De algemene vraagstelling die binnen dit onderzoek centraal staat is: zijn er verschillen in adaptieve vaardigheden tussen kinderen met ADHD gecombineerd type, kinderen met ADHD overwegend...Show moreDe algemene vraagstelling die binnen dit onderzoek centraal staat is: zijn er verschillen in adaptieve vaardigheden tussen kinderen met ADHD gecombineerd type, kinderen met ADHD overwegend onoplettendheid type en kinderen met ADHD overwegend hyperactief-impulsief type, hoe verhouden de vaardigheden van deze kinderen zich ten opzichte van kinderen zonder ontwikkelingsstoornis en wat is de rol van sekse en leeftijd daarbij? Aan de hand van de experimentele vragenlijst Algemene Vaardigheden Jeugdigen (AVJ) werden de volgende adaptieve vaardigheden onderzocht: omgang met leeftijdsgenoten, omgang met ouders, volwassenen en gezag, aandacht voor school, werk en de toekomst evenals autonomie en zelfsturing, zelfredzaamheid, zelfverzorging en de besteding van vrije tijd. In hoeverre er bij kinderen sprake was van ADHD werd bepaald met de Sociaal Emotionele Vragenlijst (SEV). De vragenlijsten werden ingevuld door 342 ouders/opvoeders. Naar voren is gekomen dat adolescenten met ADHD in dit onderzoek meer problemen vertonen in het adaptief functioneren dan adolescenten zonder ADHD, wat een bevestiging vormt van voorgaande onderzoeken. De drie subtypen ADHD vertonen in gelijke mate vaardigheidstekorten ten opzichte van adolescenten zonder ADHD op het gebied van omgang met leeftijdsgenoten, aandacht voor school/werk en de toekomst, autonomie en zelfsturing, zelfverzorging en zelfredzaamheid en de vrije tijdsbesteding. Op het gebied van omgang met ouders, volwassenen en gezag blijken er in dit onderzoek verschillen te bestaan voor de drie subtypen ADHD betreffende de tekorten in vaardigheden. De groep adolescenten met het subtype ADHD overwegend onoplettendheid blijkt het op het gebied van omgang met ouders, volwassenen en gezag significant beter te doen dan de andere twee subtypen. Voor het toekomstige behandelaanbod aan jeugdigen met ADHD betekent dit dat het wenselijk is een sterkere nadruk te leggen op de ontwikkeling van deze adaptieve vaardigheden. Uit de resultaten blijkt dat het behandelaanbod voor adolescenten met ADHD niet sterk gedifferentieerd hoeft te worden naar het ADHD-subtype. Aan de adaptieve vaardigheden op het gebied van de omgang met ouders, volwassenen en gezag dienen in het toekomstig behandelaanbod echter meer specifiek aandacht te worden besteed omdat hier wel sprake is van grote verschillen per subtype.Show less
In dit onderzoek wordt een antwoord gegeven op de vraag of de slaapduur van invloed is op de emotionele informatieverwerking bij schoolgaande kinderen tussen de acht en elf jaar oud ...Show moreIn dit onderzoek wordt een antwoord gegeven op de vraag of de slaapduur van invloed is op de emotionele informatieverwerking bij schoolgaande kinderen tussen de acht en elf jaar oud (steekproefgrootte N = 51). De normale slaapduur van de kinderen is gedurende een week gemeten, middels een slaaplogboek en actigrafie, en de slaapduur is vervolgens gemanipuleerd door middel van verandering van bedtijd in de avond gedurende enkele opeenvolgende dagen. De kinderen werden verzocht te slapen volgens een slaapschema waarbij ze enkele dagen één uur langer en daarna één uur korter dan gewoonlijk sliepen, of in omgekeerde volgorde, met daartussen een herstelperiode van vier dagen. De emotionele informatieverwerking, het proces waarbij de wereld wordt waargenomen en beoordeeld vanuit de emoties, eigenbelangen en zorgen, is gemeten middels de Ultimatum Game en de Face Reliability Task. De resultaten van dit onderzoek laten geen eenduidig beeld zien. Niet alle prestaties op de testen na de slaapbeperking en na de slaapverlenging verschillen significant met de prestaties na de normale slaap. De prestaties die wel verschillen laten daarnaast geen eenduidige richting zien. Zo reageerden de kinderen gemiddeld na de slaapbeperking op één voorstel van de Ultimatum Game positiever dan dat ze deden nadat ze normaal geslapen hadden. Deze uitkomst kan de gedachte echter bevestigen dat korter slapen kan leiden tot impulsievere reacties en snellere onjuiste responsen op emotionele stimuli. Ook de slaapverlenging zorgde ervoor dat de kinderen gemiddeld significant positiever reageerden op één voorstel. Dit komt overeen met de gedachte dat een langere slaapduur zorgt voor een betere controle en verwerking van emoties. Uit de resultaten is niet met zekerheid op te maken dat slaapverlenging zorgt voor een verschil in het beoordelen van gezichten. Door de resultaten uit eerdere onderzoeken wordt echter wel verwacht dat langer slapen zorgt voor contextueel juistere emotionele reacties en het makkelijker herkennen van gezichtsuitdrukkingen. Ondanks dat er nog vragen onbeantwoord blijven, wijst dit onderzoek er op dat een langere slaapduur zorgt voor verbetering in de emotionele informatieverwerking.Show less
The neuropeptide oxytocin has been implicated in prosocial behavior and social cognition. However, little is known on the influence of oxytocin on the perception of infant positive and negative...Show moreThe neuropeptide oxytocin has been implicated in prosocial behavior and social cognition. However, little is known on the influence of oxytocin on the perception of infant positive and negative characteristics. In a double-blind placebo-controlled study, 40 females (Mage = 20.11) were asked to rate characteristics of infants with high, medium and low infantile physical features before and after receiving nasal spray containing either 16 IU of oxytocin or placebo. We found an increase of adults` perception of infant positive characteristics over time. In both conditions females perceived infants with less infantile physical features as displaying significantly more positive characteristics at posttreatment compared to pretreatment. We also found that participants perceived positive characteristics of infants in the high infantile physical features category as even more positive at posttreatment compared to pretreatment, but depending on treatment. Participants who received placebo perceived infants with more infantile physical features as more positive at posttreatment than at pretreatment, but oxytocin prevented increase on positive perception. Females who received oxytocin perceived infants with high infantile physical features almost equally positive both at pretreatment and at posttreatment. We conclude that when young adults are already highly prosocial to infants with infantile physical features, oxytocin may prevent an even more positive perception of infants. Our findings indicate that the effects of oxytocin are nuanced, and its effects contingent on personal and contextual factors.Show less