The topic of this Master Thesis is quantitative methodologies for optional features and bundles. The frame is the one of Quantitative Marketing Research, a field whose goal is to give market...Show moreThe topic of this Master Thesis is quantitative methodologies for optional features and bundles. The frame is the one of Quantitative Marketing Research, a field whose goal is to give market intelligence in forms of, among others, market shares, population clustering and scenario simulations. The particular problem we have worked on is the one of optional features and bundles i.e. services that can be selected for an extra price when purchasing a product. The technique we have used in our analysis is a discrete choice model, Choicebased Conjoint. The content of this thesis is based on an internship at the international market research company SKIM. The internship was jointly supervised by Senior Methodologist Kees van der Wagt (SKIM) and Prof. Dr. Richard Gill (Mathematisch Instituut Leiden). The two most important results of the thesis are new methodologies to study products with optional features and bundles. These methodologies produce utilities that match the respondent’s observed choices. Only knowing the estimated utilities, we are able to answer the questionnaire producing answers similar to the observed ones. The methodologies enjoy all typical properties of conjoint methodologies and can be used to calculate market shares, simulate scenarios etc. Their most interesting feature is that it is possible to tell if offering an option makes a product too complicated. They can also tell if their simple presence makes the product more appealing (halo effect). As far as we know, this is the first study in this promising field. The methodologies we propose are tested on two different datasets arising from studies conducted by SKIM. They have been developed with tests on simulated datasets. The software of choice for the estimation procedure was Sawtooth’s implementation of CBC HB. For reproducibility of experiments we also wrote a package in the open source language R reproducing the same algorithm. This package and Matlab codes used in simulations are found in the Appendix.Show less
Dagelijks reizen er zo’n 1,1 miljoen mensen met de trein en deze mensen zijn verdeeld over zo’n 4.700 treinritten. Het reizen met de trein wordt mogelijk gemaakt door de Nederlandse Spoorwegen....Show moreDagelijks reizen er zo’n 1,1 miljoen mensen met de trein en deze mensen zijn verdeeld over zo’n 4.700 treinritten. Het reizen met de trein wordt mogelijk gemaakt door de Nederlandse Spoorwegen. Elke reiziger van de NS wil zo snel mogelijk op het eindstation aankomen en het liefst met zo min mogelijk overstappen. De NS zoekt dit voor je uit. Op de site van de NS kun je invullen waar je naar toe wilt en waar je wilt vertrekken. Met ´e´en druk op de knop vertelt de computer je hoe laat je op je beginstation moet opstappen, waar en hoe laat je moet overstappen, hoe laat je aankomt op je eindstation en hoe lang je daar in totaal over doet. Ideaal dat de computer dat zo voor je kan berekenen. Maar daar zit uiteraard een hoop techniek en computerwerk achter. Wat de computer eigenlijk voor je doet is een optimale route voor je vinden. De computer maakt hierbij gebruik van een graaf. In dit boekje staan een aantal problemen beschreven waarvoor we op zoek gaan naar een optimale oplossing. Alle problemen die worden beschreven maken gebruik van een graaf. Het doel van het boekje is om inzicht te geven in het maken van een graaf bij een probleem. Tevens geeft dit boekje aan hoe je optimale oplossingen kunt vinden van een probleem door gebruik te maken van de opgestelde graaf. Het boekje is als volgt opgebouwd. In het eerste hoofdstuk maken we kennis met het begrip graaf en het begrip netwerk. In hoofdstuk 2 wordt het probleem ’Netwerkstromen’ uitgelegd en opgelost. In hoofdstuk 3 wordt dit gedaan met het ’Koppelingsprobleem’ en hoofdstuk 4 licht het ’Knapzakprobleem’ verder toe. Wat de problemen precies inhouden vind je in de desbetreffende hoofdstukken. Hoofdstuk 5 bevat een aantal afsluitende opgaven. Deze kun je maken met behulp van de theorie die eerder in het boekje beschreven is. Het laatste hoofdstuk bevat een aantal korte uitwerkingen en antwoorden van een aantal opgaven die in de hoofdstukken staan. Er staat niet van alle opgaven een antwoord bij. Het is aan te raden om de opgaven die je tegenkomt eerst te maken voordat je verder gaat. De opgaven zorgen voor een verduidelijking van de tekst en zijn een oefening voor het begrijpen en het zelf toepassen van de theorie. Alleen de afsluitende opgaven zijn los van elkaar te maken.Show less
Het bronnenmateriaal dat voor onderzoek naar kleding gebruikt kan worden is beperkt, zeker voor inheemse nederzettingen in West-Nederland. Over de in deze periode in de noordelijke provincies...Show moreHet bronnenmateriaal dat voor onderzoek naar kleding gebruikt kan worden is beperkt, zeker voor inheemse nederzettingen in West-Nederland. Over de in deze periode in de noordelijke provincies gedragen kleding bestaan wel diverse algemene theorieën, gebaseerd op schriftelijke, iconografische en archeologische bronnen. Hieruit komen diverse kledingstijlen naar voren, waaronder een vaak gedragen basisstijl. Deze lijkt geen gebruik te maken van fibulae. In Leidschendam-Leeuwenbergh bestaat het aan kleding verbonden bronnenmateriaal echter hoofdzakelijk uit (fragmenten van) fibulae. Dit past dus niet bij de door de algemene theorieën voorgestelde basisstijl. Op basis van het vondstmateriaal moet deze waarschijnlijk dus aangevuld worden met kledingstukken waarvoor wel fibulae gebruikt werden. Deze zijn mogelijk meer ‘inheems’ en daardoor weinig afgebeeld en onzichtbaar. Het lijkt er echter wel op dat fibulae zowel binnen ‘Romeinse’ als ‘Inheemse’ stijlen voorkwamen en dus niet als specifiek voor de een of de ander gelden. De algemene theorieën blijken ontoereikend te zijn. Toch zijn deze de enige indicatie van kleding die zonder fibulae gedragen werd en die dus geen sporen heeft achtergelaten. Zowel het bronnenmateriaal als de theorieën worden dus gekenmerkt door grote beperkingen. Een reconstructie van de in de nederzetting gedragen kleding zal zich op beide moeten baseren en ook dan zal veel onzichtbaar of onduidelijk blijven. Wel kan het materiaal diverse interessante aanknopingpunten opleveren voor breder vervolgonderzoek. De fibulae kunnen ook zelfstandig uitgewerkt worden, hoewel ze eigenlijk niet los gezien moeten worden van de kleding waartoe ze behoren. Door gebruik te maken van typologie kunnen dateringen worden gegeven. Ook kunnen de fibulae (deels) verbonden worden aan de identiteit van hun drager, maar deze toewijzingen blijven twijfelachtig. De fibulae worden zowel binnen de nederzetting, in graven als in een mogelijke rituele context aangetroffen, duidend op een betekenis als meer dan alleen een gebruiksvoorwerp. Deze is echter moeilijk aan te tonen. Hetzelfde geldt voor diverse andere sociale aspecten, zoals status. Ook de mate waarin fibulae voorkwamen blijft onduidelijk. Toch zegt alleen al de aanwezigheid van de fibulae op dit type site iets over het gebruik ervan. Met de verkregen gegevens kan het algemene beeld over kleding- en fibulaegebruik verder aangevuld worden.Show less