Met de analyse in deze scriptie heb ik een antwoord geformuleerd op de onderzoekvraag, namelijk of het (neo-) platonisme een verklaring kan bieden voor de zon en hel-afbeeldingen in het Laatste...Show moreMet de analyse in deze scriptie heb ik een antwoord geformuleerd op de onderzoekvraag, namelijk of het (neo-) platonisme een verklaring kan bieden voor de zon en hel-afbeeldingen in het Laatste Oordeel van Michelangelo. Daarbij past uiteraard wel de kanttekening dat het (neo-) platonisme een perspectief voor interpreteren is en er vele andere perspectieven mogelijk zijn. Bekend is namelijk dat voor sommige onderdelen van het Laatste Oordeel de Goddelijke Komedie van Dante nauwgezet heeft gevolgd. Uit hoofdstuk 4 bleek dat de ziel een ‘verbindend element’ is tussen de zon en de hel. Dit is ook in het Laatste Oordeel terug te zien. Onder andere met behulp van een – niet willekeurige - diagonale lijn zijn verschillende onderdelen te ‘verklaren’ met als centrale zijnssubstantie de ziel. De ziel is voor Ficino als middelste zijnssubstantie de verbindende schakel tussen de stoffelijke en de metafysische wereld. Michelangelo heeft zijn zelfportret halverwege de lijn afgebeeld. De lijn kan ook als symbool worden gezien als de verbinding tussen de opgaande gang van de platonische beschouwing richting God via contemplatie en de neerwaartse gang door de aantrekking van de zintuigelijk genot. Daarnaast is ook de circulaire gedachte van Ficino te herkennen. De (neo-)platonische zon-symboliek lijkt prominent ‘aanwezig’ te zijn in het Laatste Oordeel. Het aureool achter Christus kan geïnterpreteerd worden als een platonische verwijzing naar het hoogste of God. De zon als metafoor voor God maakt ook duidelijk dat God door zintuigen slechts indirect kan worden waargenomen. De plaatsing van de zon achter Christus kan mogelijk ook geïnterpreteerd worden aan de hand van het heliocentrische wereldbeeld van Copernicus. Vlak voor de start van het schilderen van het fresco was de theorie bekend bij de opdrachtgever. De zon als middelpunt relateert aan de centrale plaats van God. Vandaaruit gaan de lichtstralen die de zichtbare wereld verlichten en zichtbaar maken. De afbeelding van de hel, en dan met name de grot middenonder, blijft in de literatuur vragen oproepen. De grot als afbeelding als hellemond of Voorgeborchte lijkt niet voor de hand te liggen. Verschillende visuele elementen zijn echter wel te herkennen op basis van Plato’s beschrijving van Er van de dodenwereld. Zo zijn er spleten in de aarde, rechters en demonen die misdadigers wegslepen aan te wijzen. Op basis hiervan zou de grot als plaats van boetedoening, oftewel Vagevuur, te interpreteren zijn. En zeker ook Ficino legt met name nadruk op de zuiverende gang door de aarde en de rechters die zich in de lucht bevinden. Vele elementen van het gedachtengoed van Plato en Ficino ten aanzien van de hel en het Vagevuur zijn daarmee goed te herkennen in de onderste helft van het Laatste Oordeel. Op basis hiervan is naar ik meen met goede redenen te concluderen dat de grot middenonder het Vagevuur representeert.Show less
Met de analyse in deze scriptie kan een antwoord geformuleerd worden op de onderzoekvraag, namelijk of het (neo-) platonisme een verklaring kan bieden voor de zon en hel-afbeeldingen in het Laatste...Show moreMet de analyse in deze scriptie kan een antwoord geformuleerd worden op de onderzoekvraag, namelijk of het (neo-) platonisme een verklaring kan bieden voor de zon en hel-afbeeldingen in het Laatste Oordeel van Michelangelo. Daarbij past uiteraard wel de kanttekening dat het (neo-) platonisme een perspectief voor interpreteren is en er vele andere perspectieven mogelijk zijn. Bekend is namelijk dat voor sommige onderdelen van het Laatste Oordeel de Goddelijke Komedie van Dante nauwgezet heeft gevolgd. Uit hoofdstuk 4 bleek dat de ziel een ‘verbindend element’ is tussen de zon en de hel. Dit is ook in het Laatste Oordeel terug te zien. Onder andere met behulp van een – niet willekeurige - diagonale lijn zijn verschillende onderdelen te ‘verklaren’ met als centrale zijnssubstantie de ziel. De ziel is voor Ficino als middelste zijnssubstantie de verbindende schakel tussen de stoffelijke en de metafysische wereld. Michelangelo heeft zijn zelfportret halverwege de lijn afgebeeld. De lijn kan ook als symbool worden gezien als de verbinding tussen de opgaande gang van de platonische beschouwing richting God via contemplatie en de neerwaartse gang door de aantrekking van de zintuigelijk genot. Daarnaast is ook de circulaire gedachte van Ficino te herkennen. De (neo-)platonische zon-symboliek lijkt prominent ‘aanwezig’ te zijn in het Laatste Oordeel. Het aureool achter Christus kan geïnterpreteerd worden als een platonische verwijzing naar het hoogste of God. De zon als metafoor voor God maakt ook duidelijk dat God door zintuigen slechts indirect kan worden waargenomen. De plaatsing van de zon achter Christus kan mogelijk ook geïnterpreteerd worden aan de hand van het heliocentrische wereldbeeld van Copernicus. Vlak voor de start van het schilderen van het fresco was de theorie bekend bij de opdrachtgever. De zon als middelpunt relateert aan de centrale plaats van God. Vandaaruit gaan de lichtstralen die de zichtbare wereld verlichten en zichtbaar maken. De afbeelding van de hel, en dan met name de grot middenonder, blijft in de literatuur vragen oproepen. De grot als afbeelding als hellemond of Voorgeborchte lijkt niet voor de hand te liggen. Verschillende visuele elementen zijn echter wel te herkennen op basis van Plato’s beschrijving van Er van de dodenwereld. Zo zijn er spleten in de aarde, rechters en demonen die misdadigers wegslepen aan te wijzen. Op basis hiervan zou de grot als plaats van boetedoening, oftewel Vagevuur, te interpreteren zijn. En zeker ook Ficino legt met name nadruk op de zuiverende gang door de aarde en de rechters die zich in de lucht bevinden. Vele elementen van het gedachtengoed van Plato en Ficino ten aanzien van de hel en het Vagevuur zijn daarmee goed te herkennen in de onderste helft van het Laatste Oordeel. Op basis hiervan is naar ik meen met goede redenen te concluderen dat de grot middenonder het Vagevuur representeert.Show less
If one looks at love in popular culture one sees that the current attitude towards love is one of idolatry. This thesis explains what this popular conception of love is (largely) based on. Current...Show moreIf one looks at love in popular culture one sees that the current attitude towards love is one of idolatry. This thesis explains what this popular conception of love is (largely) based on. Current love has its roots in Christianity and thus, by extension, Platonic thought. This thesis therefore examines some of the most essential characteristics of love in Christianity. These characteristics help to analyze the resemblance between love in Christianity and love in popular culture. Furthermore this thesis explores whether or not popular love could have been born out of ancient Greek philosophy or that these resemblances between popular and Christian love come from the fact that both schools are simply right about the nature of love. It is for that reason that this thesis briefly examines the potential heritage (of love) between Christianity and ancient Greece. Moreover, while it is impossible to prove that Christianity and popular culture are not right about love, this thesis provides a secular conceptualization of love which does not share the previously mentioned essential characteristics. This conceptualization ‘love as bestowal and affirmation’ is deeply rooted in the works of Singer, May and Nietzsche and will provide a secular view on love. This to show that it is possible to create a probably conceptualization of love completely separate from the Christian framework.Show less