In deze thesis staan de veranderingen op het gebied van de gemiddelde uittredeleeftijd en de arbeidsparticipatie van oudere werknemers sinds de Tweede Wereldoorlog in Nederland centraal. De...Show moreIn deze thesis staan de veranderingen op het gebied van de gemiddelde uittredeleeftijd en de arbeidsparticipatie van oudere werknemers sinds de Tweede Wereldoorlog in Nederland centraal. De Algemene Ouderdomswet en het vervroegd uittreden van oudere werknemers vormen de twee kernpunten die ik behandel. Het ontstaan van de AOW en de VUT wordt uitvoerig besproken en tevens komen de belangrijkste discussies die zich in de loop der jaren hebben ontwikkeld met betrekking tot deze twee onderwerpen aan bod. Deze debatten hadden hoofdzakelijk met de financiering en de toekomstige verwachtingen te maken. De belangrijkste bevinding uit deze thesis is dat Nederland tot de jaren zeventig een hoge arbeidsparticipatie van oudere werknemers kende. Dankzij de economische problemen die in dit decennium zichtbaar begonnen te worden, gingen werkgevers en vakbonden op zoek naar mogelijkheden om de groeiende werkloosheid terug te dringen. Dit leidde tot het vervroegd uittreden of de VUT en hier maakten veel oudere werknemers gebruik van, wat als gevolg had dat de arbeidsdeelname van deze groep aanzienlijk daalde. Onder invloed van de toenemende vergrijzing leidde dit echter tot te hoge kosten en vanaf de jaren negentig werd het vervroegd uittreden steeds minder aantrekkelijk gemaakt door de overheid. Na de eeuwwisseling werd deze trend voortgezet. Hierdoor steeg de participatiegraad van oudere werknemers en ook traden zij op steeds hogere leeftijd uit het arbeidsproces. In internationaal opzicht waren deze ontwikkelingen opmerkelijk. Werd Nederland eind jaren tachtig nog gekenmerkt door een uitzonderlijk lage arbeidsdeelname van 55-plussers, in 2011 waren de rollen omgedraaid en behoorde Nederland tot de top van Europa op het vlak van de arbeidsparticipatie.Show less