Abstract There is only a small number of rhyming translations of the Qur’ān in European languages, while there are none at all in Dutch. Because of that in this thesis I research the possibility of...Show moreAbstract There is only a small number of rhyming translations of the Qur’ān in European languages, while there are none at all in Dutch. Because of that in this thesis I research the possibility of translating the Qur’ān into rhyming rhythmic Dutch prose, considering the sound-meaning conflation, meaning that the meaning of Arabic words in the Holy Book can be intensified by the sound of that word, and besides that, repeating a certain sound can contribute to the atmosphere and message of a sura. Maybe a rhyming rhytmic translation of the Qur’ān that is a pleasant reading and that touches the heart as well is useful for many Muslims that don’t speak the Arabic language. An attempt is made to answer this research question by means of studying literature on the Islamic debate on inimitability and translatability of the Qur’ān and the occurence of saj‘ in it, and the conditions saj‘ must meet, as well as the theories on translating the sound of the Qur’ān of Shawkat Toorawa and Waleed Bleyhesh al-Amri, and above that by a case study on translating six suras: Q. 93, Q 97, Q. 100, Q. 112, Q,113 and Q. 114. The research has shown that it is possible to translate these sura’s from Arabic into rhyming rhythmic Dutch prose, considering the sound-meaning conflation, with exegetic notes helping to clarify uncertainties, and to justify translation choices. Subsequently not much meaning was lost compared to other translations. Note, however, that a translation will never be equal to the original, whether it is related to problems of translation in general or the impossibility of translating the word of God. And because the rhyme was my first concern, it was not always possible to find special words for hapaxes, or to find words with the same sound as in Arabic. Perhaps more time will be required to accomplish this or perhaps a bilingual researcher will be able to do so. Sometimes I had to deviate from more common interpretations of the meaning because the rhyme was my first concern.Show less
Deze scriptie poogt inzage te geven in de overeenstemmingen en verschillen wat betreft het gebruik van religieuze symboliek met betrekking tot Jeruzalem in Arabische poëzie, gedurende twee uit het...Show moreDeze scriptie poogt inzage te geven in de overeenstemmingen en verschillen wat betreft het gebruik van religieuze symboliek met betrekking tot Jeruzalem in Arabische poëzie, gedurende twee uit het oog springende periodes uit de (islamitische) geschiedenis van de stad. Deze twee periodes (1099-1187 en 1967-heden) zijn uniek doordat het de langstdurende periodes zijn waarbij Jeruzalem buiten islamitische heerschappij viel, sinds de verovering van de stad door de kalief ʿUmar ibn al-Khaṭṭāb in 637. Gedurende beide periodes speelde poëzie een centrale rol in de Arabische wereld. Het diende als literair medium om uiting te geven aan het verlangen tot een herovering en terugkeer naar de stad, waarbij dichters uitvoerig gebruik maakten van religieuze symboliek om dit verlangen kracht bij te zetten. In het kort kan gesteld worden dat dichters uit beide periodes zich op grofweg dezelfde islamitische symboliek beriepen, maar dat er significante verschillen bestaan wat betreft het gebruik van niet-islamitische religieuze symboliek. Het gebruik van dergelijke veelal christelijke maar ook joodse symboliek, hing sterk af van de politieke context waarbinnen gedichten geschreven werden. Waar de ene dichter dergelijke symboliek aanhaalde om religieuze verschillen te overstijgen, gebruikte de ander niet-islamitische symboliek om een islamitisch-religieuze agenda te promoten. Ondanks deze verschillen kan zonder meer gesteld worden dat alle dichters eenzelfde liefde en verlangen uitten voor Jeruzalem.Show less
Dit werkstuk gaat over de sjiitische visie op het afbeelden van religieuze figuren. Allereerst wordt er een korte inleiding gegeven in belangrijke sjiitische theologische concepten. Dit wordt...Show moreDit werkstuk gaat over de sjiitische visie op het afbeelden van religieuze figuren. Allereerst wordt er een korte inleiding gegeven in belangrijke sjiitische theologische concepten. Dit wordt gevolgd door een bespreking van verschillende religieuze bronnen en de visie op de toelaatbaarheid van afbeeldingen die daarin te vinden is. Het resultaat van deze analyse wordt uiteindelijk vergeleken met afbeeldingen van religieuze figuren in hedendaags Iran.Show less
In dit onderzoek wordt de positie van de vroedvrouw in een bredere context van vrouwenstudies geplaatst, om te zien in hoeverre haar status zich verhield tot die van de gewone vrouw in het...Show moreIn dit onderzoek wordt de positie van de vroedvrouw in een bredere context van vrouwenstudies geplaatst, om te zien in hoeverre haar status zich verhield tot die van de gewone vrouw in het middeleeuwse islamitische Midden-Oosten. Ook wordt onderzocht hoe het werk van de vroedvrouw zich manifesteerde in deze samenleving en hoe de positie van de vroedvrouw in relatie stond tot de man-vrouw verhouding.Show less
De 9e eeuw was een onrustige tijd voor zowel het ‘Abbāsieden rijk als Armenië. Het was ook een periode van sterke tegenstellingen, van vrijheid en onderdrukking, van wetenschappelijke...Show moreDe 9e eeuw was een onrustige tijd voor zowel het ‘Abbāsieden rijk als Armenië. Het was ook een periode van sterke tegenstellingen, van vrijheid en onderdrukking, van wetenschappelijke ontwikkelingen en de obstructie hiervan. Hoewel het niet ontkend kan worden dat er restrictieve maatregelen werden genomen tegen niet-moslims moet er evenwel afgevraagd worden in hoeverre deze maatregelen het dagelijks leven van niet-moslims beïnvloedde. Christenen kregen het weliswaar zwaarder, maar waren nog steeds alom vertegenwoordigd aan het hof. De suggestie dat Qusṭā zich in Armenië pas veilig voelde om een reactie op de brief van al-Munajjim te schrijven is hiermee niet direct te niet gedaan, maar lijkt wat te voorbarig. Qusṭā’s reactie vertoont opvallend veel overeenkomsten met andere grote polemische werken van bijvoorbeeld Abu Qurra, Timoteüs I, Ḥunayn en al-Kindī. Qusṭā’s reactie lijkt echter niet erg controversieel en in veel opzichten zelfs minder controversieel dan bijvoorbeeld al-Kindī’s reactie. Qusṭā lijkt echter wel degelijk islam als waar geloof te bekritiseren en in het verwezenlijken hiervan toont hij zowel gelijkenissen met polemische werken geschreven in het begin van de 9e eeuw als halverwege de 10e eeuw.Show less
Een onderzoek naar de religiositeit van Marokkanen woonachtig in Marokko in vergelijking met de religiositeit van Marokkaanse migranten, gemigreerd tussen de jaren ’60 en ’90, in Nederland, mede in...Show moreEen onderzoek naar de religiositeit van Marokkanen woonachtig in Marokko in vergelijking met de religiositeit van Marokkaanse migranten, gemigreerd tussen de jaren ’60 en ’90, in Nederland, mede in kaart gebracht door interviews en focus op de viering van het Offerfeest door beide groepen.Show less
Doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van de voorbereiding, ervaring en reactie van/op de hadjdj onder de eerste en tweede generatie Marokkaanse vrouwen in Nederland. De vraag die centraal...Show moreDoel van dit onderzoek is het in kaart brengen van de voorbereiding, ervaring en reactie van/op de hadjdj onder de eerste en tweede generatie Marokkaanse vrouwen in Nederland. De vraag die centraal staat binnen dit onderzoek is: Wat zijn de verschillen in de voorbereiding, ervaring en reactie op de hadjdj door de eerste respectievelijk tweede generatie? Voor dit onderzoek maak ik gebruik van interviews en bestaande literatuur. Uitgangspunt hiervoor is het artikel van Roff. De drie fases die hij heeft besproken zullen de leidraad vormen van dit onderzoek. Om tot een antwoord te komen op deze vraag zullen daarnaast de volgende deelvragen aanbod komen: wat zijn de kenmerken van de eerste respectievelijk tweede generatie? Deze deelvraag omvat een korte thematische weergave van enkele belangrijke kenmerken en verschillen van en tussen de beide generaties. Het is relevant om dit kader te schetsen om zo de context weer te geven waaruit de vrouwen van deze generaties handelen. Het antwoord op deze vraag wordt voornamelijk gezocht binnen de al bestaande literatuur en onderzoeken. Bij de tweede deelvraag staan de voorschriften van de hadjdj in de Nederlandse context centraal. De vragen die hier beantwoord worden zijn: aan welke eisen moet een hadjdj voldoen om geldig te zijn? Zijn al deze eisen te behalen in de Nederlandse maatschappij? En welke hulpmiddelen voor de hadjdj zijn er in Nederland aanwezig? Het antwoord hierop wordt gevormd aan de hand van bestaande literatuur en resultaten uit de gevoerde interviews. De derde deelvraag zal beantwoord worden met behulp van interviews en luidt: hoe ervaart en reageert de eerste respectievelijk tweede generatie (op) de hadjdj, en welke voorbereidingen treffen zij? En tot slot, wat zijn de overeenkomsten, de verschillen en valt er wel te spreken over een generatieconflict?Show less