In deze studie zijn de resultaten van effecten van oxytocine op de reactie van vaders van kinderen met autisme (n=7), vaders van typisch ontwikkelende kinderen (n=19) en mannen zonder kinderen (n...Show moreIn deze studie zijn de resultaten van effecten van oxytocine op de reactie van vaders van kinderen met autisme (n=7), vaders van typisch ontwikkelende kinderen (n=19) en mannen zonder kinderen (n=20) met elkaar vergeleken. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat de signalen van kinderen met autisme voor ouders vaak moeilijk te interpreteren zijn waardoor deze kinderen vaak niet begrepen worden. Het doel van deze studie is om te onderzoeken in hoeverre vaders van kinderen met autisme, vaders van typisch ontwikkelende kinderen en mannen zonder kinderen van elkaar verschillen in gemiddelde reactie en responsie tijd tijdens het luisteren naar een huilgeluid van een baby onder zowel de placebo als oxytocine conditie. Er is een verschil is in reactie op huilgeluiden gevonden tussen de drie groepen mannen waarbij vaders van kinderen met autisme de huilgeluiden anders interpreteerden vergeleken met de overige twee groepen mannen. Oxytocine blijkt hierin een belangrijke invloed te hebben die vooral bij het derde huilgeluid (het huilen van een prematuur geboren baby) naar voren kwam. Vaders van kinderen met autisme voelden zich bij gebruik van oxytocine minder vaak geprikkeld door het meest extreme huilgeluid en waren minder gericht op de mogelijkheid om het huilende kind te voeden vergeleken met de andere twee groepen mannen. Oxytocine kan er dus voor zorgen dat ook de huilsignalen van kinderen met autisme door ouders beter begrepen en geïnterpreteerd kunnen worden waardoor zij prompt en adequaat op hun kind kunnen reageren. Een interventie met behulp van oxytocine kan daarom zeker zinvol zijn voor gezinnen met een kind met autisme.Show less
De natuurlijke interesse van kinderen in de wereld om zich heen ontvangt steeds meer aandacht. Door middel van exploratiegedrag onderzoeken zij hoe de wereld om zich heen in elkaar zit. Exploratie...Show moreDe natuurlijke interesse van kinderen in de wereld om zich heen ontvangt steeds meer aandacht. Door middel van exploratiegedrag onderzoeken zij hoe de wereld om zich heen in elkaar zit. Exploratie wordt steeds vaker genoemd als onderdeel van bèta leren. Het verband hiertussen is echter niet eerder aangetoond. In dit onderzoek wordt gekeken of er een verband bestaat tussen de mate waarin kinderen exploratiegedrag vertonen en de mate waarin zij over bèta kennis beschikken. Er werden 159 kinderen onderzocht in de leeftijd van vier tot acht jaar van verschillende nationaliteiten. In de totale onderzoeksgroep waren 76 (48%) jongens en 83 (52%) meisjes. Zij kwamen uit Zuid- en West-Nederland. De aanwezige bèta kennis werd gemeten door middel van een subtaak van een intelligentietest, gericht op het bepalen tot in hoeverre het kind in staat is tot het maken van afwegingen en inschattingen. De mate waarin het kind exploratiegedrag vertoont werd in kaart gebracht met een speciaal ontwikkeld instrument voor het meten van de mate waarin het kind exploratiegedrag laat zien. Er is een significant verband gevonden tussen de mate waarin het kind exploratiegedrag vertoont en de aanwezige bèta kennis. Dit gevonden verband is ‘zwak’ (r =.28), met een verklaarde variantie van acht procent. Met dit onderzoek is aangetoond dat opvoeders zich ervan bewust dienen te zijn dat exploratie van belang is bij de ontwikkeling van bèta vaardigheden.Show less
In dit scriptieonderzoek (N= 150) is onderzocht welke factoren op 7 jaar voorspellend zijn voor de stabiliteit, toe- of afname van gedragsproblemen op 14 jaar bij geadopteerde adolescenten. Met...Show moreIn dit scriptieonderzoek (N= 150) is onderzocht welke factoren op 7 jaar voorspellend zijn voor de stabiliteit, toe- of afname van gedragsproblemen op 14 jaar bij geadopteerde adolescenten. Met behulp van de Child Behavior Checklist en de Dutch Temperament Questionnaire zijn gedragsproblemen en het temperament van het kind op 7-jarige leeftijd gemeten. Tijdens deze meting is ook de sociaal economische status van het adoptiegezin vastgesteld en is moederlijke sensitiviteit beoordeeld aan de hand van de Egeland/Erickson schalen. Aan dit scriptieonderzoek hebben 150 internationaal geadopteerde kinderen (69 jongens en 81 meisjes) deelgenomen. De kinderen zijn geadopteerd uit Sri Lanka (N= 93), Zuid-Korea (N=40) en Colombia (N=17). De resultaten laten zien dat geslacht een voorspellende factor is voor externaliserend probleemgedrag op 14 jaar en dat moeilijk temperament op 7 jaar een voorspellende factor is voor internaliserend en externaliserend probleemgedrag op 14 jaar. Gezien deze resultaten is het voor toekomstige adoptieouders van belang om te kunnen inspelen op gedragsproblemen en/of het moeilijke temperament van het adoptiekind. Wanneer adoptieouders meer bewust worden gemaakt van een mogelijk risicofactor als moeilijk temperament, dan zouden zij zich hierop kunnen voorbereiden en hierin begeleid kunnen worden door professionals. Op die manier wordt er meer ruimte gecreëerd voor de ontwikkeling van een begripvolle en warme ouder-kindrelatie.Show less
Dit onderzoek wil een antwoord geven op de vraag of specifieke opvoedtechnieken (gemeten via de CRPBI) een relatie hebben met de informatieverwerking in de hersenen in een presta-tiegerichte...Show moreDit onderzoek wil een antwoord geven op de vraag of specifieke opvoedtechnieken (gemeten via de CRPBI) een relatie hebben met de informatieverwerking in de hersenen in een presta-tiegerichte context. Hiervoor is bij de proefpersonen (allen vrouw) de feedback related negati-vity (FRN, een event-related potential (ERP) component die ontstaat bij negatieve feedback) en de P300 (een ERP component die een maat is voor aandacht) gemeten tijdens het doen van een time-estimation taak, waarbij goed/fout-informatie (een groen of rood plaatje, respectie-velijk) samenging met plaatjes van walgende of blije gezichten. De hypothese was dat proef-personen die in hun opvoeding veel te maken hebben gehad met Psychologische beheersing (Pb), een techniek waarbij de ouder negatieve signalen geeft in reactie op specifiek gedrag (zoals bijvoorbeeld het maken van fouten), een grotere FRN zouden hebben bij het krijgen van negatieve feedback en een grotere P300 bij feedbackplaatjes van walgende gezichten dan proefpersonen die weinig te maken hebben gehad met Pb. Dit werd verwacht omdat het ge-bruik van Pb een koppeling tot stand brengt tussen het maken van fouten, het zien van afkeu-rende signalen en een verminderd gevoel van eigenwaarde. Bij de andere twee onderzochte dimensies (Strakke beheersing-losse beheersing (Sb), de mate waarin het gedrag van het kind binnen bepaalde grenzen wordt gehouden zonder oordeel over het kind en Acceptatie-afwijzing (Acc), het onafhankelijk van het gedrag afwijzen (of accepteren) van het kind) wordt geen verband met de informatieverwerking verwacht, omdat deze dimensies geen kop-peling tot stand brengen tussen gedrag en eigenwaarde. Gemiddelde FRN- en P300 amplitu-des verschilden niet tussen proefpersonen met een lage of een hoge score op Pb. Wel hadden proefpersonen met een hoge score op Pb een kleiner verschil in FRN-amplitudes in reactie op walgende t.o.v. blije gezichten en een kleiner verschil (hoewel net niet significant) in FRN-amplitudes in reactie op rode t.o.v. groen feedback dan mensen met een hoge score. Dit zou verklaard kunnen worden door het ontbreken van een FRN-inhiberend proces dat bij mensen met een lage score op Pb wel op gang komt, wat zou kunnen wijzen op het vóórkomen van maladaptief perfectionisme: een goede respons is nog niet goed genoeg. Verder hadden men-sen met een hoge score op Pb een grotere P300 in reactie op walgende t.o.v. blije gezichten en mensen met een lage score op Pb juist een grotere P300 in reactie op blije t.o.v. walgende gezichten. Mensen met een lage score op Pb richten hun aandacht mogelijk op positieve sig-nalen of leiden hun aandacht van negatieve signalen af. Dit zou een copingstrategie kunnen zijn om de eigenwaarde op peil te houden. Deze copingstrategie ontbreekt bij mensen met een hoge score op Pb. Het gebruik van Pb heeft dus mogelijk negatieve gevolgen voor de levens-kwaliteit voor iemand die hiermee opgevoed wordt.Show less
Het Curriculum Based Measurement (CBM) is in Amerika vele malen onderzocht en staat bekend om zijn grote mate van effectiviteit. Met de CBM taak kunnen docenten op simpele wijze het leesbegrip bij...Show moreHet Curriculum Based Measurement (CBM) is in Amerika vele malen onderzocht en staat bekend om zijn grote mate van effectiviteit. Met de CBM taak kunnen docenten op simpele wijze het leesbegrip bij leerlingen meten, de progressie volgen, op een effectieve wijze de taak nakijken en de gescoorde punten bijhouden, en aan de hand van de progressie die wel of niet gemaakt wordt beslissingen maken binnen hun instructie programma. Het CBM is in Nederland niet in gebruik, daarom wordt er binnen dit onderzoek onderzocht of de CBM maze betrouwbaar, valide en sensitief tot groei als indicator van de Nederlandse leesvaardigheid is. Er hebben leerlingen (N= 475) van het voortgezet onderwijs afkomstig uit het praktijkonderwijs (Pro) tot Havo/ Vwo en uit verschillende klassen (één tot en met vier) geparticipeerd binnen dit onderzoek. En er is voor twee meetpunten (met een tussentijd van drie maanden) data verzameld. De resultaten van het onderzoek tonen aan dat de CBM maze taken betrouwbaar zijn, er beter gescoord wordt op de maze taken na een periode van drie maanden, maar niet dat de CBM maze als indicator van de Nederlandse leesvaardigheid gebruikt kan worden.Show less
Het doel van deze studie is het onderzoeken welke constructie van de Curriculum Based Measurement (CBM) maze-taak het niveau van de leesvaardigheid van middelbare scholieren het beste meet. De maze...Show moreHet doel van deze studie is het onderzoeken welke constructie van de Curriculum Based Measurement (CBM) maze-taak het niveau van de leesvaardigheid van middelbare scholieren het beste meet. De maze-taak is een leestaak. Er zijn vier verschillende versies van de maze-taak ontwikkeld die vervolgens gemaakt zijn door 109 brugklassers. De vier versies van de maze-taak die zijn gebruikt in dit onderzoek heten; ‘het origineel’, ‘vier in plaats van drie alternatieven’, ‘ieder vijfde woord verwijderd’ en ‘zonder lidwoorden’. De resultaten die door de leerlingen behaald zijn op de maze-taken zijn gecorreleerd met de criteriumvariabele; namelijk de leesvaardigheidsscores van het Cito Volgsysteem voortgezet onderwijs. Ook is er gekeken of er verschil was tussen de scores van leerlingen op de verschillende versies. Uit dit onderzoek is gebleken dat de correlatie tussen de maze-taak en de leesvaardigheidsscores van het Cito Volgsysteem laag is. Daarnaast is gebleken dat de scores van leerlingen op de verschillende versies van de maze-taken verschilden. Uit een additionele analyse is gebleken dat er significante verschillen bestaan tussen een aantal gemiddelde scores van teksten binnen de versies.Show less
Master thesis | Cultural Anthropology and Development Sociology (MSc)
open access
A shared understanding of the world may seem to be absolutely 'true', because empirical experience may confirm its legitimacy. I illustrate and argue that such belief in an 'all encompassing truth'...Show moreA shared understanding of the world may seem to be absolutely 'true', because empirical experience may confirm its legitimacy. I illustrate and argue that such belief in an 'all encompassing truth' requires a deceptive illusion that the collective of individuals together uphold and by which each individual perpetuates her of his own deception and that of the others. This thesis discusses the results of an in depth experience with the construction of what is the 'truth' in the experience of participants in a 'cult'. This argument is then used to reflect on the origins of the life world that may underlie any certainty that academic conceptions of the world conjure up.Show less
In Communist Parties we see the use of playing the spy-card on opposition. It is an instrument that is already used by Lenin, and Stalin made a method of this accusation to deal with opposition and...Show moreIn Communist Parties we see the use of playing the spy-card on opposition. It is an instrument that is already used by Lenin, and Stalin made a method of this accusation to deal with opposition and critics. Trotsky became the enemy of the socialist society and he had send his agents into the Soviet Union so that they could destroy from inside. This was the justification for the Great Terror. In the Communist Party of the Netherlands, CPN, we see the same practice. Especially in the conflict of 1956-1958. This is a research to the exact accusations, rhetorically, and practice of what is called the 'agenten-theorie', focussed on the CPN and the conflict of 1956-1958.Show less
In deze studie is de betrouwbaarheid en validiteit onderzocht van twee Curriculum-Based Measurement lees- en woordenschattaken als indicator voor algemene Nederlandse taalvaardigheid. Daarnaast is...Show moreIn deze studie is de betrouwbaarheid en validiteit onderzocht van twee Curriculum-Based Measurement lees- en woordenschattaken als indicator voor algemene Nederlandse taalvaardigheid. Daarnaast is er onderzocht of de CBM taken samen een betere voorspeller zijn voor algemene taalvaardigheid of afzonderlijk. Participanten waren 105 (57 meisjes en 48 jongens) tweede fase leerlingen uit een Internationale Schakelklas in de Randstad. De CBM meetinstrumenten waren twee parallelversies van een maze- en woordenschattaak. De criteriumvariabele in deze studie was het rapportcijfer Nederlands van de leerlingen. De resultaten lieten dat zowel de maze- als woordenschattaak redelijk betrouwbare en valide indicatoren zijn voor algemene Nederlandse taalvaardigheid. De resultaten lieten zien dat de mazetaak redelijk betrouwbaar is, maar dat het beter is om de taak 2 minuten te laten duren dan 1 minuut. De betrouwbaarheid van de woordenschattaak varieerde tussen de .52 en .70 met een hogere betrouwbaarheidscoëfficiënten voor 2 minuten dan voor 1 minuut. Er was geen significant verschil in betrouwbaarheid tussen de woordenschattaak met en zonder spelling. Correlaties tussen de beide CBM taken en de rapportcijfers Nederlands van de leerlingen varieerde tussen r = .49 en r = .54. De maze- en woordenschat blijken dan ook een redelijk valide indicator te zijn voor algemene Nederlandse taalvaardigheid. Daarnaast blijken de beide CBM taken samen algemene Nederlandse taalvaardigheid beter te voorspellen dan afzonderlijk.Show less
Na de kerstening van Constantijn de Grote in 312 is het christendom de officiele godsdienst van het Romeinse Rijk. De invloed van de christelijke kerk op de wetgeving van de keizers van 312 tot 429...Show moreNa de kerstening van Constantijn de Grote in 312 is het christendom de officiele godsdienst van het Romeinse Rijk. De invloed van de christelijke kerk op de wetgeving van de keizers van 312 tot 429 die de joden betrof wordt onderzocht.Show less
Kinderen met ADHD en/of ASS in de leeftijd van 4-12 jaar hebben problemen met de ontwikkeling van adaptieve vaardigheden. Sekse en leeftijd blijken geen effect te hebben op het adaptief...Show moreKinderen met ADHD en/of ASS in de leeftijd van 4-12 jaar hebben problemen met de ontwikkeling van adaptieve vaardigheden. Sekse en leeftijd blijken geen effect te hebben op het adaptief functioneren, de aanwezigehid van een stoornis wel: combormiditeit leidt tot ernstigere problemen in de omgang met anderen. Over het algemeen kan worden gesteld dat kinderen met ADHD een gunstiger beeld laten zien w.b. adaptief functioneren dan kinderen met ASS. Uitzondering vormt het onderdeel zelfsturing, waarop ASS kinderen beter scoren.Show less
Kinderen die meer prosociaal gedrag vertonen laten minder vaak agressief en antisociaal gedrag zien, hebben meer succes op school, ervaren vaker acceptatie van leeftijdsgenoten en zijn meer sociaal...Show moreKinderen die meer prosociaal gedrag vertonen laten minder vaak agressief en antisociaal gedrag zien, hebben meer succes op school, ervaren vaker acceptatie van leeftijdsgenoten en zijn meer sociaal competent. In dit onderzoek wordt onderzocht of emotionele warmte van de ouders samenhangt met prosociaal gedrag van Turks-Nederlandse kinderen en of deze samenhang sterker wordt naarmate kinderen meer inhibitie vertonen. Moeders (N = 75) en vaders (N = 55) van Turks-Nederlandse gezinnen hebben de Egna Minnen Beträffande Uppfostran (EMBU) ingevuld voor het meten van ouderlijke warmte. Moeders hebben de Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ) en de Child Behavior Questionnaire (CBQ) ingevuld voor het meten van respectievelijk prosociaal gedrag en inhibitie van het kind. Door middel van een hiërarchische regressieanalyse is onderzocht of ouderlijke warmte en inhibitie van het kind samenhangen met prosociaal gedrag en of inhibitie een modererende rol speelt in de samenhang tussen ouderlijke warmte en prosociaal gedrag. Ouderlijke warmte en inhibitie van het kind hingen niet samen met prosociaal gedrag. Inhibitie speelde tevens geen modererende rol in de relatie tussen ouderlijke warmte en prosociaal gedrag. Mogelijke verklaringen hiervoor kunnen liggen de leeftijd van de kinderen, de methodologie die voor dit onderzoek gebruikt is en de verschillen tussen de Nederlandse en Turkse cultuur.Show less
In onderhavig onderzoek wordt de relatie tussen het ontwikkelingsniveau en probleemgedrag van laagfunctionerende kinderen met een autismespectrumstoornis onderzocht. De kinderen zijn tussen de 3;6...Show moreIn onderhavig onderzoek wordt de relatie tussen het ontwikkelingsniveau en probleemgedrag van laagfunctionerende kinderen met een autismespectrumstoornis onderzocht. De kinderen zijn tussen de 3;6 jaar en de 14;10 jaar oud. De onderzoeksgroep bestaat uit 43 jongens en 14 meisjes. Ouders hebben de Vragenlijst over Ontwikkeling en Gedrag (ouderversie) ingevuld en bij de kinderen is de Psycho-Educational Profile Revised afgenomen. Binnen het ontwikkelingsprofiel is imitatie gemiddeld het minst ontwikkeld en grove motoriek het meest. Wat betreft probleemgedrag komen alle probleemgedragingen vaak voor, communicatiestoornissen lijken het meest voorkomend te zijn. Het ontwikkelingsprofiel en de verschillende probleemgedragingen blijken disharmonisch te zijn. Een hogere ontwikkelingsleeftijd hangt samen met meer probleemgedrag. Leeftijd blijkt niet van invloed op deze relatie. Vervolgonderzoek kan herhalingsonderzoek zijn of comorbide stoornissen meenemen in onderzoek naar de relatie tussen ontwikkelingsniveau en probleemgedrag. Behandeling en begeleiding kan zich richten op communicatiestoornissen en dient rekening te houden met het disharmonische ontwikkelingsprofiel.Show less
Research master thesis | Developmental Psychopathology in Education and Child Studies (research) (MSc)
open access
2017-04-16T00:00:00Z
González, Verkuyten, Weesie, and Poppe (2008) used the integrated threat theory to examine prejudice among Dutch adolescents. This study expanded this research and examined whether the integrated...Show moreGonzález, Verkuyten, Weesie, and Poppe (2008) used the integrated threat theory to examine prejudice among Dutch adolescents. This study expanded this research and examined whether the integrated threat theory is a valid model for both Dutch adolescents (n = 777) and Islamic adolescents (n = 307). Of the Dutch adolescents, 30% indicated having negative attitudes towards Muslims, while 10% of the Islamic adolescents indicated negative attitudes towards the Dutch population. Structural equation modeling indicated that the integrated threat theory is a valid model for both groups. Intergroup anxiety appeared to be the most prominent predictor of negative attitudes, followed by realistic threats and stereotypes. Symbolic threat appeared to be the least prominent factor, for Islamic adolescents not related to negative attitudes at all. Many of the threats mediated the relation between distal variables such as perceived status differences, perceived conflict, contact and willingness for contact, negative experiences and endorsement of multiculturalism. Theoretical and practical implications of these findings are discussed.Show less
Laagfunctionerende kinderen met een autismespectrumstoornis tonen over het algemeen minder gevarieerd spel en minder symbolisch spel dan zich normaal ontwikkelende kinderen. Speltraining kan...Show moreLaagfunctionerende kinderen met een autismespectrumstoornis tonen over het algemeen minder gevarieerd spel en minder symbolisch spel dan zich normaal ontwikkelende kinderen. Speltraining kan ingezet worden om de spelontwikkeling te stimuleren. Veel onderzoeken onderschrijven de positieve invloed van spel op andere ontwikkelingsgebieden. Daarom is in dit onderzoek onderzocht in hoeverre de adaptieve ontwikkeling van laagfunctionerende kinderen met een autismespectrumstoornis verandert na het krijgen van speltraining. De adaptieve ontwikkeling bestaat uit de ontwikkelingsdomeinen motoriek, dagelijkse vaardigheden, communicatie en socialisatie. Aan het onderzoek hebben 59 kinderen van kinderdagcentra en medische kinderdagverblijven in de regio Zuid-Holland deelgenomen. Voor de kinderen in de behandelgroep werd verwacht dat de totale adaptieve ontwikkelingsleeftijd en de ontwikkelingsleeftijden van de adaptieve ontwikkelingsdomeinen significant meer vooruit zouden gaan in de tijd tussen de meting voorafgaand en na de speltraining. Met uitzondering van de motorische adaptieve ontwikkelingsleeftijd zijn tussen de voor- en nameting inderdaad alle adaptieve ontwikkelingsleeftijden significant vooruitgegaan. Deze vooruitgang is echter in de behandel- en controlegroep hetzelfde. Dit betekent dat de vooruitgang niet veroorzaakt is door het wel of niet krijgen van speltraining, maar mogelijk een effect is van de tijd. Dat de speltraining geen invloed heeft op de mate waarin de adaptieve ontwikkeling vooruit gaat, kan komen doordat het tempo in de speltraining mogelijk te hoog was om goed aan te sluiten op de cognitieve vermogens of de leeftijd van de onderzoeksgroep. Verder onderzoek hiernaar is aan te bevelen.Show less
Er is onderzoek verricht met als doel de samenhang tussen geslacht, leeservaring van ouders, voorleeservaring van kleuters en woordenschatgrootte van vier- en vijfjarige kleuters te onderzoeken. De...Show moreEr is onderzoek verricht met als doel de samenhang tussen geslacht, leeservaring van ouders, voorleeservaring van kleuters en woordenschatgrootte van vier- en vijfjarige kleuters te onderzoeken. De ouders hebben een vragenlijst ingevuld en bij de kleuters zijn er gedragsmaten afgenomen. Er is geen verschil in receptieve en expressieve woordenschatgrootte tussen jongens en meisjes gevonden. Voorleeservaring van ouders is geen significante voorspeller van de receptieve en expressieve woordenschatgrootte. Leeftijd is een significante voorspeller van de receptieve woordenschatgrootte en een marginaal significante voorspeller van de expressieve woordenschatgrootte. Aantal kinderboeken is een marginaal significante voorspeller van de expressieve woordenschatgrootte.Show less
Er bestaat nog weinig experimenteel onderzoek naar effecten van slaaptekort op het neurocognitieve functioneren bij kinderen. Dit onderzoek richt zich op de invloed van slaapbeperking op de...Show moreEr bestaat nog weinig experimenteel onderzoek naar effecten van slaaptekort op het neurocognitieve functioneren bij kinderen. Dit onderzoek richt zich op de invloed van slaapbeperking op de emotionele informatieverwerking bij kinderen van 8 tot en met 11 jaar. Er namen n=55 kinderen deel met een gemiddelde leeftijd van 9,9 jaar. Na een week normale slaap, drie dagen beperkte slaap en drie dagen verlengde slaap werden steeds de Ultimatum Game en de Face Reliability Task afgenomen om respectievelijk emotieregulatie en de mate waarin visuele informatie positief of negatief beoordeeld wordt, te meten. De slaapduur werd vastgesteld met een actometer (n=6) en door ouders geschat met een slaaplogboek (n=55). Er werd gevonden dat de foto’s negatiever beoordeeld werden en dat de reactietijd (Face Reliability Task) op de taak verkortte na slaapbeperking en na slaapverlenging ten opzichte van de normale week. Slaapbeperking bleek niet van invloed op emotieregulatie (Ultimatum Game). Geconcludeerd kan worden dat dit onderzoek geen eenduidige weergave geeft van de invloed van slaapbeperking op de emotionele informatieverwerking bij kinderen.Show less