Er is nog weinig onderzoek gedaan naar psychopathische trekken bij kleuters, maar voor het creëren van adequate en specifieke interventies is het noodzakelijk inzicht te krijgen in psychopathische...Show moreEr is nog weinig onderzoek gedaan naar psychopathische trekken bij kleuters, maar voor het creëren van adequate en specifieke interventies is het noodzakelijk inzicht te krijgen in psychopathische trekken en gedragsproblematiek. Daarom richt dit onderzoek zich op de samenhang tussen psychopathische trekken en gedragsproblematiek en of geslacht hier invloed op heeft. De onderzoeksgroep bestaat uit 225 kinderen (115 jongens, 110 meisjes) met een gemiddelde leeftijd van 6 jaar (SD= 1.37). De data werd verkregen door een digitale vragenlijst bestaande uit de Strenghts and Difficulties Questionnaire (SDQ) en de Child Problematic Traits Inventory (CPTI). Deze vragenlijsten meten respectievelijk psychosociale problematiek en psychopathische trekken. Er blijkt geen verschil te zijn tussen jongens en meisjes in het vertonen van psychopathische trekken en de totale gedragsproblematiek. Jongens blijken wel meer externaliserende gedragsproblematiek te vertonen dan meisjes, maar voor internaliserende gedragsproblematiek is er geen verschil gevonden tussen jongens en meisjes. Er werd echter wel gevonden dat hoe meer psychopathische trekken een kleuter vertoont, hoe meer gedragsproblematiek er zal worden gemeten. Deze samenhang lijkt voornamelijk door externaliserende problematiek te komen. Er is namelijk wel een positieve samenhang tussen externaliserende gedragsproblematiek en psychopathische trekken, maar geen samenhang tussen internaliserende gedragsproblematiek en psychopathische trekken. Er blijkt geen verschil te zijn tussen jongens en meisjes op de samenhang tussen gedragsproblematiek en psychopathische trekken. Het is van groot belang deze kennis te gebruiken voor het creëren van adequate hulpverlening. Door het ontwikkelen van interventies die gedragsproblematiek remmen kan er wellicht ook een remming op het vertonen van psychopathische trekken plaatsvinden. Omdat psychopathische trekken een goede voorspeller blijken te zijn voor psychopathie op latere leeftijd wordt op deze manier de ontwikkeling van psychopathie wellicht onderdrukt.Show less
The central question in this research is whether gender, work experience and affective valences of teachers in primary education influence the educational use of ICT. In this research 226 teachers...Show moreThe central question in this research is whether gender, work experience and affective valences of teachers in primary education influence the educational use of ICT. In this research 226 teachers were asked to complete a survey and also ten teachers were interviewed. To analyse the questions the chi-square test, the independent t-sample test, the regression analyses were used and we did a qualitative analyse of some interviews. The conclusion is that there was no difference found between men and women and the affective valences they have about ICT. Also the number of years of experience does not affect the educational use of ICT in their classroom. The affective valences of the teachers do influence the educational use of ICT. The more positive a teacher is about the educational use of ICT, the more they use it in class. Also the opposite was founded. For further research it is important not only to look at individual factors of teachers, also school characteristics can influence the use of ICT in education.Show less
This research was conducted on 32 schools spread across different cities in the Netherlands. A survey and an interview were used to answer the following question: ‘To what extent does the grade...Show moreThis research was conducted on 32 schools spread across different cities in the Netherlands. A survey and an interview were used to answer the following question: ‘To what extent does the grade influence the ICT-attitude and educational use of ICT by the teachers?’ Of the 217 respondents that filled out the survey, ten were also interviewed. This research consisted of three quantitative and one qualitative method. At first the relation between gender and being a senior or junior grade teacher was investigated using a chi-square test. The results showed there were more male teachers in senior grades. Secondly, the difference in ICT-attitude and the educational use of ICT between teachers of the senior and junior grades was measured with a t-test. There was no difference between senior and junior grade teachers with regards to their attitudes towards ICT. However, there was a difference in the educational use of ICT when comparing these two groups of teachers. Thirdly, the influence of ICT-attitude on use of ICT was investigated by using the simple linear regression method. ICT-attitude was a good predictor of educational use of ICT. Lastly, the use of ICT of senior and junior grade teachers was measured using quantitative analysis. The results showed that the use of ICT was comparable to the existing literature on this subject. The data also showed that men use ICT for education in more ways than women. Additionally the research showed that senior grade teachers use ICT more when compared to the junior grade teachers.Show less
Het doel van dit onderzoek was uitvinden of schoolbibliotheken van Nederlandse basisscholen aansluiten op de leesvoorkeur van jongens en meisjes uit groep 6 en 7. Wanneer scholen rekening houden...Show moreHet doel van dit onderzoek was uitvinden of schoolbibliotheken van Nederlandse basisscholen aansluiten op de leesvoorkeur van jongens en meisjes uit groep 6 en 7. Wanneer scholen rekening houden met verschillen in leesvoorkeur tussen jongens en meisjes, kan dit een positief effect hebben op de leesmotivatie (Clark, 2010). Er werd een digitale vragenlijst afgenomen bij een sample van 118 kinderen (Mleeftijd = 10.31, SD = 0.68) die zijn geworven via basisscholen in de Randstad en Zeeland, waarvan 69 meisjes en 49 jongens. Het was een exploratief onderzoek waar kwantitatieve en kwalitatieve analyses zijn uitgevoerd. Er bleek een significant verschil in leesvoorkeur tussen jongens en meisjes voor de genres 'tienerverhalen' (F(1, 104) = 35,85, p <0.05, partial η 2 = 0.26) en 'sport' (F(1, 104) = 11.10 , p <0.05; partial η 2 = 0.10). Er was geen significant verschil in de beoordeling van de schoolbibliotheek tussen jongens en meisjes. Dit was een gemiddeld lage voldoende van 6.16 (SD = 2.49) op een schaal van 1 - 10. Daarnaast werd geen samenhang gevonden tussen sekse en de aanwezigheid van favoriete boeken in de schoolbibliotheek. Beide seksen zouden meer leuke boeken willen in de schoolbibliotheek. Meisjes vonden de moderniteit van boeken belangrijker dan jongens. Meisjes hechten meer waarde aan zitruimte in de schoolbibliotheek dan jongens. Geconcludeerd werd dat schoolbibliotheken onvoldoende aansluiten op de leesvoorkeur van jongens en meisjes. Door rekening te houden met gender-stereotypes in het aanbod van leesmateriaal kan de leesmotivatie van kinderen vergroot worden. Voor vervolgonderzoek kan worden in gegaan op het verband tussen identificatie met gender-stereotypes en leesvoorkeur.Show less
In het huidige onderzoek is onderzocht of ouderlijke betrokkenheid is gerelateerd aan de ontwikkeling van gedragsproblemen bij kinderen. Hierbij is afzonderlijk gekeken naar de relatie tussen...Show moreIn het huidige onderzoek is onderzocht of ouderlijke betrokkenheid is gerelateerd aan de ontwikkeling van gedragsproblemen bij kinderen. Hierbij is afzonderlijk gekeken naar de relatie tussen moederlijke betrokkenheid en gedragsproblemen en de relatie tussen vaderlijke betrokkenheid en gedragsproblemen. Tevens is de relatie tussen gender en ouderlijke betrokkenheid onderzocht. Bij 102 kinderen van zes tot en met tien jaar (M = 8.02) en hun moeders zijn huisbezoeken afgelegd, waarbij vragenlijsten (APQ en CBCL) en een interview (HOME) zijn afgenomen. Van de respondenten had 98% de Nederlandse nationaliteit. Uit de resultaten van dit onderzoek bleek er geen relatie te bestaan tussen ouderlijke betrokkenheid en gedragsproblemen. Moederlijke en vaderlijke betrokkenheid waren ook afzonderlijk niet gerelateerd aan gedragsproblemen. Er is geen relatie gevonden tussen gender en ouderlijke betrokkenheid.Show less
Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat jongens meer externaliserend probleemgedrag dan meisjes vertonen. Meisjes vertonen meer internaliserend probleemgedrag dan jongens. In huidig onderzoek is dit...Show moreEerder onderzoek heeft uitgewezen dat jongens meer externaliserend probleemgedrag dan meisjes vertonen. Meisjes vertonen meer internaliserend probleemgedrag dan jongens. In huidig onderzoek is dit verband opnieuw onderzocht en de rol van harde discipline in dit verband. Bij 107 gezinnen is onder andere de Child Behavior Checklist (CBCL) en de Alabama Parenting Questionnaire (APQ) afgenomen. De steekproef waarop de analyses zijn uitgevoerd bestaat uit 106 kinderen vijf tot elf jaar. Bij deze kinderen is tegen de verwachtingen in geen verband gevonden tussen geslacht en zowel externaliserend als internaliserend probleemgedrag. Ook is er geen verschil in het gebruik van harde discipline bij jongens of meisjes. Wel is er een mediërende rol gevonden van harde discipline in het verband tussen geslacht en externaliserend probleemgedrag, hetgeen overeenkomt met de verwachtingen. Huidig onderzoek bevat nog beperkingen als het gaat om het trekken van de steekproef, manier van afname en het meetinstrument voor harde discipline.Show less