Een van de dingen die bijdraagt aan een goed functionerende democratie is het volgen van het nieuws. Een deel van onze samenleving zegt daarentegen ontevreden te zijn over de veelal negatieve...Show moreEen van de dingen die bijdraagt aan een goed functionerende democratie is het volgen van het nieuws. Een deel van onze samenleving zegt daarentegen ontevreden te zijn over de veelal negatieve berichtgeving in de media, omdat ze zich er somber, depressief en hopeloos door voelen. Sommigen kiezen er daarvoor zelfs voor om het nieuws te mijden. Constructieve journalistiek is stroming die iets wil doen aan die focus op negativiteit in de media. Eerder onderzoek laat veelbelovende resultaten zien op de effecten van constructieve journalistiek op de emoties van het publiek en op de betrokkenheid. Met een experiment is in dit onderzoek onderzocht of die resultaten opnieuw werden gevonden. Een groep volwassen respondenten (N = 96) tussen de 19 en 62 jaar las hiervoor nieuwsverhalen gemaakt door Omroep West. Het bleek dat de constructieve nieuwsverhalen zorgde voor meer positieve emoties, maar niet voor meer betrokkenheid. Dit onderzoek draagt bij aan de kennis over de effecten van constructieve journalistiek. Het biedt handvatten voor mediaorganisaties als Omroep West. Door als journalist constructieve elementen in nieuwsverhalen te gebruiken, zoals meer aandacht voor nuance, oplossingen en hoop, voelt het publiek zich positiever. Die positiviteit zou er uiteindelijk voor kunnen zorgen dat meer mensen het nieuws wel willen blijven volgen.Show less
Child abuse is a big problem in the Netherlands. A big group of children is structurally exposed to (severe) child abuse. Several risk factors can contribute to the development of child abuse...Show moreChild abuse is a big problem in the Netherlands. A big group of children is structurally exposed to (severe) child abuse. Several risk factors can contribute to the development of child abuse within families. This study aims to investigate whether several aspects of parenting are able to predict the severity of child abuse within families. The sample consisted of 627 Dutch parents that have recently experienced child abuse within their family. The parents filled in self-report questionnaires about themselves, their children and their experiences with child abuse under the supervision of student-researchers. Topics covered in the questionnaire were, among others, the experience of child abuse within the family, the way situations were handled, the level of experienced parenting stress, the level of warmth and involvement shown to the child(ren) and the professional help that the family received. Results showed that the level of parenting stress that parents experience is a positive significant predictor of the severity of child abuse within families. The level of warmth and involvement that parents show towards their children appeared to be a negative significant predictor of the severity of child abuse. However, the level of parental warmth and involvement did not seem to play a significant role in the relationship between parenting stress and severity of child abuse. Gender of the parent was a nonsignificant predictor of the severity of child abuse and did not seem to play a significant role in the relationship between parenting stress and severity of child abuse. The results of the study show that parenting stress can be an important risk factor for severe child abuse, while parental warmth and involvement may be an important protective factor. It is important to take these aspects into account when offering professional help and in future research.Show less
Dit onderzoek gaat over betrokkenheid van leerlingen op basisschool Paschalis. Hier presteren leerlingen op cognitief gebied bovengemiddeld. Leerkrachten willen graag dat de cognitief sterkste...Show moreDit onderzoek gaat over betrokkenheid van leerlingen op basisschool Paschalis. Hier presteren leerlingen op cognitief gebied bovengemiddeld. Leerkrachten willen graag dat de cognitief sterkste leerlingen ook betrokken zijn, en zochten naar tools om de betrokkenheid te vergroten. Het doel van dit onderzoek was om de betrokkenheid van bovenbouwleerlingen op de Paschalis te peilen en om handvatten toe te reiken om de betrokkenheid te vergroten. Dit is onderzocht middels de volgende onderzoeksvraag: Hoe ervaren bovenbouwleerlingen op de Paschalis hun betrokkenheid tijdens de lessen waarbij expliciete directe instructie wordt gegeven? Komt dit overeen met hoe hun leerkrachten dit ervaren en hoe kunnen zij de betrokkenheid van hun leerlingen vergroten? Bovenbouwleerlingen en -leerkrachten vulden een vragenlijst in. De vragenlijsten bestonden uit gesloten en open vragen. De gesloten vragen hadden betrekking op de vormen van betrokkenheid, en de open vragen op de huidige situatie en hoe betrokkenheid vergroot kan worden. De algemene betrokkenheid van leerlingen op de Paschalis is relatief hoog. De vier vormen van betrokkenheid verschillen significant van elkaar, waarbij agentic engagement als het laagst wordt ervaren. Leerlingen en leerkrachten lieten hierbij een soortgelijke verdeling zien. Er is onderzocht of het vaardigheidsniveau van leerlingen invloed had op de betrokkenheid, wat voor zowel taal als rekenen niet significant bleek te zijn. In de open vragen van de vragenlijst zijn er suggesties gegeven om de betrokkenheid te vergroten, waarbij spelletjes en actieve werkvormen genoemd werden. Om betrokkenheid te vergroten kan er ingespeeld worden op het vergroten van agentic engagement, en op suggesties van de leerlingen.Show less
Steeds meer mensen zijn nieuws-moe. Om het imago van de journalistiek bij te stellen, veranderen mediabedrijven van strategie en proberen ze de betrokkenheid van het publiek weer te vergroten. De...Show moreSteeds meer mensen zijn nieuws-moe. Om het imago van de journalistiek bij te stellen, veranderen mediabedrijven van strategie en proberen ze de betrokkenheid van het publiek weer te vergroten. De regionale Omroep West probeert dit door constructieve journalistiek toe te passen: een relatief nieuw journalistiek genre met de focus op meer nuance in verhalen, betrokkenheid van het publiek en het beantwoorden van de ‘wat nu?’-vraag. Uiteindelijk staat de volgende onderzoeksvraag centraal: Hoe hebben de redacteuren van Omroep West die zich bezighouden met videocontent de introductie en uitrol van constructieve journalistiek binnen de omroep ervaren? Als uitgangspunt dienen verschillende theorieën van Journalism Studies, zoals over constructieve journalistiek (Gyldensted, 2015; Haagerup, 2014; McIntyre, 2015), rolpercepties (Mellado & Van Dalen, 2014), positieve psychologie (Fredrickson, 2011; Gyldensted, 2015; Pals, 2006; Seligman, 2011) en framing (Bednarek & Caple, 2012; Entman, 1993; Gutmann, 2012). Met deze theorieën als uitgangspunt zijn vervolgens een tiental redacteuren van Omroep West bevraagd over hun ervaringen met de introductie en de uitrol van constructieve journalistiek, evenals over de implementatie ervan in hun werkzaamheden en welke visuele mogelijkheden het concept heeft. Dit gebeurde aan de hand van semigestructureerde diepte-interviews met de redacteuren. De interviews zijn vervolgens getranscribeerd en gecodeerd volgens de methode van Rubin & Rubin (2012). Uit het onderzoek blijkt dat de redacteuren positief staan tegenover de constructieve journalistiek als nieuwe werkwijze, maar dat ze kritisch zijn over de manier waarop het concept op de redactie is geïntroduceerd en uitgerold. De kritiek komt voort uit het gebrek aan een discussie over het concept voorafgaand aan de invoering, onduidelijke informatievoorziening en niet-constructieve communicatie vanuit de leiding. Anderzijds zien de redacteuren in het concept zelf de mogelijkheden voor het creëren van meer betrokkenheid met het publiek. Ook merken ze dat de werkwijze van constructieve journalistiek van invloed is binnen hun werkzaamheden. Daarbij worden de visuele mogelijkheden van het genre beperkt door het tijdsgebrek van de journalisten en tijdsrestricties die aan videoreportages vastzitten. Uiteindelijk valt de conclusie te trekken dat de constructieve journalistiek in theorie veel potentie heeft, maar dat voor het slagen daarvan goede aansturing en een open houding van de redacteuren noodzakelijk is.Show less
De kwaliteit van de therapeutische relatie in psychotherapie, de persoonlijke band tussen de therapeut en de patiënt, blijkt erg bepalend voor het behandelresultaat. Dit wordt in de regel...Show moreDe kwaliteit van de therapeutische relatie in psychotherapie, de persoonlijke band tussen de therapeut en de patiënt, blijkt erg bepalend voor het behandelresultaat. Dit wordt in de regel onderscheiden van technieken, als zijnde alle manieren waarop klachten, gedragingen en herstel begrepen worden en al de interventies die hieruit volgen. Deze scriptie beschrijft drie benaderingen die de kracht van de relatie in onderscheid van technieken pogen te verklaren, vanuit de stellingname dat het belang van de relatie relevant is voor de verantwoordelijkheid die de therapeut ten overstaan van de patiënt heeft. Door gebruik te maken van verschillende plaatsen die door filosofen aan de ethiek zijn toegekend, worden verschillende mogelijkheden zichtbaar. De faciliterende relatie, ten eerste, leert dat de kracht van de relatie gelegen is in haar ondersteuning van de technieken. De atechnische relatie, ten tweede, stoelt op Bubers begrip van de ethische tussenruimte en beschrijft de relatie op haar krachtigst wanneer technieken slechts een geminimaliseerde rol spelen. De asymmetrische relatie, ten slotte, stoelt op Levinas’ begrip van de ethiek als eerste filosofie en leert dat de confrontatie met een ander oproept tot verantwoordelijkheid en dat dit (in beide richtingen) de kracht van de therapeutische relatie verklaren kan. Deze laatste benadering wordt als de meest plausibele verklaring voorgesteld. Deze benadering onderstreept de waarde van een kwetsbare betrokkenheid van de psychotherapeut op het therapeutisch proces.Show less
In dit onderzoek wordt de beleefdheidstheorie (Brown & Levinson 1987) gekoppeld aan ontwijkings- en verkleiningstechnieken ten behoeve van verantwoordelijkheid (Kampf 2009) door analyses van de...Show moreIn dit onderzoek wordt de beleefdheidstheorie (Brown & Levinson 1987) gekoppeld aan ontwijkings- en verkleiningstechnieken ten behoeve van verantwoordelijkheid (Kampf 2009) door analyses van de taalhandeling ‘excuses’. In dit onderzoek worden twee zaken onderzocht. Allereerst wordt in de analyse nagegaan of er door sprekers die in het openbaar spreken op een of andere manier gebruik wordt gemaakt van beleefdheidsstrategieën of ontwijkingstechnieken. Daarnaast wordt aan de hand van dit onderzoek getracht te bepalen wat de invloed van beide technieken is op de beleefdheid van een openbaar excuus. De woorden uit drie excuustoespraken van politici, drie excuustoespraken van dienstverleners en drie excuustoespraken van sporters zijn gelabeld op plaatsen waar deze woorden een beleefdheidsstrategie of ontwijkingstechniek bevatten. Het gaat om toespraken van premier Rutte, minister Timmermans, staatssecretaris Teeven, ING directeur Jan Hommen, NS directrice Ingrid Thijssen met ProRail directeur Paul Dirix, BlackBerry directeur Stephen Bates, profvoetballer Erik Pieters, schaatser Sjinkie Knegt en profvoetballer Luis Suaréz. De toespraken bevatten allen een excuus, er moet sprake zijn van een excuus en moeten daarnaast zijn vastgelegd op video; om ook omgevingsfactoren te kunnen beoordelen. Tevens was voor de keuze van de toespraak van belang dat de excuustoespraak een korte toespraak bevat en niet louter het zeggen van het woord ‘sorry’ of ‘excuses’. Op basis van de vier manieren voor verantwoordelijkheidsontwijking van Kampf (2009) en de vier basis componenten voor een excuus (Deutschmann 2003) is een analysemodel ontwikkeld om ontwijkings- en verkleiningsmanoeuvres te detecteren en te labelen. Het analysemodel bevat vier strategieën waarbinnen technieken en wijzen zijn geformuleerd om verantwoordelijkheid te ontwijken of verkleinen: (1) de formulering van de remedie, (2) de belediging (het delict) en verantwoordelijkheid, (3) de beledigde en verantwoordelijkheid en (4) de belediger en verantwoordelijkheid. Met behulp van dat analysemodel en de ruim veertig beleefdheidsstrategieën van Brown & Levinson (1987) zijn de negen excuustoespraken geanalyseerd. Uit die analyse is gebleken dat alle negen sprekers gebruik maken van ontwijkingstechnieken waarmee zij verantwoordelijkheid proberen te ontwijken. Van de vier strategieën blijkt strategie twee de meest gebruikte ontwijkingsstrategie. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat met het gebruik van ontwijkingen van het delict op een (in verhouding) onopvallende manier gemanoeuvreerd worden met de verantwoordelijkheid.Show less
De afgelopen jaren is er steeds meer aandacht gekomen voor de rol van vaders in de ontwikkeling en zorg voor hun kind. Over de invloed van vaders is echter nog lang niet zoveel bekend als over de...Show moreDe afgelopen jaren is er steeds meer aandacht gekomen voor de rol van vaders in de ontwikkeling en zorg voor hun kind. Over de invloed van vaders is echter nog lang niet zoveel bekend als over de invloed van moeders. In deze scriptie is getracht meer duidelijkheid te scheppen over de betrokkenheid van vaders in opvoedingstaken en hun sensitiviteit. Er zijn gegevens van 697 vaders en kinderen uit het Generation R onderzoek gebruikt. De vaders zijn tijdens de zwangerschap met de Three Minute Speech Sample (TMSS) geïnterviewd over hun verwachtingen over het ongeboren kind. Met behulp van vragenlijsten op 3- en 4-jarige leeftijd van het kind zijn de mate van betrokkenheid van vader in opvoedingstaken en het aantal uren dat vader doorbrengt zonder de aanwezigheid van moeder uitgevraagd. Op 4-jarige leeftijd van het kind is de sensitiviteit van vader geobserveerd met behulp van de Erickson Scales. Een hoge Expressed Emotion (EE) score was niet gerelateerd aan de mate van betrokkenheid in de opvoedingstaken van vaders. Wanneer vaders een hoge EE score hadden waren ze niet minder betrokken in de opvoeding van hun kind. EE-scores waren wel geassocieerd met de mate van sensitiviteit in de interactie met het kind. Vaders met een hoge EE-score bleken minder sensitief te zijn. Hiernaast bleek betrokkenheid van vader in de opvoedingstaken niet gerelateerd te zijn aan zijn sensitiviteit. Vaders die hoog betrokken waren toonden niet meer sensitief gedrag in de interactie met het kind dan vaders die laag betrokken waren. Tot slot bleek dat hoog betrokken vaders meer tijd met hun kind spendeerden zonder aanwezigheid van moeder. Toekomstig onderzoek zal zich moeten richten op de invloed van Expressed Emotion op de latere vader-kind relatie omdat er nog nauwelijks onderzoek is geweest naar het verband tussen prenatale verwachtingen van vaders en hun latere betrokkenheid en sensitiviteit. Tevens is het belangrijk aandacht te besteden aan de invloed van een scheiding tussen ouders en het hebben van papadagen op de vader-kind relatie.Show less