Research master thesis | Archaeology (research) (MA/MSc)
open access
In the Sicilian maritime town of Acitrezza, the tangible cultural and intangible heritage in the Rodolico’s shipyard has been unrecognised over the past years and rarely promoted as part of...Show moreIn the Sicilian maritime town of Acitrezza, the tangible cultural and intangible heritage in the Rodolico’s shipyard has been unrecognised over the past years and rarely promoted as part of cultural or economic-oriented activities of the area. For a long time, approaches to cultural heritage in Acitrezza have only celebrated the Verga’s greatest masterpiece, I Malavoglia, and the local protected marine area, characterised by the presence of the Faraglioni basaltic rocks. The protracted indifference of the local authority toward the shipyard combined with internal family dynamics seems to condemn this genius loci to oblivion. People believe this misrecognition leads to ignoring a sense of local identity made up of “marine carpentry affairs” and centuries-old tangible and intangible heritage practices that might be meaningful to the local community. This thesis employs a collaborative methodology called Participatory Video (PV) to investigate an alternative past for the town of Acitrezza, possibly incorporating the shipyard and shipwrights into a new local heritage policy and strategy. Two different approaches, underpinning two cases studies, characterise this methodology: the postcolonial author approach, which consists of an equal and peer-to-peer relationship between researchers and informants to create videos about tangible and intangible heritage, and the author as “a fly in the soup” approach, which enables informants to create their own personal and community narrative-commentary about private photographs of Acitrezza (and more!). Through the collaborative video-creation process, the thesis demonstrates that the PV methodology can be suitable for collaboration with people when dealing with local issues.Show less
In deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar hoe Nederlandse journalisten amateurbeeldmateriaal van sociale media verifiëren. Dit gebeurt aan de hand van het onderzoek dat Brandtzaeg et. al (2016)...Show moreIn deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar hoe Nederlandse journalisten amateurbeeldmateriaal van sociale media verifiëren. Dit gebeurt aan de hand van het onderzoek dat Brandtzaeg et. al (2016) deden. Zij onderzochten de manier waarop journalisten uit verschillende Europese landen materiaal van sociale media verifiëren en daarnaast brengen ze ook in kaart hoe deze journalisten dit materiaal zien en benaderen. Daarnaast doen de journalisten in het onderzoek van Brandtzaeg et. al aanbevelingen voor hoe het verificatieproces beter kan. De vragen die in dit onderzoek worden beantwoord, zijn dan ook voor een deel rechtstreeks afgeleid van hun onderzoek, maar dan toegespitst op amateurbeeldmateriaal van sociale media. Zeker in crisissituaties is de informatie en het (beeld)materiaal dat op sociale media te vinden is voor veel journalisten inmiddels al een zeer belangrijke bron (Rauchfleisch 2017, p.1). Dat maakt het relevant om te onderzoeken of en hoe Nederlandse journalisten dit materiaal verifiëren. Ten eerste voor de journalisten zelf, maar ook voor de nieuwsconsument. Dit onderzoek wil aantonen hoe de verificatie van amateurbeeldmateriaal van sociale media bij nieuwsorganisaties in zijn werk gaat en dus kan de consument zich op basis daarvan ook afvragen hoe kritisch hij zelf moet kijken naar materiaal van amateurs dat door journalisten wordt gebruikt. Hiertoe is de volgende onderzoeksvraag gebruikt: Hoe verifiëren journalisten amateurbeeldmateriaal van sociale media? Het onderzoek is zowel met een kwalitatieve als een kwantitatieve methode uitgevoerd. Het kwalitatieve deel bestaat uit semi-gestructureerde interviews, die zich richten op het verificatieproces en de waarde die journalisten hechten aan dat proces. Er wordt gereconstrueerd of en hoe journalisten beelden van sociale media verifiëren, en hoe belangrijk zij verificatie in dit opzicht vinden. De vragen zijn grotendeels afgeleid van het onderzoek van Brandtzaeg et. al (2016, p. 327). De kwantitatieve gegevens komen voort uit een enquête en hier gaat het over de algemene houding van journalisten ten opzichte van amateurbeelden afkomstig van sociale media. Het geeft een beeld van de waarde die de journalisten aan amateurbeelden toekennen en hoe vaak zij deze gebruiken. De enquête werd voorafgaande aan het interview door de journalist ingevuld. De interviews vormen verreweg de belangrijkste bron van informatie waaruit de conclusies in dit onderzoek worden getrokken. De gegevens uit de enquête dienen vooral als nuttige ondersteunende achtergrondinformatie. Er zijn in dit onderzoek 12 journalisten geïnterviewd en geënquêteerd, werkzaam bij verschillende media. Uit de resultaten is naar voren gekomen dat de Nederlandse journalisten in dit onderzoek allemaal in meer of mindere mate gebruik maken van sociale media voor hun werk. Amateurbeeldmateriaal maakt daar een deel van uit. Zij gebruiken dit materiaal minder vaak dan materiaal van sociale media in het algemeen, maar toch zeker nog regelmatig. De verificatie van amateurbeeldmateriaal van sociale media is naar de mening van de respondenten essentieel en ook belangrijker dan de verificatie van ander materiaal. Dit komt vooral voort uit de angst dat dit beeldmateriaal gemanipuleerd kan worden. De angst voor manipulatie van het beeldmateriaal wordt door de respondenten in dit onderzoek breed gedeeld. Dit betekent niet dat de journalisten altijd overgaan tot de verificatie van het materiaal. Tijdsdruk is een aspect dat in dit geval vaak voorbij komt als verklaring. Journalisten willen iets graag brengen, en maken dan de afweging dat verificatie niet nodig is. Er wordt in zo’n geval dan vaak afgegaan op het eigen gevoel, een journalistieke ‘gut feeling’. In het verificatieproces maken de journalisten vooral gebruik van verificatiemethoden die als traditioneel kunnen worden gezien. Verificatietools die hiervoor beschikbaar zijn, vinden bij de journalisten in dit onderzoek amper aftrek. De respondenten deden wel aanbevelingen voor het ontwikkelen van tools, die er vooral op neerkwamen dat tools die de journalisten tijd en moeite besparen in het proces, gewenst zijn.Show less