Het doel van dit huidige onderzoek was om te onderzoeken in hoeverre kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) een afwijking in de visuele integratie laten zien en of dit samenhangt met het...Show moreHet doel van dit huidige onderzoek was om te onderzoeken in hoeverre kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) een afwijking in de visuele integratie laten zien en of dit samenhangt met het dagelijks sociaal functioneren. De onderzoeksgroep bestond uit 23 jongens met een gemiddelde leeftijd van 10.8 jaar met een ASS. De diagnose is bevestigd door de ADI-R. De controlegroep (normale ontwikkeling) bestaat uit 28 jongens met een gemiddelde leeftijd van 10.8. Bij deze groep is een CBCL afgenomen om psychopathologie uit te sluiten. Er zijn verschillende meetinstrumenten afgenomen om de visuele waarneming en het sociaal functioneren in kaart te brengen. Deze zijn onderverdeeld in de volgende domeinen: Visueel ruimtelijke integratie, visuele perceptie, herkennen van globaal of lokaal en detailgerichtheid en sociaal functioneren. Uit de resultaten kwam naar voren dat jongens met een ASS significant meer moeite hebben met de domeinen visueel ruimtelijke integratie en voorkeursstrategie voor globaal of lokaal. Dit betekent dat jongens met een ASS de details die ze waarnemen moeilijker kunnen integreren tot één geheel. Daarnaast hebben jongens met een ASS ook meer moeite met het herkennen van globale stimuli ten opzichte van lokale stimuli. Vervolgens is er een correlatie gevonden tussen de subtest Global en de SRS, wat betekent dat er een verband is tussen de verstoorde visuele waarneming en het sociaal functioneren bij jongens met een ASS. dit betekent dat wanneer jongens met een ASS significant meer moeite hebben met de visuele integratie, zij ook meer moeite hebben met sociaal functioneren in het dagelijks leven.Show less
Achtergrond: De centrale onderzoeksvraag in dit onderzoek is: ‘In hoeverre hebben jeugdigen met een verstandelijke beperking, ADHD en comorbiditeit tussen deze beiden ontwikkelings-stoornissen...Show moreAchtergrond: De centrale onderzoeksvraag in dit onderzoek is: ‘In hoeverre hebben jeugdigen met een verstandelijke beperking, ADHD en comorbiditeit tussen deze beiden ontwikkelings-stoornissen tekorten in adaptieve vaardigheden?’ Onderzocht zijn de verschillen in de adaptieve vaardigheden: omgaan met leeftijdsgenoten, omgaan met volwassenen, gerichtheid op school, werk & toekomst en autonomie & zelfsturing bij jeugdigen (vier tot achttien jaar) zonder stoornis of met een ontwikkelingsstoornis (ADHD, verstandelijke beperking, ADHD en een verstandelijke beperking). Methode: Om de data te verzamelen is gebruik gemaakt van de Sociaal-Emotionele Vragenlijst (SEV) en de vragenlijst voor Algemene Vaardigheden Jeugdigen (AVJ). De gegevens van de SEV zijn gebruikt om de subjecten te verdelen in de vier genoemde groepen. De gegevens van de AVJ zijn gebruikt om de mate van de adaptieve vaardigheden op de vier genoemde schalen te meten. De totale onderzoeksgroep bestaat uit 599 jeugdigen, waarvan 44.6 % meisjes en 55.4 % jongens zijn. De jongste jeugdige is vier jaar en de oudste jeugdige is achttien jaar oud. De gemiddelde leeftijd van de jeugdigen waarvoor een vragenlijst is ingevuld is 11.8 jaar (standaarddeviatie= 3.38). Van de onderzoeksgroep heeft 80 % geen stoornis, 9% ADHD, 7 % een verstandelijke beperking en 4 % heeft zowel ADHD als een verstandelijke beperking. Resultaten: Jeugdigen zonder stoornis (ADHD, verstandelijke beperking, ADHD en een verstandelijke beperking) behalen gemiddeld een hogere score op de vier schalen van de vragenlijst voor Algemene Vaardigheden Jeugdigen (omgaan met leeftijdsgenoten, omgaan met volwassenen, gerichtheid op school, werk & toekomst en autonomie & zelfsturing). Als tweede tonen jeugdigen met ADHD gemiddeld een lagere score op de schaal ‘omgaan met volwassenen’ dan jeugdigen met een verstandelijke beperking. Als derde tonen jeugdigen met een comorbide stoornis (ADHD en een verstandelijke beperking) op de schaal ‘autonomie & zelfsturing’ gemiddeld een lagere score dan jeugdigen met enkel een verstandelijke beperking. Als laatste is er geen invloed van de factoren sekse en leeftijd op de vier schalen van de AVJ aangetoond. Conclusie: Jeugdigen met een ontwikkelingsstoornis (ADHD, verstandelijke beperking of een combinatie van beiden) hebben in vergelijking met jeugdigen zonder stoornis tekorten op de adaptieve vaardigheden: omgaan met leeftijdsgenoten, omgaan met volwassenen, gerichtheid op school, werk & toekomst en autonomie & zelfsturing. Behandeling zal gericht dienen te zijn op het versterken van deze adaptieve vaardigheden en de bijbehorende executieve functies. Om te trachten de jeugdigen te behoeden voor problemen in de omgang met leeftijdsgenoten en volwassenen, schooluitval, criminaliteit, verslavingsproblematiek en een slechte fysieke gezondheid.Show less
Op de vroeg-middeleeuwse vindplaats nabij Oegstgeest, is het botmateriaal van meerdere gedomesticeerde katten (Felis catus) aangetroffen in context met slachtafval van consumptiedieren. De...Show moreOp de vroeg-middeleeuwse vindplaats nabij Oegstgeest, is het botmateriaal van meerdere gedomesticeerde katten (Felis catus) aangetroffen in context met slachtafval van consumptiedieren. De nederzetting was gelegen aan de Oude Rijn, een belangrijke vroeg-middeleeuwse handelsweg. Omdat de grootschalige verspreiding van katten over Noordwest-Europa in verband wordt gebracht met de opkomst van vroeg-middeleeuwse handelsscheepvaart, is in dit onderzoek en connectie gelegd tussen aanwezigheid van katten op de nederzetting en handelsactiviteiten. De volgende vraag stond hier bij centraal: Is de aanwezigheid van katten op een vroeg-middeleeuwse nederzetting een indicatie voor interregionale handelsscheepvaart? Zowel de verspreiding van katten langs vroeg-middeleeuwse handelswegen, als hun economische functie speelde een belangrijke rol bij het beantwoorden van deze vraag. Daarnaast is het botmateriaal van kat bestudeerd dat op de nederzetting is aangetroffen. Op basis van een literatuurstudie en archeologsich bronnenonderzoek kan gesteld worden dat katten zich niet alleen hebben verspreid via vroeg-middeleeuwse handelswegen, waar dat ze ook een economische rol hadden in de Vroege-Middeleeuwen. Omdat de nederzetting van Oegstgeest langs een belangrijke handelsweg lag, is het aannemelijk hier katten via vaarroutes zijn terechtgekomen en mogelijk gewardeerd werden als ongediertebestreiders. Aan de hand van een archeozoölogische analyse van het botmateriaal zijn er tevens verschillende aanwijzingen te noemen voor het onthuiden van katten. Er is echter geen direct bewijs aangetroffen in de vorm van snijsporen, zoals het geval was op de Deense Viking-havenplaats Haithabu. Omdat de indirecte aanwijzingen zijn te vinden in de leeftijdsopbouw en de samenstelling van het materiaal, is het belangrijk om de trefkans te vergroeten van de botten van dit relatief kleine gedomesticeerde dier. Op basis van de materiaalanalyse en literatuurstudie van dit onderzoek kan in elk geval gesteld worden dat de aanwezigheid van kat een indicatie is voor interregionale handelsscheepvaart. Mogelijk is dit een aanmoediging voor verder onderzoek naar botmateriaal van kat in vroegmiddeleeuwse contexten.Show less