We bevinden ons midden in een informatierevolutie waarin we steeds meer leren over de wereld via ons computerscherm in plaats van de papieren krant. Hoewel het internet de toegang tot informatie...Show moreWe bevinden ons midden in een informatierevolutie waarin we steeds meer leren over de wereld via ons computerscherm in plaats van de papieren krant. Hoewel het internet de toegang tot informatie heeft gedemocratiseerd hebben mis- en desinformatie zich kunnen wortelen in de maalstroom aan informatie. Dit legt een grote verantwoordelijkheid bij het publiek om informatie op betrouwbaarheid te beoordelen. Deze replicatiestudie van het onderzoek van Wineburg en McGrew (2017) heeft als doel om diegenen te onderzoeken die ervaring hebben in het evalueren en verifiëren van online informatie om te begrijpen welke strategieën zij gebruiken. Een steekproef is getrokken van twintig personen: tien factcheckers en tien journalistiekstudenten. Deze groepen worden geobserveerd terwijl zij digitale bronnen over sociale en politieke kwesties verifiëren. Onderzocht wordt: welke researchstrategie – vertical reading en/of lateral reading – hanteren Nederlandse factcheckers en journalistiekstudenten om de betrouwbaarheid van webinformatie te beoordelen? Uit het onderzoek blijkt dat journalistiekstudenten en factcheckers een mengvorm van vertical en lateral reading toepassen wanneer zij webinformatie verifiëren. Ze beginnen verticaal en bekijken de kenmerken van een website. Vervolgens verlaten ze de website om in nieuwe tabbladen de betrouwbaarheid van de oorspronkelijke bron te beoordelen. Factcheckers leggen in hun zoektocht de nadruk op lateral reading, waardoor ze in kortere tijd tot meer gegronde conclusies komen dan studenten die vaker vertical reading gebruiken. Desondanks illustreren de bevindingen dat zowel factcheckers als journalistiekstudenten voldoende voorbereid zijn om zich te navigeren in het digitale landschap. Tegelijkertijd wijzen de bevindingen op een behoefte aan intensiever onderwijs in factchecken, wat de digitale competenties van beginnende journalisten kan ondersteunen.Show less
Journalisten oefenen een grote invloed uit op de manier waarop het publiek de sociale werkelijkheid interpreteert en hiernaar handelt. Helemaal ten tijde van crisissituaties, zoals tijdens de...Show moreJournalisten oefenen een grote invloed uit op de manier waarop het publiek de sociale werkelijkheid interpreteert en hiernaar handelt. Helemaal ten tijde van crisissituaties, zoals tijdens de uitbraak van een virus, is het daarom belangrijk dat journalisten het publiek van relevante en accurate informatie voorzien. Journalisten maken hierbij graag gebruik van expertbronnen, omdat experts in het huidige medialandschap een inherente betrouwbaarheid en geloofwaardigheid krijgen toebedeeld. Echter, uit eerder onderzoek blijkt dat journalisten niet altijd even nauwkeurig met experts omgaan, waardoor het publiek overdreven of foutief wordt geïnformeerd. Daarnaast worden journalisten er dikwijls van beschuldigd te veel gericht te zijn op conflict, spanning en drama, voornamelijk op televisie en in talkshows. In dit licht is het de vraag op welke manier journalisten medisch experts bevragen in Nederlandse talkshows tijdens de coronacrisis; de vraag die in dit onderzoek centraal stond. Om een zo nauwkeurig mogelijk beeld van de daadwerkelijke praktijk van journalistiek brongebruik te geven, lag in dit onderzoek de focus op de vragen en reacties van journalisten. Hiermee zou in tegenstelling tot eerder onderzoek ook de invloed van journalisten op de berichtgeving van bronnen meegenomen kunnen worden. Het nieuwsinterview was het genre dat voor dit onderzoek het meest geschikt werd geacht. Echter, antwoord op de vraag hoe journalisten specifiek medisch experts in Nederlandse talkshows bevragen, bleek niet in bestaande theorieën van dit genre gevonden te kunnen worden. Zo richtte eerder onderzoek naar nieuwsinterviews zich voornamelijk op de Anglo-Amerikaanse context, politici als geïnterviewden en persconferenties als contextuele setting. Daarnaast ontbrak het in de wetenschappelijke literatuur aan een analysemodel waarmee de vragen en reacties van journalisten systematisch in kaart gebracht konden worden. Uitbreiding van het onderzoeksveld van nieuwsinterviews was voor bovenstaande onderzoeksvraag dus nodig; hetgeen dit onderzoek middels het ontwikkelen van een categorisering en een nieuw analysemodel van mogelijke vragen en reacties van journalisten heeft gedaan. Met dit nieuwe analysemodel is het namelijk niet alleen mogelijk om meer systematisch inzicht te geven in de manier waarop journalisten met (in dit geval specifiek) medisch experts tijdens de coronacrisis omgaan; ook wordt in het nieuwe analysemodel de (indirecte) invloed van journalisten op de antwoorden van de geinterviewden en dus op de totstandkoming van het nieuws meegenomen. In het nieuwe analysemodel wordt namelijk een onderscheid gemaakt tussen neutralistische en sturende categorieën, waarbij de tweede categorie inzicht geeft in de invloed van de journalist op de geïnterviewde. Hiermee geeft verdere toepassing van het nieuwe analysemodel nauwkeuriger inzicht in de manier waarop berichtgeving tot stand komt en in de manier waarop journalisten met hun bronnen omgaan.Show less
In deze scriptie wordt de impact van het Hostile Media Effect (HME) op de werkwijze van factcheckers onderzocht, en daarmee ook het bestaan van het Hostile Reader Effect (HRE) aangetoond. Het HME...Show moreIn deze scriptie wordt de impact van het Hostile Media Effect (HME) op de werkwijze van factcheckers onderzocht, en daarmee ook het bestaan van het Hostile Reader Effect (HRE) aangetoond. Het HME staat voor de neiging onder sommige lezers om ‘de (massa)media’ als vijandig en bevooroordeeld te bestempelen, en vanuit die visie kritiek of haat te uiten op mediakanalen. De wijze waarop factcheckers rekening houden met HME-gerelateerde uitingen in hun werkwijze wordt in deze scriptie uitgelegd als het Hostile Reader Effect. Dit onderzoek bestaat uit een literatuurstudie en diepte-interviews met factcheckers. Elf factcheckers werkzaam voor zeven verschillende organisaties actief in Nederland en Vlaanderen hebben meegewerkt. Om een totaalbeeld te krijgen van de impact van het HME op hun werkwijze, is gekozen voor een focus op drie grote onderdelen van hun werk: het selecteren van factcheckwaardige onderwerpen, de formulering van factchecks en de verspreiding van de factchecks op sociale media. Bij elk van deze onderdelen is gevraagd naar de soorten reacties die factcheckers daarop krijgen, en hoe zij daarmee omgaan. Op deze manier wordt een brug geslagen tussen het HME en het HRE.Show less
Uit voorgaande onderzoeken is gebleken dat (oorlogs)correspondenten disproportioneel last hebben van gezondheidsproblemen, zoals een posttraumatische stress-stoornis. Dit komt, omdat zij zich voor...Show moreUit voorgaande onderzoeken is gebleken dat (oorlogs)correspondenten disproportioneel last hebben van gezondheidsproblemen, zoals een posttraumatische stress-stoornis. Dit komt, omdat zij zich voor langere tijd blootstellen aan gebeurtenissen die gepaard gaan met doodslag en verwonding. Tegelijkertijd heerst er een ‘suffer in silence’-cultuur, waarin de journalisten zich niet tot nauwelijks uiten over hun zwaktes, niet snel hulp zoeken en blijven werken in dit vakgebied. Om erachter te komen hoe dit is ontstaan en waar de oplossing ligt, zal antwoord worden gegeven op de volgende vraag: “Hoe construeren (oorlogs)correspondenten hun rol in de omgang met potentieel traumatiserende beelden en gebeurtenissen?” Voor dit onderzoek zijn semigestructureerde diepte-interviews afgenomen bij twaalf Nederlandse (oorlogs)correspondenten die nog steeds werkzaam zijn in het veld. Uit het huidige onderzoek blijkt dat in de rolconstructie van journalisten veel discrepantie heerst wat duidt op dissonantie. Zo vindt de journalist dat er te weinig aandacht wordt besteed aan de mentale gezondheid, terwijl zij hier wel degelijk problemen in ervaren. Toch zijn er nog steeds veel sporen van de machocultuur terug te zien in de manier hoe de journalisten zich al dan niet onbewust uiten. Dit heeft mede te maken met de verschillende rollen waar zij constant aan proberen te voldoen. De desbetreffende beroepsgroep is verstrikt geraakt in een vicieuze cirkel van roloriëntatie en rolvervulling. Uit de resultaten van dit onderzoek kunnen geen generaliserende en kwantitatieve conclusies getrokken worden, vanwege de verkennende onderzoeksmethode. Het vergt meer kwalitatief vervolgonderzoek om beter inzicht te krijgen in de dilemma’s waar journalisten tegenaan lopen, zodat hier op lange termijn verandering in kan worden gebracht door middel van passende hulpverlening – preventief of achteraf - die (oorlogs)correspondenten in de toekomst beter wapent tegen mentale gezondheidsproblemen.Show less
Klimaatverandering is een groeiend probleem en komt daarom steeds vaker in het nieuws. Bij deze verslaggeving wordt er ook in grotere mate gebruik gemaakt van foto’s en video’s die...Show moreKlimaatverandering is een groeiend probleem en komt daarom steeds vaker in het nieuws. Bij deze verslaggeving wordt er ook in grotere mate gebruik gemaakt van foto’s en video’s die klimaatverandering moet afbeelden. De fotografen en filmmakers die deze beelden maken worden in hun werk blootgesteld aan traumatische gebeurtenissen en hebben contact met slachtoffers hiervan. Echter, er is nog weinig onderzoek gedaan naar de effecten van dit werk op de fotografen en filmmakers die dit werk doen. Deze scriptie richt zich op de visualisering van klimaatverandering en of dit werk als traumatiserend wordt ervaren. Om dit te onderzoeken is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: In hoeverre kan het visualiseren van klimaatverandering traumatische effecten hebben op de fotografen en filmmakers die deze beelden vastleggen en welke copingstrategieën gebruiken zij om hiermee om te gaan? Hiervoor zijn interviews gehouden met fotografen en filmmakers die klimaatverandering visualiseren. Zij zijn gevraagd naar de manier van visualisatie, de impact die dat op hun heeft, het oplopen van trauma en hoe zij hiermee omgaan. Ook zijn er ook foto-elicitatie interviews gehouden om de context van een drietal beelden dieper te onderzoeken. De kwalitatieve data is geanalyseerd aan de hand van concepten die in de literatuurstudie geformuleerd zijn. Uit het onderzoek blijkt dat de respondenten klimaatverandering visualiseren door het afbeelden van een concrete impact, mensen en dieren. Om dit op beeld vast te leggen gaan respondenten naar gebieden die geteisterd worden door natuurrampen, spreken zij slachtoffers en fotografen en filmen zij deze mensen. In dit werk lopen zij primair trauma op door de situaties waarin zij terechtkomen en de gebeurtenissen die zij ervaren. Ook ervaren zij secundair trauma door de gesprekken die zij hebben met slachtoffers. De respondenten vertonen copingstrategieën in de interviews om het werk een plek te geven. Ook vertonen respondenten ontwijkend gedrag en een distantiëring van emoties. Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt geconcludeerd dat het visualiseren van klimaatverandering traumatiserend kan zijn voor de mensen die dit op beeld vastleggen. Zij lopen in hun werk primair en secundair trauma op vanwege de gebeurtenissen die zij ervaren en de slachtoffers die zij spreken. Dit is een oriënterend onderzoek en biedt daarmee veel ruimte voor vervolgonderzoek, zowel kwalitatief onderzoek dat dieper ingaat op het oplopen van en copen met trauma bij het visualiseren van klimaatverandering als kwantitatief onderzoek onder een bredere groep fotografen en filmmakers die dit in beeld brengen.Show less
This thesis explores the application of corporeally bereft urban landscapes in the medium of photography. In my case study, I examine Mauricio Lima's photographs as he retraces Eugéne Atget's steps...Show moreThis thesis explores the application of corporeally bereft urban landscapes in the medium of photography. In my case study, I examine Mauricio Lima's photographs as he retraces Eugéne Atget's steps in Paris during the height of the COVID pandemic of 2020. I aim to provide insights into the multiple roles and meanings that “empty places” can take on and connote. To elucidate, I engage with concepts such as the decontextualized place, Benjamin's notion of the Optical Unconscious, rephotography, and appropriation. Additionally, I question the use, shifts, and possible expanded meaning gained through the combination of images with text.Show less
We examine in detail the FAIR Guiding Principles, what they are, why they were created, as well as highlight the difference between Linked Open Data and FAIR. We then give an overview of the...Show moreWe examine in detail the FAIR Guiding Principles, what they are, why they were created, as well as highlight the difference between Linked Open Data and FAIR. We then give an overview of the current environment of humanities scholarship, paying particular attention to the Digital Humanities and book history. We explore some of the reasons that the implementation of FAIR is significantly slower in the Humanities compared to the Sciences or Social Sciences by highlighting some of the challenges faced by humanities scholars in terms of producing and quantifying digital research data that is also easily findable and reusable, while taking time to discuss issues found in all disciplines such as IP, copyright, and privacy laws, as well as issues concerning authenticity, authority, trust, verification, and uncertainty relevant to open-source platforms and digital assets. A case study is then presented using a database that was created using information from the original book catalogue and cashbooks from the Bibliotheca Thysiana, a seventeenth-century library located in Leiden, The Netherlands. After analyzing the quality of the data from the Thysiana based on the requirements of the FAIR Principles, we then utilize the steps in the FAIRification Process by applying each to the database one at a time, highlighting any challenges along the way. Finally, we conclude with thoughts and criticisms on the feasibility of the application of FAIR onto a humanities database, suggesting that it is indeed a guide that can be implemented practically in the field of book history, yet not without some challenges and forethought.Show less
The Digital Age, or the Age of Information, has made university presses and their mission to produce top quality scholarship more important than ever before. Knowledge is at everyone’s fingertips,...Show moreThe Digital Age, or the Age of Information, has made university presses and their mission to produce top quality scholarship more important than ever before. Knowledge is at everyone’s fingertips, it is as easy as pressing a few buttons on your computer, but this ease is not unilaterally aligned with reliability. This is why university content is becoming increasingly more vital. However, limited budgets, changing markets, and a reluctance to embrace digital technologies have resulted in many university presses struggling to stay in operation. The monograph in particular is struggling to turn profits and is beginning to be viewed by portions of the academic community as outdated and a monetary burden for universities. This thesis looks at how university press monographs can survive in this changing climate, in particular by employing digital marketing strategies. It examines three major developing areas of digital marketing (big data, social media use by the press and social media use by the author). It draws on UP case studies to illustrate digital marketing engagement.Show less
My thesis experimentally submits Olafur Eliasson’s — what I dub — watery projects frame ongoing motion or changeability similarly to the cinematic image, particularly the selected projects Big Bang...Show moreMy thesis experimentally submits Olafur Eliasson’s — what I dub — watery projects frame ongoing motion or changeability similarly to the cinematic image, particularly the selected projects Big Bang Fountain (2014), Still River (2016) and Fog Assembly (2016), yet transgress the customary image. I ask how to transgressively read the projects by their cinematic potential, or, how to analyze how constructed watery splashes, melting ice cubes or evaporating foggy clouds amplify the viewer’s sense about temporality, and space and self-existence. I set my experiment against a cinematic backdrop constructed by multiple considerations and analyses on Anthony McCall’s ‘solid light film’ series (1973 - 1975). My thesis experimentally demonstrates the cinematic potential productively inquires into the selected watery projects.Show less
This thesis aims to challenge the shortcomings identified in the analysis of transnationally funded non-western cinema shown at the international film festival circuit, which mainly results from...Show moreThis thesis aims to challenge the shortcomings identified in the analysis of transnationally funded non-western cinema shown at the international film festival circuit, which mainly results from framing these films as parts of a ‘National cinema’ and by analyzing them within western frameworks and according to western points of reference. Focusing on Thai films funded by the Hubert Bals Fund over the past 20 years, this thesis offers a contextual approach to modern cinema with a focus on locality and local history. This thesis is an attempt to reduce the gap between the respective fields of Area Studies and Film Studies as well.Show less
This is a comparative research between Dutch 17th century food still life paintings and contemporary food photography in order to analyze how our perception of food has changed over time. The...Show moreThis is a comparative research between Dutch 17th century food still life paintings and contemporary food photography in order to analyze how our perception of food has changed over time. The paintings and photographs are analyzed from both an art historical and from a social point of view, because social developments are essential to provide a full understanding of the changes in the depiction of food in both painting and photography.Show less
Economisch hoogleraren zijn voor journalisten met name vanwege de onafhankelijke duiding een belangrijke bron van expertise. In berichtgeving rondom de financieel-economische crisis (2008-2013) in...Show moreEconomisch hoogleraren zijn voor journalisten met name vanwege de onafhankelijke duiding een belangrijke bron van expertise. In berichtgeving rondom de financieel-economische crisis (2008-2013) in elf landelijke dagbladen worden 250 onderzochte hoogleraren bijna 13.000 keer bij naam genoemd. De journalistieke bronkeuze resulteert in een dominante elite van media-economen. Het zeer selecte gezelschap van vijf economen zorgt voor een kwart van de naamsvermeldingen, slechts twaalf personen voor de helft. De discrepantie tussen expertise zoals gepresenteerd in de media en het academische veld is groots. Geen van de economen in de academische top mag zich onder de veelgevraagde media-economen scharen. In het licht van het onafhankelijke karakter is het opvallend dat negen van de tien meestgevraagde economen een of meerdere relaties heeft met commerciële instellingen. Diversiteit in bronkeuze is onder de dagbladen van redelijk gelijke aard. De Volkskrant slaagt hierin het beste, Metro, De Telegraaf en Sp!ts vertonen grotere afwijkingen. Ten tijde van de economische crisis is sprake geweest van een groot, zichzelf versterkend, matteüseffect. Een elite van deelnemers aan het publieke debat is dusdanig zichtbaar dat zij almaar meer aandacht en macht krijgen toebedeeld. Ook inhoudelijk blijken zij eensgezind: 80 procent van de oordelen over het kabinetsbeleid zijn negatief van aard. De duidingsfunctie is verre van strikt evaluatief: niet de kritiek op een beleidsmaatregel staat centraal, maar de normatieve beoordeling van de uitkomst. De vervaging van de grens tussen de economische en politieke visie vraagt om een andere journalistiek. Een waarin veel kritischer wordt gekeken naar bronkeuze en de kleuring van het economisch publieke debat.Show less
In this thesis, the concepts of authenticity and transparency in two works of Shirley Clarke are explored. These three works are The Connection and Portrait of Jason. In order to do so, important...Show moreIn this thesis, the concepts of authenticity and transparency in two works of Shirley Clarke are explored. These three works are The Connection and Portrait of Jason. In order to do so, important works of Antonin Artaud, Bertold Brecht and André Bazin are used as a theoretical framework in the chapter on The Connection. The concept of performativity as described by Stella Bruzzi and also by Judith Butler is used as a theoretical framework in the chapter of Portrait of Jason.Show less
De aanleiding voor het schrijven van dit onderzoek werd gevormd door de zorgen die er zijn over de lokale journalistiek die zich wereldwijd in zwaar weer bevindt. Kritische lokale journalistiek zit...Show moreDe aanleiding voor het schrijven van dit onderzoek werd gevormd door de zorgen die er zijn over de lokale journalistiek die zich wereldwijd in zwaar weer bevindt. Kritische lokale journalistiek zit in de verdrukking door bezuinigingen als gevolg van onder andere dalende advertentie-inkomsten, concurrentie van het internet en de toenemende invloed van het bedrijfsleven. Hierdoor vindt op lokaal niveau onvoldoende controle plaats van de macht. Deze problemen spelen ook in Nederland, ook hier is de lokale journalistiek onvoldoende in staat om de lokale raden te controleren. In onder andere Nieuw-Zeeland, de Verenigde Staten en meerdere Europese landen werd besloten om fondsen op te richten om de lokale journalistiek te stimuleren. In Engeland besloot de BBC in mei 2016 om per jaar ongeveer 9,5 miljoen euro te investeren in 150 lokale journalisten. Deze journalisten kwamen in dienst bij lokale media verspreid over het hele land. De taak van deze journalisten is om verslag te doen van lokale autoriteiten en lokaal beleid voor de lokale media en voor de BBC. Ook in Nederland wordt nagedacht over oplossingsrichtingen. Er is nog weinig informatie over het BBC-model in Nederland bekend en wetenschappelijke informatie ontbreekt volledig. Dit onderzoek is daarom van toegevoegde waarde voor een beter begrip van het BBC-model en de mogelijke kansen voor dit model in Nederland. De hoofdvraag is dan ook: Wat zijn de kansen en bedreigingen voor het toepassen van het BBC-model voor stimulering van de lokale journalistiek in Nederland? De werkwijze bestond uit het analyseren van de ontwerpplannen, uiteindelijke plannen en de evaluatie van het BBC-model. Daarnaast werden de documenten bestudeerd van betrokken organisaties als de News Media Association (NMA), de National Union of Journalists (NUJ) en de Engelse overheid. Verder werd gekeken naar de kritiek die geuit is door verschillende partijen. Een grote bron van informatie vormden de interviews die afgenomen zijn met Nederlandse nieuwsspecialisten en de directeur van het Engelse stimuleringsmodel. Wat buiten dit onderzoek valt is het interviewen van Engelse critici en het uitvoeren van een eigen evaluatie door bijvoorbeeld het bestuderen van producties die door stimulering van het BBC-model tot stand zijn gekomen. De belangrijkste conclusies van dit onderzoek zijn dat kansen voor dit model zeker aanwezig zijn, er is onder andere, net als in Engeland, dringend behoefte aan stimulering. En bepaalde focuspunten van het model, zoals de nadruk op controle van lokale overheden, zijn ook in Nederland meer dan welkom. Maar de bedreigingen zijn in de meerderheid en lijken een opeenstapeling van moeilijk te overkomen hindernissen. Eerst zullen in Nederland grote veranderingen plaats moeten vinden in en om het medialandschap op zowel lokaal, regionaal als landelijk niveau. Gekeken zou moeten worden naar de mogelijkheid van het op- en inrichten van een organisatie waarin voor al deze verschillende niveaus van nieuws brengen ruimte is. Pas dan zou er ook ruimte kunnen ontstaan voor het implementeren van een model als de Local News Partnerships.Show less
De vraag op welke manier journalisten en deelnemers op webfora in Nederland discussiëren over het bestaan van ufo’s, staat centraal in deze scriptie. Welke logos- en ethostechnieken zetten de...Show moreDe vraag op welke manier journalisten en deelnemers op webfora in Nederland discussiëren over het bestaan van ufo’s, staat centraal in deze scriptie. Welke logos- en ethostechnieken zetten de institutionele media enerzijds en gebruikers van het vernaculaire web anderzijds in om hun publiek te overtuigen als het gaat om verhalen over ‘unidentified flying objects’? Bij logos gaat het om de inhoudelijke argumentatie van de redenaar, bij ethos om de indruk die de spreker maakt. Het onderzochte corpus bestaat uit 38 forumdiscussies uit de periode vanaf 2011 en 10 krantenartikelen uit de periode van de eerste grote ‘ufowaarneming’ van de Amerikaanse piloot Kenneth Arnold in 1947 tot en met 2019. Uit het onderzoek blijkt dat de logostechnieken van fervente gelovers en debunkers op elkaar lijken. Het ‘argumentum ad ignorantiam’, oftewel het argument van de onwetendheid, wordt door deze twee geloofsgroepen in zowel krantenartikelen als online discussies veel gebruikt. Verschil is wel dat forumdeelnemers dat uit de eerste hand doen, terwijl journalisten de verhalen optekenen uit de mond van een ander. Aan de hand van het ‘niet zeker weten van iets’ en het ontbreken van bewijs concluderen zij dat het fenomeen wel of juist niet bestaat. De bewijslast komt bij dit type argumentatie bij de tegenpartij te liggen. Believers steken dit argument wel in meer verschillende jasjes dan debunkers. Twijfelaars trekken uit de redenatie een andere conclusie. Zolang er geen bewijs voor of tegen het bestaan van vliegende schotels is, laten zij zich door de andere twee geloofsgroepen niet overtuigen. Een vierde geloofsgroep, de personal experiencers, valt in essentie uiteen in believers en twijfelaars. Deze groep begint vaak een discussie op het Ufomeldpunt, een van de onderzochte webfora. Ook in krantenartikelen staan de verhalen van de groep waarnemers dikwijls centraal. Journalisten spotten niet met het onderwerp, maar laten het vellen van een oordeel aan de lezer over. De krantenkop boven het artikel vertelt meestal wat de strekking van het verhaal is. Forumgebruikers maken gebruik van veel meer ethostechnieken dan journalisten. Beide groepen willen deskundig overkomen, maar doen dat op een eigen manier. Verslaggevers halen gevestigde autoriteiten aan en benadrukken hun eigen kennis. Forumgebruikers doen dat ook, maar anticiperen daarnaast volop op tegenargumenten. Met het benadrukken van de eigen eerlijkheid zijn journalisten niet bezig. Voor forumdeelnemers geldt het tegengestelde. Zij geven constant aan waarom ze niet over beeldmateriaal beschikken van hun ufowaarneming, benadrukken dat ze ‘normaal echt niet in ufo’s geloven’. Daarnaast geven ze enorm gedetailleerde beschrijvingen van hun ervaring om in te spelen op het gevoel van de lezer. Ook op het gebied van welwillendheid gebruiken forumdeelnemers meer technieken dan verslaggevers. Ze delen complimentjes uit aan anderen en maken gezamenlijke tegenstanders zwart. Als ze niet reageren op een vraag van een andere forumgebruiker, tast dat de ethos duidelijk aan. Journalisten benadrukken enkel de gemeeschappelijkheid van een eigenschap van het onderwerp. Juist die gemeenschappelijkheid maakt de dynamiek van ufo-verhalen uniek. Mensen van alle culturen, rangen en standen hebben al eeuwen de behoefte hebben om te praten over vreemde schouwspellen aan de hemel worden waargenomen. Wat de oorsprong is van deze ongeïdentificeerde, vliegende objecten is vooralsnog lang niet altijd te verklaren. Deze scriptie zegt iets over de manier waarop journalisten en forumgebruikers waarheden construeren.Show less
Lokale journalistiek wordt geassocieerd met woorden als ‘dichtbij’, ‘betrokken’, ‘gezellig’ en ‘herkenbaar’ (NLPO, 2019). Het publiek verwacht dat een lokale journalist zowel een kritische waakhond...Show moreLokale journalistiek wordt geassocieerd met woorden als ‘dichtbij’, ‘betrokken’, ‘gezellig’ en ‘herkenbaar’ (NLPO, 2019). Het publiek verwacht dat een lokale journalist zowel een kritische waakhond is, als actief deelneemt aan de gemeenschap (Poindexter et al., 2006). Ook zijn lokale journalisten grotendeels afhankelijk van hun publiek als bron (Nielsen, 2015). In deze scriptie, een vervolg op het onderzoek van De Jong en Koetsenruijter (2019) naar het medialandschap in ZuidHolland, wordt onderzocht hoe nabijheid het werk van lokale journalisten beïnvloedt. Er is onderzocht welke rol nabijheid als nieuwswaarde heeft, en wat de invloed van nabijheid op de journalistieke functies is. Daartoe zijn er tien semigestructureerde diepte-interviews afgenomen met lokale journalisten uit Zuid-Holland en is er gebruik gemaakt van de bestaande data van De Jong en Koetsenruijter (2019). De belangrijkste conclusies van dit onderzoek zijn dat nabijheid een essentiële factor is als nieuwswaarde en als eigenschap voor een lokale journalist, dat nabijheid de informerende en verbindende functie versterkt, maar mogelijk een gevaar vormt voor de controlerende functie van lokale journalistiek.Show less
Bij veel nieuwsitems is beeld haast niet meer weg te denken. En door de opkomst van sociale media maken journalisten steeds vaker gebruik van foto- of videomateriaal dat zij op websites zoals...Show moreBij veel nieuwsitems is beeld haast niet meer weg te denken. En door de opkomst van sociale media maken journalisten steeds vaker gebruik van foto- of videomateriaal dat zij op websites zoals Facebook en Twitter vinden (Brandtzaeg, 2016). Tegelijkertijd duikt de term ‘nepnieuws’ overal op. De manier waarop journalisten de authenticiteit van beeld controleren, is dus van belang. Dit onderzoek is toegespitst op het verificatieproces van journalisten op lokale en regionale nieuwsredacties in Nederland. De volgende onderzoeksvraag staat hierbij centraal: hoe controleren Nederlandse journalisten van lokale en regionale nieuwsmedia de authenticiteit van foto- en videomateriaal? Semigestructureerde interviews en een praktische opdracht bieden inzicht in deze vraag. De wijze waarop journalisten beeldmateriaal verifiëren, is afhankelijk van verschillende factoren. Allereerst geven de respondenten aan dat niet alles te controleren is, maar dat zij het wel belangrijk vinden om na te gaan of het beeld dat zij willen gebruiken rechtenvrij is. Beeldmateriaal wordt soms niet geverifieerd wanneer de journalist een bepaalde bron genoeg vertrouwt. Daarnaast worden archiefbeelden en stockfoto’s gebruikt wanneer de authenticiteit van het beeldmateriaal niet direct vast te stellen is, maar het nieuwsfeit wel snel gemeld moet worden. Ook dekken journalisten zich in door te melden dat er beelden zijn opgedoken van een bepaalde gebeurtenis, waarbij ze in het midden laten of de beelden wel kloppen. Daarnaast vertrouwen ze bij het verificatieproces op hun ervaring en de kennis van de regio waarin ze werken. Tools worden nog niet regelmatig ingezet om beelden te verifiëren. Wel gebruikt een aantal respondenten een reverse image search bijvoorbeeld om na te gaan of een beeld rechtenvrij is, iets dat voor een groot aantal respondenten zwaar meeweegt in het verificatieproces. Dit geldt dan vooral voor de kleinere lokale media. Zij maken ook vaak gebruik van user-generated content (UGC) dat door lezers zelf aangeleverd wordt voor de website en de krant. Beelden bij deze vorm van UGC worden niet altijd even grondig gecontroleerd, omdat dit ook vaak luchtigere onderwerpen zijn.Show less