Samenvatting Introductie: Het avondchronotype is in eerdere onderzoeken geassocieerd met verminderd cognitief functioneren, slaaptekort en gedrags-emotionele problematiek. In dit onderzoek zal...Show moreSamenvatting Introductie: Het avondchronotype is in eerdere onderzoeken geassocieerd met verminderd cognitief functioneren, slaaptekort en gedrags-emotionele problematiek. In dit onderzoek zal gefocust worden op het laatste, namelijk gedragsproblemen en de relatie met het chronotype. De onderzoeksvragen zijn: 1) Is er bij kinderen met een avondchronotype sprake van hogere scores op internaliserende en externaliserende gedragsproblematiek dan bij kinderen met een ochtendchronotype? 2) Wordt een eventuele relatie tussen chronotype en gedrags/emotionele problemen gemedieerd door een verminderde slaapduur? Methoden: De onderzoeksgroep die in dit onderzoek wordt gebruikt, bestaat uit 333 kinderen, waarvan 149 jongens en 184 meisjes in de leeftijd van 7 tot 12 jaar van verschillende scholen door heel Nederland. Ouders vulden vragenlijsten in over chronotype (CCTQ), gedragsproblemen (CBCL) en slaapgewoonten, waaronder slaapduur (Slaapgewoontes van het kind). Resultaten: Uit de resultaten blijkt dat er een groot verschil bestaat tussen de ochtend- en neutrale types en de avondtypes. De mogelijke verklaring hiervoor zou het aantal uren slaap zijn. Uit de mediatieanalyse komt naar voren dat er geen sprake is van mediatie. Conclusie: De conclusie van dit onderzoek is dat avondtypes meer gedragsproblemen vertonen dan ochtend- of neutrale types. Het aantal uren slaap lijkt hier geen rol in te spelen.Show less
In this study the effect of the smell of the own mother, the smell of another mother and a neutral smell on the sleeping behavior of infants (n=23) in daycare was investigated. Infants who attend...Show moreIn this study the effect of the smell of the own mother, the smell of another mother and a neutral smell on the sleeping behavior of infants (n=23) in daycare was investigated. Infants who attend daycare have higher stress levels, and for the regulation of their stress, sleep is very important. Previous research showed that the smell of the mother can have a soothing effect on the child during pain; children stopped crying sooner when they smelled their own mother, but is their also an effect when infants are falling asleep in daycare? Does the temperament of the child have an influence on this effect? Results showed no significant effect of type of smell on the sleeping behavior of the child. In addition, no significant effects were found of temperament on the effect of type of smell on sleeping behavior. The lack of significant results can be explained by the fact that the infants in this study were young and not used to daycare yet, and there was little variance in difficult temperament. Further research with a larger sample and older children, who are attending daycare at least twice a week and for a longer period of time, is needed, because the smell of the own mother may work as an intervention.Show less
The theory of the Military Revolution sees military innovation in Europe in the early modern period. Some historians such as Geoffry Parker have argued that due to these kind of innovations, Europe...Show moreThe theory of the Military Revolution sees military innovation in Europe in the early modern period. Some historians such as Geoffry Parker have argued that due to these kind of innovations, Europe could rule over other continents. A comparison is made in this thesis between the conquest of New Mexico and New Granada and military innovation of the sixteenth century. To further research the matter, a battleground in the northern parts of the Low Countries during the Dutch Revolt is also taken into consideration.Show less
Een Pluscoach-traject is een interventie, opgezet door Cardea Jeugdzorg, om jongeren met multi-problematiek (praktisch) te ondersteunen en te helpen aan een definitieve startkwalificatie. In deze...Show moreEen Pluscoach-traject is een interventie, opgezet door Cardea Jeugdzorg, om jongeren met multi-problematiek (praktisch) te ondersteunen en te helpen aan een definitieve startkwalificatie. In deze studie werd de samenhang tussen het ontbreken van sociale steun van steunende factoren (clubs, ouders/verzorgers en peers) en antisociaal gedrag (liegen, vechten en stelen), risicovol gedrag (alcohol- en drugsmisbruik) en benedengemiddeld schools presteren (op Nederlands en Wiskunde) onderzocht bij jongeren die deelnamen aan een Pluscoach traject (N=23). De respondenten werden geïnterviewd en vulden een gestandaardiseerde vragenlijst in. Een positief verband werd verwacht tussen het ontbreken van steun en antisociaal gedrag, risicovol gedrag en benedengemiddeld schools presteren. Daarnaast werd verwacht dat dit probleemgedrag en schools presteren voorspeld zou worden vanuit het missen van één of meerdere steunende factoren. Gevonden werd dat er een sterk verband was tussen het ontbreken van steunende factoren enerzijds en stelen en drugsmisbruik anderzijds. Daarnaast werden stelen en drugsmisbruik voorspeld vanuit het ontbreken van één of meerdere steunende factoren. Het lijkt daarom van belang voor een coach in een Pluscoach-traject zich te focussen op de steunende factoren die een jongere tot zijn of haar beschikking heeft, het contact met deze factoren te stimuleren en daar waar mogelijk uit te breiden.Show less
Onderzoek naar het gebruik van verschillende troosttechnieken door ouders is schaars en kent tegenstrijdige bevindingen. Het doel van dit onderzoek is om te onderzoeken of er een relatie is tussen...Show moreOnderzoek naar het gebruik van verschillende troosttechnieken door ouders is schaars en kent tegenstrijdige bevindingen. Het doel van dit onderzoek is om te onderzoeken of er een relatie is tussen het gebruik van de verschillende troosttechnieken van ouders wanneer hun kind 9 maanden oud is enerzijds en sensitiviteit, scheidingsangst, opleidingsniveau, verdeling van zorgtaken en de sekse van de ouder anderzijds. Vaders en moeders (N=61) vullen vragenlijsten in omtrent de verdeling van zorgtaken, het gebruik van troosttechnieken en de Maternal Separation Anxiety Scale (MSAS). Moeders zijn tijdens een 5-minuten vrij spel interactie met hun kind geobserveerd met behulp van de Ainsworth-schaal voor sensitiviteit. Er zijn geen significante verbanden gevonden tussen het gebruik van troosttechnieken en sensitiviteit, scheidingsangst, opleidingsniveau en de sekse van de ouder. Er is wel samenhang gevonden met de verdeling van de zorgtaken: hoe meer moeders in vergelijking met vaders de zorgtaken op zich nemen, hoe vaker zij de troosttechniek ‘voeden’ gebruikt. De resultaten tonen dat het gebruik van verschillende troosttechnieken door ouders niet zozeer samenhangt met de sekse van de ouder, het opleidingsniveau, de mate van scheidingsangst en sensitiviteit. Het is van belang dat de ouder sensitief optreedt om het kind te troosten en de manier waarop de ouders dit doen is wellicht niet zo van belang.Show less
In order to extend knowledge on the influence of a rich home literacy environment (HLE) on children’s reading attitude, this study investigated the unique effect of three predefined HLE domains ...Show moreIn order to extend knowledge on the influence of a rich home literacy environment (HLE) on children’s reading attitude, this study investigated the unique effect of three predefined HLE domains (frequency of shared storybook reading, parents’ exposure to literacy and number of books at home) on boys’ and girls’ reading attitude. The data, previously gathered for another study by means of standardized questionnaires, was used and counted 256 children from the Netherlands. A rich home literacy environment was a predictor for a positive reading attitude, however boys’ reading attitude was slightly more influenced by it than girls. Girls’ reading attitude was especially influenced by the frequency of shared storybook reading, whereas boys’ reading attitude was mainly triggered by the number of books at home. Parents’ exposure to literacy had a significant negative effect on the reading attitude of both genders.Show less
Introductie: weinig onderzoek is verricht naar de effecten van kwaliteit van gastouderopvang op de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. In de huidige scriptie zijn associaties tussen...Show moreIntroductie: weinig onderzoek is verricht naar de effecten van kwaliteit van gastouderopvang op de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. In de huidige scriptie zijn associaties tussen kwaliteit van gastouderopvang en het welbevinden van kinderen onderzocht. Om deze relaties te onderzoeken, is sensitiviteit van gastouders en globale kwaliteit van gastouderopvang gemeten. Daarnaast is de differentiële ontvankelijkheid van kinderen voor kwaliteit van gastouderopvang onderzocht. Methode: vraagouders en gastouders van 100 kinderen, in de leeftijd van 7 tot 42 maanden, hebben deelgenomen aan dit onderzoek. Temperament is gerapporteerd door vraagouders en gastouders. De kwaliteit van gastouderopvang en het welbevinden van kinderen is vastgesteld door observatie. Resultaten: er was geen relatie tussen sensitiviteit van gastouders of globale kwaliteit en het welbevinden van kinderen. Temperament van kinderen functioneerde niet als moderator op de relatie tussen sensitiviteit en welbevinden, maar modereerde wel de relatie tussen globale kwaliteit en welbevinden. Twee onderdelen van temperament, namelijk aanhoudende belangstelling van kinderen en neiging tot woede bij jongens functioneerden beide als moderatoren tussen globale kwaliteit en welbevinden van kinderen en jongens. In opvang van hoge kwaliteit toonden kinderen met minder aanhoudende belangstelling een hoger welbevinden dan kinderen met meer aanhoudende belangstelling. Echter in kinderopvang van lage kwaliteit, werd bij kinderen met minder aanhoudende belangstelling een lager welbevinden geobserveerd dan bij kinderen met meer aanhoudende belangstelling. Voor jongens met meer neiging tot woede zijn vergelijkbare resultaten gevonden. Jongens met meer neiging tot woede lieten verhoogde sensitiviteit zien voor kwaliteit van gastouderopvang vergeleken met jongens met minder neiging tot woede. Conclusie: temperament bleek effecten van kwaliteit van gastouderopvang op kinduitkomsten voor baby’s en peuters te modereren. Kinderen met een moeilijker temperament zijn ontvankelijker voor zowel negatieve als positieve opvoedingservaringen binnen de kinderopvang dan kinderen met een makkelijker temperament.Show less
This study examined the mediating role of parental involvement with school on the relation between parental education level and two child outcomes: academic work habits and social networks....Show moreThis study examined the mediating role of parental involvement with school on the relation between parental education level and two child outcomes: academic work habits and social networks. Teachers rated questionnaires were used to provide information on parental involve-ment, academic work habits and social networks for 45 children of second generation Turkish mothers living in the Netherlands. Results showed that parental education level and academic work habits were significantly correlated. No other significant associations were found among the other variables. Results did not support the mediation model of parental involvement with the school on the relation between parental education level with academic work habits and social networks.Show less
Research master thesis | Developmental Psychopathology in Education and Child Studies (research) (MSc)
under embargo until 2027-01-01
2027-01-01T00:00:00Z
Number sense is considered the start-up kit for learning mathematics and a lack of number sense causes serious numerical impairments. The present study describes two 9-years-old identical twins who...Show moreNumber sense is considered the start-up kit for learning mathematics and a lack of number sense causes serious numerical impairments. The present study describes two 9-years-old identical twins who experience severe difficulties with counting, comparing quantities and arithmetic. Test results showed that they had severe dyscalculia and that at least N probably suffers from the Gerstmann syndrome. The twins were given an intensive intervention to remediate their numerical problems. During 3 months, they played the Linear number board game and the Number Race twice a week during 15-20 minutes. Results showed little progress in the games for J, but almost no progress for N. No improvement was made on tasks concerning magnitude comparison, dots estimation, addition, subtraction, and number line estimation. The persistent number sense problem presumes brain damage. Possible candidates for brain lesions are the horizontal segment of the intraparietal sulcus (HIPS), the posterior superior parietal lobule (PSPL), or a small region of subcortical parietal white matter where fiber bundles related to symptoms of Gerstmann’s syndrome come together. Future research should indicate the exact location.Show less
This thesis is concerned with 95 weaving implements collected in a survey at the ancient city of Koroneia. It comprises of one bobbin, six spindle whorls and 88 loomweights. The bobbin and...Show moreThis thesis is concerned with 95 weaving implements collected in a survey at the ancient city of Koroneia. It comprises of one bobbin, six spindle whorls and 88 loomweights. The bobbin and loomweights (except for two) are put into suitable categories, based mainly on the typologies of Staermose Nielsen (2005) and Mårtensson et al. (2009). For the spindle whorls assigning them to a type has proven more difficult. Date ranges are proposed for the implements, but these tend to be rather unspecific, due to some problems regarding the dating of textile implements in general. Next, the technological side of the implements is assessed. The spindle whorls were probably used for very thick woollen yarns, and the discoid weights have proven suitable for quite a broad range of threads, while the conical and pyramidal weights were more suitable for finer yarns. The mapping of the implements under study has shown that the textile production in Koroneia was probably home-based, because the majority has been collected in areas that are thought to be domestic, including a villa-area. There are some exceptions, in which cases textile implements might be either funarary or dedicatory, or simply discarded, broken material. Hopefully more textile implements will be published in the future, especially with regard to their find context. This will facilitate the dating of similar material and might shed a light on the textiles that were used in antiquity.Show less
In mei 2010 vond aan de Woudselaan in de Harnaschpolder een opgraving plaats. Tijdens deze opgraving kwam een nederzetting uit de Late Middeleeuwen aan het licht. De sporen en vondsten die hierbij...Show moreIn mei 2010 vond aan de Woudselaan in de Harnaschpolder een opgraving plaats. Tijdens deze opgraving kwam een nederzetting uit de Late Middeleeuwen aan het licht. De sporen en vondsten die hierbij zijn aangetroffen vertonen kenmerken van een nederzetting met een adellijke achtergrond. De centrale vraagstelling voor deze afstudeerscriptie is dan ook of de aangetroffen nederzetting een adellijke woning betreft en of het misschien om het huis of slot Harnasch gaat of dat het hier een boerenerf betrof. Door het uitwerken van het in het veld verzamelde materiaal waarbij de veld- en coupetekeningen zijn geanalyseerd en de vondsten zijn gedetermineerd kon een beeld worden gevormd van de nederzetting gedurende verschillende fasen. Om tot een conclusie te komen is het archeologisch vondstmateriaal en de plattegrond van nederzetting vergeleken met zowel adellijke als boerennederzettingen in de omgeving. Ook zijn de resultaten van het archeologisch onderzoek vergeleken met historische bronnen. Uit de gegevens kan worden opgemaakt dat de aangetroffen nederzetting hoogstwaarschijnlijk een adellijke nederzetting was, maar er bestaat twijfel over de hoogte van de sociale klasse van de bewoners. Vermoedelijk betrof het hier bewoners van lagere adel. Tevens is het zeer waarschijnlijk dat de tijdens de opgraving aangetroffen nederzetting niet het huis of het slot Harnasch is.Show less
De sfinx te Gizeh, die heden ten dage uitkijkt op Cairo en in alle rust de drie welbekende piramides lijkt te bewaken, heeft vanaf de 4e dynastie tot heden ten dage veel aandacht genoten. In zowel...Show moreDe sfinx te Gizeh, die heden ten dage uitkijkt op Cairo en in alle rust de drie welbekende piramides lijkt te bewaken, heeft vanaf de 4e dynastie tot heden ten dage veel aandacht genoten. In zowel het Faraonisch Egypte als de Grieks-Romeinse periode zijn veel restauraties gedaan aan en bij de sfinx, en zijn zelfs in de loop der jaren structuren en/of teksten toegevoegd bij de temenos van de sfinx. De laatstgenoemde periode is bij de bestudering van de sfinx echter relatief onderbelicht gebleven en zal in deze scriptie dus de meeste aandacht krijgen. De vondsten die zijn gedaan door verscheidene egyptologen en archeologen komen in de verschillende hoofdstukken ter sprake en zullen worden geanalyseerd in de poging een verandering in de perceptie van de sfinx te kunnen constateren vanaf zijn creatie tot aan de Grieks-Romeinse periode. Door het combineren van de verschillende ter beschikking staande bronnen wordt geprobeerd een nieuw perspectief te vormen bij een bekend monument. Welke aanpassingen zijn gedaan aan de sfinx en waar leiden we dat uit af? Wat betekenen deze specifiek aanpassingen of aangebrachte teksten precies? Zegt dit ons wat over de manier waarop de sfinx werd gezien of gewaardeerd door ofwel de lokale bevolking ofwel het koninklijk/keizerlijk huis? Waarom hebben de Grieken en Romeinen zich met een monumentale structuur bemoeid die voor hen vreemd was? Na het kritisch bekijken van vragen als deze aan de hand van het aanwezig archeologisch en historisch materiaal kan geconcludeerd worden dat de sfinx te Gizeh door de jaren heen een zeer belangrijke rol heeft gespeeld in de lokale cultus. Er is daadwerkelijk een lange-termijn verandering te constateren in de perceptie van de sfinx aan de hand van dit geheel aan inscripties en aanpassingen. Hierbij kan wellicht de conclusie getrokken worden dat men vanuit zowel Egyptisch als Grieks-Romeins perspectief te maken heeft met een vorm van erfgoedmanagement.Show less
Nowadays Great Brittain is separated from the European Continent by the North Sea. This, however, hasn’t always been the case. Due to sea-level changes as a result of climatic changes and the...Show moreNowadays Great Brittain is separated from the European Continent by the North Sea. This, however, hasn’t always been the case. Due to sea-level changes as a result of climatic changes and the cyclical repetition of glacials and interglacials the North Sea Basin has repeatedly been exposed to the open-air during the Pleistocene. Numerous finds, recovered by fishermen and dredgers while executing their work, indicate that this glacial plane was inhabited by a wide variety of animal species. It is beginning to become clear, due to the recovery of worked flint material, that early human must have been part of the inhabitants. The importance of the North Sea Basin for archaeological research has repeatedly been stressed. The archaeology in the seabed is threatened by several activities that affect the North Sea bottom. The trawling of fish boats, the construction of oil rigs and offshore windmill parks and the marine aggregate industry all have a huge effect on the seabed, possibly destroying archaeological remains while executed. The actual implementation of archaeological fieldwork as part of these bottom stirring activities is minimal and mainly focused on maritime archaeology. The goal of this thesis is to explore the possibilities for palaeolithic research in the North Sea Basin. It does so by analyzing archaeological research on-land and it’s possibilities for offshore archaeology and by evaluating different projects that have been set up over the last year to improve Paleolithic archaeological research on the North Sea bed over the border. In this way the strengths and weaknesses of the research as it is executed this days can be reviewed. The outcome should lead to new insights and a best-practice for setting up a solid archaeological research strategy before the execution of bottom disturbing activities. Crucial to this research strategy is a multidisciplinary approach in which the potential of all executed steps is explored. Recent research methods can be improved by changing the current focus on the object to a focus on the context of archaeological remains. Paleolithic material is useless without knowledge about the landscape and environment in which it has been used and deposited.Show less
From the second century BC and the second century AD the Xiongnu lived in the region that is now modern Mongolia, Southern Russia and North China. They were a powerful entity that was North of the...Show moreFrom the second century BC and the second century AD the Xiongnu lived in the region that is now modern Mongolia, Southern Russia and North China. They were a powerful entity that was North of the Han empire. The written sources from the Han dynasty show us that the Xiongnu tribe was hierarchically ordered, with the chanyu at the top. The status of the chanyu was hereditary. This made the Xiongnu empire the first and most stable steppe empire that has ever existed. In the graveyards from the Xiongnu there are tombs of several sizes and types. I’ve investigated these differences through by focussing on square tomb and one circular tomb in four case studies with a model to get insight into the spaces were grave goods and animal sacrifices are deposited. In these case studies I explored the similarities and differences between these tombs, that vary in their size. By comparing these tombs I hoped to get insight in the mortuary ritual. I’ve compared the tombs through their size, artefact assemblage and offers that are placed in spaces in the tomb. To get an answer to the assumption that tomb size is a indication for the status of the buried person and if there are other markers that can point to a higher status in society. In the historical sources there are several accounts that a carriage and loads of other items were given to the chanyu and his family by the Han emperor. This indicates that tombs with carriages inside might be attributed to the highest members of society. The results of this study show that the largest tombs have some features that are absent in smaller tombs. These features are a carriage from the Han and animal sacrifices that are placed in a different place than the other tombs. The larger tombs also seem to have more animal sacrifices compared to the smaller ones. Therefore there are more indications for a high status than just the size of the tomb.Show less
In deze scriptie wordt geprobeerd een antwoord te geven op de vraag of de positie van de hond veranderde met de komst van het christendom in de Noordwest-Europese samenlevingen. Aan de hand van...Show moreIn deze scriptie wordt geprobeerd een antwoord te geven op de vraag of de positie van de hond veranderde met de komst van het christendom in de Noordwest-Europese samenlevingen. Aan de hand van onze kennis over de heidense en christelijke religie wordt het vermoeden geuit dat men vóór de kerstening respect en ontzag voor honden had vanwege zijn rol in de Germaanse en Romeinse religie, maar dat dit na de kerstening verdween of zelfs omsloeg naar minachting als gevolg van de negatieve benadering van honden in de Bijbel. Uit historische bronnen blijkt dat er in de Romeinse tijd zowel negatief als positief over honden geschreven werd, net als in de christelijke literatuur. Uit de archeologie blijkt dat honden in de Romeinse tijd onder andere in rituele deposities binnen en buiten nederzettingen werden geplaatst. In de Vroege Middeleeuwen werden ze in reactie op de dreiging van het christendom in grafvelden begraven, waar ze vermoedelijk een rol als verbindend element met de godenwereld hadden. Archeologische resten van honden uit de Hoge en Late Middeleeuwen zijn teruggevonden in nederzettingen en duiden op een grote verscheidenheid in omgangswijzen met honden, variërend van gebruik als voedseldier tot vertroetelde huishond. Tenslotte wordt de conclusie getrokken dat de positie van de hond met de komst van het christendom in Noordwest-Europese samenlevingen op religieus gebied is veranderd, maar dat dit waarschijnlijk geen effect heeft gehad op honden in het dagelijks leven.Show less
The 1980s saw a change in the way people regarded archaeological interpretations. The realization that the public was not very interested in archaeological findings and the growth of heritage...Show moreThe 1980s saw a change in the way people regarded archaeological interpretations. The realization that the public was not very interested in archaeological findings and the growth of heritage tourism, along with a shift in theoretical perspectives, encouraged the development of new presentation methods. The use of narrative interpretations was a part of this change. Narrative interpretations are character-based interpretations that have a plot and take place in a specific setting or around a specific event. However, little research has been done on the response towards different presentation methods. The aim of this research is to find out to what extent problems that have been associated with using interpretative narratives affect the visitor’s experience. These problems are as follows: • The compromise of authenticity; • Inclusion of propaganda in the form of communal autobiographies; • Oversimplification of facts; • Inclusion or exclusion of multiple viewpoints; • “Adventurous” portrayal of archaeologists; • The use of narratives told in the present and referring to the past or narratives about the past referring to the present; • Reaching the audience. In addition, the research aims to evaluate whether interpretative narratives can be used successfully and if the public prefers them to other presentation methods. The data was collected through a survey amongst the visitors to three museums or centres that make use of interpretative narratives: the Provincial Archaeological Museum Ename, Belgium; Jorvik Viking Centre, York, The United Kingdom; and Dublinia, Dublin, Ireland. The results indicate that most of these presumed problems affect the visitors very little. However, they give cause for the reconsideration of how much space should be dedicated to displays about the process of excavation and if the archaeologist is suitable as the main character of the narrative. In general the use of interpretative narratives can be seen as successful. Most visitors prefer this presentation method to information panels. However, the results also suggest that the combination with other methods is desirable.Show less
The origins of conflict and the visibility of conflict in the archaeological and documentary record are the main focus of this research, illustrated by case-studies based on the study of the...Show moreThe origins of conflict and the visibility of conflict in the archaeological and documentary record are the main focus of this research, illustrated by case-studies based on the study of the literature written by the leading experts in the field of conflict archaeology. In the end the thesis should illustrate how conflict archaeology developed, how it has influenced present-day archaeology and which potential it has for the future while providing guidelines, ideas and inspiration for the re-assessment of the current archaeological paradigm regarding conflict archaeology.Show less
Research master thesis | Archaeology (research) (MA/MSc)
open access
The Florentine Codex is used in many studies to provide information on Mesoamerican social life, and as complementing and reaffirming archaeological data. However, the information in the chronicle...Show moreThe Florentine Codex is used in many studies to provide information on Mesoamerican social life, and as complementing and reaffirming archaeological data. However, the information in the chronicle has been filtered through a masculine lens and interpreted by a Spanish friar. To understand the possible influences of Sahagún’s representations of Mesoamerican gender relations, Goodman’s ways of worldmaking (1978) will be applied. This theory provides insights into the processes of knowledge creation which helps us to make sense of the way Mesoamerican culture is presented in the document. The inclusion of a description of early modern Spanish gender roles and ideals reveals, and urges us to rethink, the Spaniard’s and our own conceptual framed assumptions on gender categories. Next to this, additional data is needed to confirm or reject statements made in the Spanish document: colonial native documents will be compared and complemented, as providing insider views, experiences and practices of the ideal described in the Florentine Codex. Furthermore the purpose, application and addressees of the Florentine Codex guided the represented information towards an attempt of creating a new world made out of the ideals from a Western male worldview. Understanding how the new world is created out of the familiar Spanish conceptual frame, and of what this view is composed of, provides insight in how gender roles and man-woman relations are portrayed, identified and categorised and why specific aspects are left out or accentuated. Knowing this, and the realisation of the knowledge in the document, enables us to look more critical and in concrete ways to the document before we typify something as a Mesoamerican gender category.Show less