Making a decision on participation in crisis-management operations is part of foreign policy of a country. It is a government decision and in the Netherlands there has been an art.100procedure...Show moreMaking a decision on participation in crisis-management operations is part of foreign policy of a country. It is a government decision and in the Netherlands there has been an art.100procedure developed. With the final evaluation of the operation the art.100procedure is completed. Central to the study is if the political result, which is the outcome of the interaction between the government and parliament during the parliamentary debate on the art.100letter, is part of the final evaluation of the crisis-management operation. On the basis of case studies, document analysis and interviews, the study was conducted within a specific framework of the Foreign Policy Analysis (FPA) as developed by Carlsnaes, namely the intentional and the structural dimension. The cases are three crisis-management operations, namely EUFOR Chad, SFIR/Iraq, ISAF/Uruzgan. To determine the political result the relevant parliamentary publications were analysed for each case, with an analysis scheme and within the framework of the FPA. This scheme has criteria that are derived from three main categories, namely international relations theories, the assessment framework of 2001, and subjects from the self-reflection of the Lower House. The empirical analysis (the case studies) surprisingly shows that the political result is almost not visible in the final evaluation.Show less
Tijdens de Koude Oorlog nam het aantal kernwapens van Rusland en de VS toe omwille van de nationale veiligheid. Momenteel neemt het aantal kernwapens af. Dit kan worden gezien als een idealistisch...Show moreTijdens de Koude Oorlog nam het aantal kernwapens van Rusland en de VS toe omwille van de nationale veiligheid. Momenteel neemt het aantal kernwapens af. Dit kan worden gezien als een idealistisch beleid. Staten zouden volgens het realisme echter gericht zijn op nationale veiligheid. In deze scriptie wordt onderzocht in welke mate de nucleaire ontwapening van de Verenigde Staten is gemotiveerd door nationaal belang.Show less
Dit is een verkennend onderzoek naar de trend van europeanisering van verkiezingsprogramma’s van politieke partijen in de periode van 2006 tot 2012 in Nederland. Europeanisering is het verschijnsel...Show moreDit is een verkennend onderzoek naar de trend van europeanisering van verkiezingsprogramma’s van politieke partijen in de periode van 2006 tot 2012 in Nederland. Europeanisering is het verschijnsel dat beleidsterreinen, organisaties, media, politiek, burgers en andere onderdelen van de publieke sfeer bepaalde nationale kwesties in de context van Europa plaatsen. Door te tellen hoe vaak wordt gerefereerd aan de Europese Unie en/of Europa in verkiezingsprogramma's van Nederlandse politieke partijen wordt gemeten in hoeverre de verkiezingsprogramma's geeuropeaniseerd zijn. De europeanisering van de Nederlandse publieke sfeer, in combinatie met de europeanisering van andere publieke sferen van Europese lidstaten, zou kunnen leiden tot het ontstaan van een Europese publieke sfeer.Show less
Approximately twelve years after the end of a one-year European Union (EU) arms embargo on Indonesia, the Dutch House of Representatives blocked the sale of second-hand conventional weapons to the...Show moreApproximately twelve years after the end of a one-year European Union (EU) arms embargo on Indonesia, the Dutch House of Representatives blocked the sale of second-hand conventional weapons to the former Dutch colony in 2012 . The House of Representatives cited human rights concerns as the main culprit for blocking the sale, overruling the minority government in its decision that a possible sale of arms would comply with European arms export criteria. The following year, the German federal government approved the same deal on the 8th of May, 2013. This decision appears paradoxical given the EU Common Position on Arms Exports , which attempts to harmonise the arms export policy of EU member states and requires them to deny arms export licenses to countries with poor human rights track records that may use the transferred arms in violation of international humanitarian law. The criteria of the Common Position prominently feature respect for human rights and the internationally agreed 'laws of war' and contain several mechanisms by which coherent results on behalf of arms export licensing are to be effectuated. Much as this thesis portrays a view of steady development in the area of European cooperation on arms control, it will conclude that EU member states remain sovereign in their decisions to export weapons when and to whom it suits them.Show less
Although there has been written extensively on the different arms treaties, there has not been developed a way to consistently determine the strength of a treaty with the help of a set of criteria,...Show moreAlthough there has been written extensively on the different arms treaties, there has not been developed a way to consistently determine the strength of a treaty with the help of a set of criteria, thus far. This research project aims to establish such a list (although merely a preliminary one), along with a proper definition of the often-used but undefined concept of loopholes. This writing will also offer an explanation for the found weaknesses of the Arms Trade Treaty, using neorealism as its starting point. In closure, the author argues that strong treaties are forged outside the United Nations—free of great power leverage—while weaker treaties are drafted within the consensus-minded United Nations under the watchful eyes of great powers.Show less
De afgelopen jaren is veelvuldig onderzoek gedaan naar het almaar lagere opkomstpercentage van kiezers bij verkiezingen voor het Europees Parlement. Hier is tot dusver nog geen bevredigende...Show moreDe afgelopen jaren is veelvuldig onderzoek gedaan naar het almaar lagere opkomstpercentage van kiezers bij verkiezingen voor het Europees Parlement. Hier is tot dusver nog geen bevredigende verklaring uit voortgekomen (Schleicher 2011). Onderzoek van Kanne (2011) geeft aanwijzingen dat het vertrouwen van burgers in de politiek kan dalen door misverstanden over de inhoud van partijprogramma's. Dit dalende vertrouwen zou een reden kunnen vormen voor de lage opkomst bij Europese verkiezingen. Deze veronderstelling wordt in dit onderzoek verder onderzocht. Hierbij wordt getracht een onafhankelijke variabele, de stemintentie voor de aankomende Europese verkiezingen van 2014, te voorspellen uit een aantal onafhankelijke variabelen, te weten leeftijd, geslacht, partijvoorkeur en correlaties van wat kiezers aangeven belangrijk te vinden en wat in partijprogramma’s belangrijk gevonden wordt. Van deze variabelen vormt de laatste variabele, die zich richt op de veronderstelling van Kanne, de focus van het onderzoek. Gekeken wordt of de mate waarin er misverstanden zijn over het belang van onderwerpen een voorspeller is van de stemintentie bij de Europese parlementsverkiezingen. Om hier uitspraken over te kunnen doen zal gebruik worden gemaakt van een enquête onder een subpopulatie van kiezers (namelijk studenten aan de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Leiden) en een inhoudsanalyse van partijprogramma's voor de Europese verkiezingen van 2014. Deze gegevens worden geanalyseerd aan de hand van het opstellen van een rangordecorrelatiecoëfficiënt en het uitvoeren van multipele regressieanalyse.Show less
Een studie naar de motieven van Populistisch Radicaal-Rechtse Partijen in Europa in hun symphatie voor / steun aan Poetin ten tijde van het Oekraine-conflict anno april, mei 2014
In aanloop naar de verkiezingen van 2014 voor het Europees Parlement heeft de PVV aangegeven plaats te willen nemen in een eurosceptische fractie. De partijen die zich bij deze fractie zullen gaan...Show moreIn aanloop naar de verkiezingen van 2014 voor het Europees Parlement heeft de PVV aangegeven plaats te willen nemen in een eurosceptische fractie. De partijen die zich bij deze fractie zullen gaan aansluiten zijn met name partijen die in het verleden, of nog steeds, extreemrechtse standpunten uiten. Dit was tijdens de Europese Parlementsverkiezingen in 2009 voor de PVV een reden om niet met hen te gaan samenwerken. In deze studie is onderzocht of de PVV zich tijdens de campagneperiode voor de Europese Parlementsverkiezingen van 2014 zich meer rechtsextremistisch uit dan in diezelfde periode in 2009. Hieruit blijkt dat de PVV de meeste rechtsextremistische gedachten (nationalisme, etnocentrisme, racisme, xenofobie, autoritarisme en antidemocratische houding) heeft versterkt of uitgebreid.Show less
This study aim at providing an answer to the core research question “What is the role of Twitter in the conduct of public diplomacy in The Netherlands?” On the basis of qualitative interviews with...Show moreThis study aim at providing an answer to the core research question “What is the role of Twitter in the conduct of public diplomacy in The Netherlands?” On the basis of qualitative interviews with foreign diplomats and experts on public diplomacy in The Netherlands, it was discovered that they use Twitter as a tool for providing the local communities with information about the advocated countries and their foreign policies. The foreign officials also employ Twitter to address certain members of the Dutch general public, attract their attention to specific topics and engage in discussions with them to enhance their perceptions of the represented states. The conducted content analysis of the Tweets posted by diplomats from the Embassy of Ecuador, the Embassy of Poland, the Embassy of Sweden, and the Embassy of the USA to the Netherlands also demonstrated that they post direct Tweets and personal messages concerning important topics to engage with the foreign publics. However, it is also found that only a small number of them use the language of the local community members, namely Dutch, to disseminate information about their foreign policies. Some of the interviewees explained that they translate only content that is relevant to the Dutch audiences in Dutch. Nevertheless, to engage in more debates with the local communities and enhance their understanding and image of the represented countries, it is recommended that foreign diplomats should provide all messages on Twitter in the language of the host state. Thus, they can use it as an effective tool for accomplishing their public diplomacy goals.Show less
Trust in political parties is declining and with it the relevance of parties, or so the de-alignment hypothesis claims. Using data from recent World Values Surveys, this paper provides evidence...Show moreTrust in political parties is declining and with it the relevance of parties, or so the de-alignment hypothesis claims. Using data from recent World Values Surveys, this paper provides evidence that the assumption is rather problematic. Longitudinal data shows that confidence is neither increasing nor declining but languishing at high levels. Additionally, cross-sectional data from the 2005-2008 WVS was analyzed using statistical tests at the individual and country level. The results demonstrate that one important factor increasing distrust is electoral disproportionality. Regime durability, interpersonal trust, and perceived democraticness reduce such sentiments. Corruption perception notably has no effect on individual respondents but decreases distrust on the national level. The results pose the question whether distrust is a reason for concern or just a phenomenon natural to representative democracy.Show less
Met enige regelmaat duiken verontrustende berichten op die zouden duiden op politiek cynisme. In media maar ook in wetenschappelijke literatuur wordt dit cynisme in verband gebracht met lage...Show moreMet enige regelmaat duiken verontrustende berichten op die zouden duiden op politiek cynisme. In media maar ook in wetenschappelijke literatuur wordt dit cynisme in verband gebracht met lage politieke betrokkenheid en onvrede onder veel burgers over de politiek. Politiek cynisme is in de wetenschappelijke literatuur een bekend concept. Veelal gaan de onderzoeken over de oorzaken, aanwezigheid en gevolgen van politiek cynisme. Dit onderzoek vult dit pallet aan onderzoeken aan door na te gaan of de mate waarin jongeren politiek cynisch zijn verandert na het volgen van een les over politiek cynisme. De verwachting is dat het cynisme afneemt doordat de kennis over dit onderwerp toeneemt. Hiervoor zijn vier onderzoeksgroepen samengesteld bestaande uit vmbo, havo en vwo leerlingen. De eerste groep kreeg een voormeting, een les en een nameting. De tweede groep kreeg een voormeting en een nameting. De derde groep kreeg een les en een nameting. De vierde groep kreeg alleen een nameting. Tijdens elke meting werd het cynisme gemeten aan de hand van 26 vragen. Elk antwoord stond gelijk aan een bepaalde score. Door het optellen van de scores ontstond een cynisme-schaal met schaalwaarde variërend van 26 (niet-cynisch) tot 130 (wel-cynisch) punten. De gemiddelde scores van de vier onderzoeksgroepen zijn in het programma SPSS met elkaar vergeleken. Groep 1 heeft een significant lagere cynismescore bij de nameting dan bij de voormeting. Groep 2 heeft geen significant andere cynismescore bij de nameting dan bij de voormeting. Groep 2 heeft een significant hogere cynismescore bij de nameting dan groep 1. Groep 4 heeft een significant hogere cynismescore bij de nameting dan groep 3. Het lijkt er dus sterk op dat de les leidt tot minder cynisme onder jongeren op de korte termijn. Wanneer onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende opleidingsniveaus vinden we de sterkste significante resultaten onder vwo leerlingen. Uit een vergelijking tussen leerlingen van de drie opleidingsniveaus van groep 1 blijkt dat de cynismescore van vwo leerlingen significant lager is na de les dan de cynismescore van vmbo en havo leerlingen. Omdat uit dezelfde test blijkt dat de cynismescore van vmbo leerlingen significant lager is na de les dan de cynismescore van havo leerlingen kunnen we niet concluderen dat de les meer effect heeft op hoger opgeleide jongeren dan op lager opgeleide jongeren. Uit correlatietests blijkt er geen significante correlatie te bestaan tussen de toename van kennis over politiek cynisme en een verandering van het cynisme onder leerlingen. De les heeft dus effect maar de verwachting dat het effect wordt veroorzaakt door een toename van kennis is niet bewezen. Het onderzoeksresultaat is interessant en biedt aanknopingspunten voor verder onderzoek waarin meer aandacht kan worden besteed aan het lange termijn effect van een les over politiek cynisme en waarin politiek cynisme wordt gemeten volgens de methoden die gebruikelijk zijn bij het meten van impliciete attitudes.Show less