekken van de steekproef, manier van afname en het meetinstrument voor harde discipline.Show less
Eerder onderzoek heeft aangetoond dat de thuisomgeving een belangrijk aspect is bij de ontwikkeling van gedragsproblemen. Echter weinig is bekend over de gezamenlijke invloed van omgevingsaspecten,...Show moreEerder onderzoek heeft aangetoond dat de thuisomgeving een belangrijk aspect is bij de ontwikkeling van gedragsproblemen. Echter weinig is bekend over de gezamenlijke invloed van omgevingsaspecten, zoals responsief ouderschap, emotioneel klimaat en stimulatie van zelfstandigheid op gedragsproblemen bij kinderen. In het huidig onderzoek wordt onderzocht hoe de relatie is tussen responsiviteit, emotioneel klimaat en stimulatie van zelfstandigheid en internaliserende en externaliserende gedragsproblemen bij kinderen tussen de zes en tien jaar. Bij 94 gezinnen en hun kinderen (M=8.01 jaar) zijn huisbezoeken afgelegd waarbij deze aspecten van de thuisomgeving en de mate van gedragsproblematiek zijn gemeten. Uit de regressieanalyses is gebleken dat er geen significante relatie bestaat tussen de variabelen responsiviteit, emotioneel klimaat en stimulatie van zelfstandigheid en internaliserende en externaliserende gedragsproblemen. Tevens bleken de variabelen geen verklarende factor te zijn voor internaliserende en externaliserende gedragsproblematiek. Ondanks dat er geen significante resultaten zijn gevonden, kan er niet geconcludeerd worden dat de onderzochte variabelen geen invloed hebben op de ontwikkeling van gedragsproblematiek. Daarom is het van belang om verder onderzoek te doen naar de invloed van de thuisomgeving op gedragsproblemen bij kinderen en het ontwikkelen van preventieve interventies om de thuisomgeving te verbeteren, zodat gedragsproblemen verminderen.Show less
Studies naar de onderliggende structuur van de relatie tussen een lage SES en gedragsproblemen zijn zeldzaam. Het doel van de huidige studie is om te bepalen of moederlijke depressie een...Show moreStudies naar de onderliggende structuur van de relatie tussen een lage SES en gedragsproblemen zijn zeldzaam. Het doel van de huidige studie is om te bepalen of moederlijke depressie een verklarende factor is van de relatie tussen een lage SES en gedragsproblemen. In totaal deden 107 gezinnen mee aan het onderzoek. Tijdens de huisbezoeken is data verzameld aan de hand van de CBCL, de NOSIK en de FASII. Uit de mediatieanalyse bleek moederlijke depressie niet als mediator fungeerde. Er werd geen significant verband gevonden voor zowel SES en moederlijke depressie en SES en gedragsproblemen. De relatie tussen moederlijke depressie en gedragsproblemen was wel significant. Deze resultaten benadrukken het belang van interventies op basis van moederlijke depressies.Show less